Hoofdstuk 18
Hoed u voor hoogmoed
‘Hoogmoed is de universele zonde, de grote ondeugd. Het tegengif voor hoogmoed is nederigheid.’
Uit het leven van Ezra Taft Benson
In zijn eerste conferentietoespraak als president van de kerk zette president Ezra Taft Benson de verschillen tussen hoogmoed en nederigheid uiteen:
‘Hoogmoed kijkt niet op naar God en bekommert zich niet om het goede, maar wendt zich tot de mens en betwist de waarheid. […]
‘Hoogmoed wordt gekenmerkt door: “Wat wil ik in mijn leven bereiken?” In plaats van: “Wat wil God dat ik met mijn leven doe?” Het is onze wil tegenover die van God. Het is de vrees voor mensen boven de vrees voor God.
‘Nederigheid geeft gehoor aan Gods wil — aan de vrees voor zijn oordelen en aan de behoeften van onze medemens. Bij de hoogmoedigen klinkt het applaus van de wereld in hun oren; bij de nederigen verwarmt het applaus van de hemel hun hart.’1
Die leringen waren bekend voor de mannen die met president Benson in het Quorum der Twaalf Apostelen hadden samengewerkt. Zij wisten dat hij zich als president van hun quorum nooit druk maakte om zijn eigen opvattingen — hij wilde alleen de wil van God leren kennen en volgen. President Boyd K. Packer, die later zelf als president van het Quorum der Twaalf werkzaam was, deed de wijze waarop president Bensons besprekingen in quorumvergaderingen aanpakte uit de doeken: ‘Je kon het oneens zijn met president Benson zonder je zorgen te hoeven maken dat hij dat persoonlijk opvatte. We bespraken zaken vrijuit zonder ons zorgen te maken over wat zijn standpunt was.’2 Ouderling Russell M. Nelson, die twee jaar lang onder president Bensons leiding in het Quorum der Twaalf werkzaam was, heeft gezegd: ‘Bij elke overweging, zelfs als hij er anders over dacht, beoordeelde president Benson een situatie naar slechts één maatstaf: wat is het beste voor het koninkrijk? Als dat inhield dat iets anders moest gaan dan hij dat zou doen, dan was dat maar zo. Hij wilde alleen wat het beste voor het koninkrijk was.’3
Als bewindspersoon was president Benson net zo gedreven om te doen wat het beste was voor het koninkrijk van God. Toen hij als minister van landbouw van de Verenigde Staten werkzaam was, kreeg hij veel ‘applaus van de wereld’4, alsook een flinke dosis harde kritiek. Hij liet zich door beide niet van de wijs brengen. Hij ging liever uit van de woorden die hij regelmatig van zijn vrouw, Flora, te horen kreeg: ‘Maak je geen zorgen om wat de wereld van je vindt, zolang je maar oprecht bent voor de Heer.’5 Tevreden met het stille ‘applaus van de hemel’6, streefde hij er altijd naar gehoor aan Gods wil te geven.
Leringen van Ezra Taft Benson
1
De Heer heeft ons gewaarschuwd om ons te hoeden voor hoogmoed.
In de Leer en Verbonden staat dat het Boek van Mormon ‘een kroniek bevat van een gevallen volk’. (LV 20:9.) Waarom vielen zij? Dat is een van de voornaamste boodschappen van het Boek van Mormon. Mormon geeft in een van de laatste hoofdstukken van het boek het antwoord op die vraag: ‘Zie, de hoogmoed van deze natie, ofwel het volk der Nephieten, zal blijken hun vernietiging te zijn.’ (Moroni 8:27.) En verder, voor het geval we in het Boek van Mormon zouden voorbijgaan aan die ernstige boodschap van een gevallen volk, waarschuwt de Heer ons in de Leer en Verbonden: ‘Hoedt u voor hoogmoed, opdat gij niet wordt zoals de Nephieten vanouds.’ (LV 38:39.)
