Een leven van dienstbaarheid
Op 3 december 1934 werd in huize Van der Heide een meisje geboren met de namen: Willy Margaretha van der Heide. Het is slechts een paar deuren verder van het huis waar Willy de Bruijn nu woont. Ze is het 6e kind in het gezin waar in totaal 9 kinderen werden geboren. Ze vertelt haar eigen verhaal over haar leven en hoe ze in contact is gekomen met de kerk.
Ik heb altijd al geloofd. Mijn vader gaf ons allemaal de vrijheid om te kiezen waar we ons bij wilden aansluiten en ik ging altijd met hem mee naar de zondagsschool van de hervormde kerk. Hier had hij zijn belijdenis gedaan en omdat hij dit niet kon opgeven, is hij nooit lid geworden van onze kerk. Het helpen van anderen kwam voort uit hoe mijn ouders leefden. Iedereen was altijd welkom bij ons thuis. Wij hadden onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog en al op 14-jarige leeftijd hielp ik mee in een gezin met drie kinderen, waar ik ook heb leren koken. Dienstbetoon zat er dus al vroeg in.
Onze buurman was een goede vriend van mijn vader. Hij was lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen maar hij sprak hier nooit over. Hij was bezorgd dat hij hierdoor de vriendschap met mijn vader zou verliezen. Zoals veel leden is deze buurman in 1949 geëmigreerd naar Amerika. Na zijn vertrek vertelden zijn dochter en schoonzoon wel over het herstelde evangelie en mijn vader en ik gingen met hen mee naar de kerk aan de Havenstraat in Hilversum. Daarna verhuisde de kerk naar een oud gebouw in de Violenstraat en dit hebben we gezamenlijk met de broeders en zusters opgeknapt. Hier waren nog kachels waar we soms op zondagochtend omheen zaten om warm te blijven. Veel leden vertrokken in die tijd naar Amerika, dus de gemeente werd kleiner en de zendelingen dienden als gemeentepresident. Op maandagavond kwamen de zendelingen bij mijn ouders eten. Na jaren mocht ik voor het eerst mee naar Rotterdam, omdat president David O. McKay in 1951 naar Nederland kwam. Hij was de eerste profeet waar ik een hand van kreeg. Ik wilde graag gedoopt worden, maar mijn ouders moesten toestemming geven omdat ik nog geen 21 jaar was. Op 27 maart 1955 ben ik in een zwembad in Utrecht door een neef van voormalig zendingspresident Jack van Rij gedoopt.
Na mijn doop heb ik Jan leren kennen en hij werd in 1956 gedoopt. In het jaar daarna zijn wij getrouwd en in 1965 verzegeld in de tempel in Zollikofen, Zwitserland. We kregen 3 dochters en we hebben veel mogen werken voor de opbouw van de kerk. Jan werd president van het district Utrecht/Noord-Holland en als gezin gingen wij altijd op zondag met hem mee. Vaak om 7 uur ’s ochtends van huis om op tijd te zijn voor de priesterschapsvergadering en in de middag weer naar de avondmaalsdienst van 17:00 uur. Zo gingen wij elke zondag vele plaatsen langs, zoals Den Bosch, Zeist, Hilversum en Utrecht.
Ik heb als vrijwilligster gewerkt bij het Rode Kruis. Nadat ik veel cursussen had gevolgd, bestond mijn werk uit stervensbegeleiding, zieke mensen tijdens vakantieprojecten verzorgen, helpen bij de Paralympics in Arnhem, meedoen aan diverse wedstrijden en helpen bij de watersnoodramp bij Tiel in 1995. Altijd als we onderweg een ongeluk zagen, stapte ik uit om te helpen. Ook heb ik diverse jaren gewerkt bij de kringloopwinkel van Emmaüs in Bilthoven. Jan ging vroeg met pensioen en is hier als vrijwilliger (chauffeur) begonnen en ik hielp in de winkel. Jan en ik deden altijd alles samen en ik kreeg alle vrijheid om te doen wat ik fijn vond. Ik heb mijn beide ouders kunnen verzorgen, totdat ze overleden. Kort daarna werden wij op zending geroepen in de Frankfurttempel, waar Jan als verzegelaar mocht werken. Toen de Den Haagtempel in 2002 was ingewijd, werkten we hier elke week als tempelwerker. We vonden het ook fijn om onze gemeente Hilversum te ondersteunen door op huisbezoek te gaan, zieken te bezoeken en gezinnen te ondersteunen.
Nu ik alleen ben, valt het niet altijd mee. Ik mis het heel erg dat nu de tempel gesloten is ik daar niet naar toe kan gaan, want de tempel is mijn tweede huis. Ook mis ik het om naar de kerk te kunnen gaan, maar ik ben dankbaar voor mijn getuigenis. Ik weet dat mijn Verlosser leeft. Wij kunnen altijd tot Hem komen met ons verdriet, onze zorgen, ziekten en vreugde. ‘Met gevouwen handen kun je vertrouwen.’
Tot op de dag van vandaag bakt zuster De Bruijn van alles voor iedereen. Haar cakes zijn tot in de verre omtrek bekend. Ze is ook op haar hoge leeftijd altijd attent in het bellen naar ouderen, of een kaartje sturen naar iemand die het nodig heeft. Haar leven staat in dienst van werken met haar handen en anderen (onder)steunen.