Ik bid om de steun van uw geloof en gebeden terwijl ik ernaar streef licht te verschaffen over deze boodschap uit het Boek van Mormon: de zonde van hoogmoed. Deze boodschap drukt al enige tijd zwaar op mijn ziel. Ik weet dat het de wil van de Heer is dat ik daar nu over spreek.
In de grote raadsvergadering in het voorsterfelijk bestaan werd Lucifer, een ‘zoon des dageraads’, door hoogmoed geveld. (2 Nephi 24:12–15; zie ook LV 76:25–27; Mozes 4:3.) Aan het einde van deze wereld, wanneer God de aarde met vuur zal reinigen, zullen de hoogmoedigen als stoppels worden verbrand en zullen de zachtmoedigen de aarde beërven. (Zie 3 Nephi 12:5; 25:1; LV 29:9; GJS 1:37; Maleachi 4:1.)
Drie keer in de Leer en Verbonden gebruikt de Heer de zinsnede ‘hoed[t] u voor hoogmoed’, waaronder een waarschuwing aan de tweede ouderling van de kerk, Oliver Cowdery, en aan Emma Smith, de vrouw van de profeet. (LV 23:1; zie ook 25:14; 38:39.)7
2
Bij hoogmoed staat vijandschap tegen God en tegen onze medemens centraal.
Hoogmoed is een zonde die heel verkeerd begrepen wordt, waardoor velen in onwetendheid zondigen. (Zie Mosiah 3:11; 3 Nephi 6:18.) In de Schriften bestaat gerechtvaardigde trots niet. Trots, of hoogmoed, wordt altijd als zonde beschouwd. Wij moeten dus, ongeacht hoe de wereld het woord ziet, gaan begrijpen hoe God dat woord gebruikt om de taal van de heilige Schrift te kunnen begrijpen en er ons voordeel mee te doen. (Zie 2 Nephi 4:15; Mosiah 1:3–7; Alma 5:61.)
De meesten van ons beschouwen hoogmoed als een vorm van egoïsme, verwaandheid, eigendunk, aanmatiging of hooghartigheid. Dat zijn inderdaad allemaal bestanddelen van deze zonde, maar de kern ontbreekt nog steeds.
Bij hoogmoed staat vijandschap centraal — vijandschap tegen God en vijandschap tegen onze medemens. Vijandschap betekent haat, afkeer, verzet. Het is de macht waarmee Satan over ons wil heersen.
Hoogmoed is concurrerend van aard. Wij stellen onze wil tegenover die van God. Als wij ons hoogmoedig tegen God opstellen, is dat in de geest van ‘mijn wil en niet de uwe geschiede’. Zoals Paulus zei, ‘zoeken zij hun eigen belang, niet de zaak van Christus Jezus’ (Filippenzen 2:21).
Wanneer wij onze wil belangrijker achten dan Gods wil, kunnen verlangens, lusten en hartstochten ongeremd voortwoekeren. (Zie Alma 38:12; 3 Nephi 12:30.)
De hoogmoedigen kunnen Gods gezag en leiding niet in hun leven accepteren. (Zie Helaman 12:6.) Zij stellen hun voorstelling van de waarheid tegenover Gods grote kennis, hun vermogens tegenover Gods priesterschapsmacht, hun prestaties tegenover zijn machtige werken.
Onze vijandschap tegen God neemt vele verschillende vormen aan, zoals opstandigheid, verstoktheid van hart, halsstarrigheid, onboetvaardigheid, opgeblazenheid, lichtgeraaktheid en het vragen om tekenen. De hoogmoedigen willen dat God het met hen eens is. Zij voelen er niets voor hun inzichten te veranderen om ze te laten stroken met die van God.
Nog een belangrijk onderdeel van deze zeer veel voorkomende zonde is vijandigheid tegen onze medemensen. Wij zijn dagelijks in de verleiding om onszelf boven anderen te verheffen en hen te kleineren. (Zie Helaman 6:17; LV 58:41.)
De hoogmoedigen maken van iedere medemens een tegenstander door hun intellect, meningen, werken, rijkdom, talenten of welke andere wereldse maatstaf dan ook, tegen anderen af te zetten. C. S. Lewis heeft gezegd: ‘Hoogmoed schept er geen genoegen in iets te hebben, maar alleen in het méér hebben dan de ander. […] Het is de vergelijking die de mens hoogmoedig maakt: het genoegen om boven de rest uit te steken. Neem het concurrentie-element weg, en er is geen hoogmoed meer.’ (Mere Christianity, New York: Macmillan, 1952, pp. 109–110.)
In de grote raadsvergadering in het voorsterfelijk bestaan poneerde Lucifer zijn voorstel in strijd met het plan van de Vader zoals dat door Jezus Christus werd voorgesteld. (Zie Mozes 4:1–3.) Hij wilde boven alle anderen geëerd worden. (Zie 2 Nephi 24:13.) Kortom, het was zijn hoogmoedige verlangen God te onttronen. (Zie LV 29:36; 76:28.)
De Schriften staan vol bewijzen van de ernstige gevolgen voor de mens, groepen mensen, steden en volken van de zonde die hoogmoed heet. ‘Hovaardij gaat vooraf aan het verderf, en hoogmoed komt voor de val.’ (Spreuken 16:18.) De Nephitische natie en de stad Sodom gingen erdoor ten onder. (Zie Moroni 8:27; Ezechiël 16:49–50.)8
3
De hoogmoedigen vrezen het oordeel van de mens meer dan het oordeel van God.
Christus werd wegens de hoogmoed van de mensen gekruisigd. De Farizeeën waren zo verbolgen omdat Jezus beweerde de Zoon van God te zijn, hetgeen hun positie bedreigde, dat zij zijn dood beraamden. (Zie Johannes 11:53.)
Saul werd een vijand van David ten gevolge van hoogmoed. Hij was jaloers omdat de menigte vrouwen van Israël zongen: ‘Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden.’ (1 Samuël 18:6–8.)
De hoogmoedigen vrezen het oordeel van de mens meer dan het oordeel van God. (Zie LV 3:6–7; 30:1–2; 60:2.) ‘Wat zullen de mensen van mij denken?’ weegt voor hen zwaarder dan ‘Wat zal God van mij denken?’
Koning Noach stond op het punt de profeet Abinadi los te laten, maar doordat zijn goddeloze priesters zijn hoogmoed prikkelden, moest Abinadi het met de vuurdood bekopen. (Zie Mosiah 17:11–12.) Herodes betreurde het verzoek van zijn vrouw om Johannes de Doper te onthoofden. Maar zijn hoogmoedige verlangen om zijn gezicht niet te verliezen ten opzichte van ‘hen die mede aanlagen’, kostte Johannes zijn leven. (Matteüs 14:9; zie ook Marcus 6:26.)
Vrees voor het oordeel van de mens komt tot uiting in het streven naar andermans goedkeuring. De hoogmoedigen zijn ‘gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God’. (Johannes 12:42–43.) De zonde schuilt in onze beweegredenen om iets te doen. Jezus heeft gezegd: ‘Ik doe altijd wat [God] behaagt.’ (Johannes 8:29.) Zouden wij er niet goed aan doen ons te laten bewegen door het behagen van God in plaats van ons te willen verheffen boven onze broeder en een ander de loef af te steken?
Sommige hoogmoedigen interesseert het niet zozeer of zij voldoende verdienen om in hun behoeften te voorzien, waar het hen om gaat, is méér te verdienen dan een ander. Hun beloning is om boven anderen uit te steken. Dat is de vijandschap die veroorzaakt wordt door hoogmoed.
Wanneer hoogmoed ons hart in bezit heeft genomen, verliezen wij onze onafhankelijkheid van de wereld en knechten wij ons aan het oordeel van mensen. De wereld roept luider dan de influisteringen van de Heilige Geest. De redeneringen van de mens schuiven de openbaringen van God terzijde, en de hoogmoedigen laten de roede van ijzer los. (Zie 1 Nephi 8:19–28; 11:25; 15:23–24.)9
4
Hoogmoed manifesteert zich op vele manieren.
Hoogmoed is een zonde die we meteen bij anderen herkennen, maar die we zelden in onszelf erkennen. De meesten van ons beschouwen hoogmoed als een zonde van de elite, zoals de welgestelden en de geleerden die neerkijken op de rest van de mensheid. (Zie 2 Nephi 9:42.) Er bestaat echter een kwaal die veel vaker onder ons voorkomt — hoogmoed van onderen af naar boven toe. Die manifesteert zich op legio manieren, zoals vitten, roddelen, kritiseren, morren, de tering niet naar de nering willen zetten, afgunstig zijn, begeren, het onthouden van dankbaarheid en lof die een ander zouden kunnen opbeuren, niet willen vergeven en jaloers zijn.
Ongehoorzaamheid is in wezen een hoogmoedige machtsstrijd tegen iemand die een gezagspositie ten opzichte van ons bekleedt. Dat kan een ouder, een priesterschapsleider, een leerkracht of uiteindelijk God zijn. Een hoogmoedig mens haat het feit dat er iemand boven hem staat. Hij is van mening dat zijn positie daardoor verlaagd wordt.
Zelfzucht is een van de veel voorkomende facetten van hoogmoed. ‘Welke uitwerking alles op mij heeft’ is het enige wat belangrijk is — met als gevolg eigendunk, zelfmedelijden, wereldse zelfvervulling, zelfvoldoening, en uit zijn op eigen voordeel.
Hoogmoed voert tot geheime verenigingen die in het leven worden geroepen om macht, gewin en de lof van de wereld te verkrijgen. (Zie Helaman 7:5; Ether 8:9, 16, 22–23; Mozes 5:31.) Deze uitwas van de zonde die hoogmoed heet, namelijk geheime verenigingen, heeft zowel de Jareditische als de Nephitische beschaving onderuit gehaald en heeft de val van menig volk veroorzaakt, of zal dat nog doen. (Zie Ether 8:18–25.)
Nog een facet van hoogmoed is twist. Woordenwisselingen, ruzies, onrechtvaardige heerschappij, generatiekloven, echtscheidingen, mishandeling, relletjes en alle onlusten horen in deze categorie van de hoogmoed thuis.
Ruzie in ons gezin verjaagt de Geest van de Heer. Het verjaagt ook veel van onze gezinsleden. Twist varieert van een onvriendelijk woord tot wereldwijde conflicten. In de Schriften staat: ‘Door overmoed ontstaat slechts twist.’ (Spreuken 13:10; zie ook Spreuken 28:25.)
De Schriften getuigen dat de hoogmoedigen snel gekrenkt en rancuneus zijn. (Zie 1 Nephi 16:1–3.) Zij weerhouden hun vergeving om een ander bij hen in het krijt te laten staan en om hun gekrenkte gevoelens te rechtvaardigen.
De hoogmoedigen laten zich niet gemakkelijk adviseren of verbeteren. (Zie Spreuken 15:10; Amos 5:10.) Zij nemen een defensieve houding aan om hun zwakheden en mislukkingen te rechtvaardigen en goed te praten. (Zie Matteüs 3:9; Johannes 6:30–59.)
De hoogmoedigen hebben de wereld nodig om hun te vertellen of ze al dan niet van waarde zijn. Hun eigenwaarde wordt bepaald door de plaats die anderen hun op de ladder van het wereldse succes toekennen. Zij voelen zich waardevol als persoon als het aantal mensen onder hen qua prestatie, talent, schoonheid of intellect maar groot genoeg is. Hoogmoed is afstotelijk. Hoogmoed beweert: ‘Als jij slaagt, ben ik een mislukkeling.’
Als we God liefhebben, zijn wil doen en zijn oordeel meer vrezen dan dat van mensen, zullen we een positief zelfbeeld hebben.10
5
Hoogmoed beperkt of verhindert onze vooruitgang.
Hoogmoed is een vernietigende zonde omdat zij de vooruitgang beperkt of verhindert. (Zie Alma 12:10–11.) De hoogmoedigen zijn niet onderwijsbaar. (Zie 1 Nephi 15:3, 7–11.) Zij zijn niet bereid van mening te veranderen en waarheid te aanvaarden, omdat dit zou betekenen dat zij het aanvankelijk bij het verkeerde eind hadden.
Hoogmoed heeft een nadelige uitwerking op al onze betrekkingen — onze betrekkingen met God en zijn dienstknechten, de betrekking tussen man en vrouw, tussen ouder en kind, tussen werkgever en werknemer, tussen leerkracht en leerling, tussen ons en de gehele mensheid. De mate van onze hoogmoed bepaalt hoe wij onze God en onze broeders en zusters behandelen. Christus wil ons verheffen tot waar Hij is. Willen wij hetzelfde doen voor anderen?
Hoogmoed vermindert ons besef dat wij allen kinderen van God en broeders en zusters van elkaar zijn. Hoogmoed deelt ons naar ‘standsverschil’ in, volgens onze ‘rijkdommen’ en onze ‘gelegenheid kennis op te doen’. (3 Nephi 6:12.) Eensgezindheid is onmogelijk voor hoogmoedige mensen, en tenzij wij één zijn, zijn wij niet van de Heer. (Zie Mosiah 18:21; LV 38:27; 105:2–4; Mozes 7:18.)
Denk eens goed na over wat hoogmoed ons in het verleden heeft gekost, en wat het ons nu kost in ons eigen leven, in ons gezin en in de kerk.
Denk eens na over de bekering die plaats zou kunnen vinden waardoor levens veranderd, huwelijken behouden en gezinnen versterkt zouden worden als de hoogmoed ons er niet van weerhield onze zonden te belijden en te verzaken. (Zie LV 58:43.)
Denk eens aan de velen die minderactief zijn omdat zij zich beledigd voelen en hun hoogmoed hen niet toelaat om te vergeven of aan het avondmaal deel te nemen.
Denk eens aan de tienduizenden jongemannen en echtparen die op zending zouden kunnen gaan, ware het niet dat de hoogmoed hen ervan weerhoudt hun hart aan God over te geven. (Zie Alma 10:6; Helaman 3:34–35.)
Denk er eens aan hoe het tempelwerk zou toenemen als de tijd die aan dit goddelijk dienstbetoon werd besteed belangrijker was dan de vele hoogmoedige activiteiten die om onze tijd wedijveren.11
6
Het tegengif voor hoogmoed is nederigheid.
Wij hebben allemaal op verschillende momenten en in verschillende mate met hoogmoed te maken. Nu kunt u begrijpen waarom het gebouw in de droom van Lehi, dat de hoogmoed van de wereld voorstelde, groot en ruim was en waarom de menigte die er binnenging groot was. (Zie 1 Nephi 8:26, 33; 11:35–36.)
Hoogmoed is de universele zonde, de grote ondeugd. Ja, hoogmoed is daadwerkelijk de universele zonde, de grote ondeugd.
Het tegengif voor hoogmoed is nederigheid — ootmoed, onderworpenheid. (Zie Alma 7:23.) Het is het gebroken hart en de verslagen geest. (Zie 3 Nephi 9:20; 12:19; LV 20:37; 59:8; Psalmen 34:18; Jesaja 57:15; 66:2.) Zoals Rudyard Kipling het zo treffend verwoordde:
Het tumult en de kreten vergaan;
Kapiteins en koningen kijken verward.
Maar uw aloude offer blijft bestaan:
Een nederig en gebroken hart.
Here God der heerscharen, wil bij ons zijn,
Opdat wij niet vergeten — opdat wij niet vergeten. […]
God zal een nederig volk hebben. Wij hebben de keus: uit onszelf nederig zijn of ertoe gedrongen worden. Alma zei: ‘Gezegend zijn zij die zich verootmoedigen zonder te worden gedrongen ootmoedig te zijn.’ (Alma 32:16.)
Laten wij ervoor kiezen nederig te zijn.
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door onze vijandschap tegen onze broeders en zusters te overwinnen, door hen evenzeer te achten als onszelf en door hen te verheffen tot hetzelfde of zelfs een hoger niveau dan het onze. (Zie LV 38:24; 81:5; 84:106.)
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door raad en kastijding aan te nemen. (Zie Jakob 4:10; Helaman 15:3; LV 63:55; 101:4–5; 108:1; 124:61, 84; 136:31; Spreuken 9:8.)
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door vergeving te schenken aan wie ons gekrenkt hebben. (Zie 3 Nephi 13:11, 14; LV 64:10.)
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door onbaatzuchtig te dienen. (Zie Mosiah 2:16–17.)
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door op zending te gaan en het woord te verkondigen dat anderen ertoe kan brengen zich te verootmoedigen. (Zie Alma 4:19; 31:5; 48:20.)
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door vaker naar de tempel te gaan.
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door onze zonden te belijden en te verzaken en uit God geboren te worden. (Zie LV 58:43; Mosiah 27:25–26; Alma 5:7–14, 49.)
Wij kunnen ervoor kiezen ons te verootmoedigen door God lief te hebben, onze wil ondergeschikt te maken aan de zijne en Hem op de eerste plaats te stellen in ons leven. (Zie 3 Nephi 11:11; 13:33; Moroni 10:32.)
Laten wij ervoor kiezen nederig te zijn. Wij kunnen het. Ik weet dat we het kunnen.
Geliefde broeders en zusters, we moeten ons voorbereiden om Zion te verlossen. Het was in wezen de zonde van hoogmoed die ons belette Zion te vestigen in de tijd van de profeet Joseph Smith. Het was diezelfde zonde van hoogmoed die een eind maakte aan de toewijding onder de Nephieten. (Zie 4 Nephi 1:24–25.)
Hoogmoed is het grote struikelblok voor Zion. Ik herhaal: hoogmoed is daadwerkelijk het grote struikelblok voor Zion.
Wij moeten het vat van binnen reinigen door hoogmoed te overwinnen. (Zie Alma 6:2–4; Matteüs 23:25–26.)
We moeten ons overgeven ‘aan de ingevingen van de Heilige Geest’, de hoogmoedige ‘natuurlijke mens’ afleggen, ‘een heilige word[en] door de verzoening van Christus, de Heer’, en worden ‘als een kind: onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig.’ (Mosiah 3:19; zie ook Alma 13:28.)
Het is mijn vurige gebed dat we dat mogen doen en voort zullen gaan om onze goddelijke bestemming te verwezenlijken.12
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
President Benson wijst erop dat hoogmoed tot de vernietiging van het Nephitische volk heeft geleid (zie paragraaf 1.) Waarom denkt u dat hoogmoed zo’n vernietigende uitwerking heeft?
-
In welke opzichten kunnen mensen ‘[hun] wil tegenover die van God’ stellen? (Zie paragraaf 2.) Welke zegeningen vloeien ons zoal toe wanneer we Gods wil volgen?
-
Waarom weegt voor ons ‘Wat zullen de mensen van mij denken?’ soms zwaarder dan ‘Wat zal God van mij denken?’ (Zie paragraaf 3.) Hoe verandert ons leven wanneer ons grootste verlangen is God te behagen?
-
Neem de manifestaties van hoogmoed in paragraaf 4 door. Hoe kunnen we die manifestaties van hoogmoed in ons leven mijden?
-
President Benson zegt: ‘Hoogmoed heeft een nadelige uitwerking op al onze betrekkingen’ — met God en met anderen (paragraaf 5). Waarom is dat zo? In welke opzichten worden onze betrekkingen beter wanneer we nederig zijn?
-
In paragraaf 6 noemt president Benson manieren waarop we ervoor kunnen kiezen ons te verootmoedigen. Waarom is het beter om uit eigen keuze ootmoedig te zijn dan ertoe te worden gedrongen?
Relevante Schriftteksten
Matteüs 23:12; Lucas 18:9–14; Jakobus 4:6; Alma 5:27–28; LV 112:10; 121:34–40
Studietip
Om de woorden van een profeet op uzelf van toepassing te maken, is het nuttig om na te gaan wat zijn leringen voor u betekenen. (Zie Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], pp. 174–175.) Vraag u af hoe die leringen u bij uw zorgen, vragen en moeilijkheden in uw leven van pas kunnen komen.