Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 2: Bid altijd


Hoofdstuk 2

Bid altijd

‘Ik wil iedereen […] nederig aansporen om door middel van het gebed nauw contact met onze Vader in de hemel te houden.’

Uit het leven van Ezra Taft Benson

‘Mijn hele leven heb ik de raad om op het gebed te vertrouwen hoger ingeschat dan elk ander advies dat ik heb gekregen’, heeft president Ezra Taft Benson gezegd. ‘Het is een wezenlijk deel van mij geworden — een anker, een constante bron van kracht, en de basis voor mijn kennis van goddelijke zaken.

‘“Onthoud dat je, wat je ook doet of waar je ook bent, nooit alleen bent”, zei mijn vader altijd toen ik jong was. “Onze hemelse Vader is altijd dichtbij. Je kunt zijn hulp altijd inroepen door tot Hem te bidden.” Ik heb gemerkt dat die raad waar is. God zij dank dat we die onzichtbare macht kunnen aanspreken, zonder welke geen mens zijn best kan doen.’1

President Benson volgde die raad in alle aspecten van zijn leven op. Toen hij tot minister van landbouw van de Verenigde Staten was benoemd, koos hij ‘gebedsvol en zorgvuldig’ een groep mensen om met hem samen te werken, waarbij hij ‘God vroeg om [hem] een geest van onderscheid te schenken’.2 In hun eerste vergadering vroeg hij ‘of iemand er bezwaar tegen had dat hun vergaderingen met een gebed werden geopend’. Niemand had bezwaar. En zo begon een gewoonte die [hij] acht jaar lang voortzette. Hij nodigde alle stafleden beurtelings uit om het openingsgebed uit te spreken.’3 Zijn collega’s zijn die gewoonte op prijs gaan stellen, hoewel sommigen er aanvankelijk wat onwennig tegenover stonden. Iemand uit zijn staf gaf later toe dat sommigen sinds hun kindertijd niet meer hardop gebeden hadden. ‘We zochten al hakkelend naar woorden’, zei hij. ‘Maar de Baas [president Benson] deed net alsof hij dat niet hoorde. En na een paar pogingen ging het iedereen goed af. Heeft het geholpen? Nou, ik zou zeggen dat als je een vergadering op die manier begint, mensen zich niet op hun mening laten voorstaan. Je komt vrij snel tot overeenstemming over wat in een bepaalde situatie de beste aanpak zou moeten zijn.’4

President Bensons broeders in het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen hadden ook baat bij zijn manier van bidden. President Gordon B. Hinckley, die als eerste raadgever van president Benson in het Eerste Presidium werkzaam is geweest, heeft daarover gezegd:

‘Ik heb samen met hem geknield en heb hem horen bidden.

‘Zijn gebeden waren altijd interessant. Vrijwel zonder uitzondering bestonden ze uit dankzeggingen. Hij vroeg om heel weinig. Hij uitte zijn dankbaarheid voor heel veel.

‘Hij dankte de Heer voor het leven, voor het gezin, voor het evangelie, voor geloof, voor zonlicht en regen, de overvloedige schoonheid van de natuur en de vrijheidslievende drang van de mens. Hij dankte de Heer voor vrienden en collega’s. Hij uitte zijn liefde voor de Heiland en dankbaarheid voor zijn zoenoffer. Hij dankte de Heer voor de gelegenheid om de mensen te dienen.’5

Bij president Benson en zijn vrouw, Flora, thuis had iedereen de vaste gewoonte om te bidden, zowel individueel als samen. Hun zoon Mark heeft opgemerkt: ‘Wanneer pa in gebed neerknielde, raffelde hij het niet af. Zijn woorden waren vol betekenis. Het was luid en duidelijk dat hij met onze Vader in de hemel sprak.’6 President en zuster Benson leerden hun kinderen om leiding en kracht te bidden en ook voor elkaar te bidden. Een vriendin van de familie was eens getuige van de invloed van die lessen toen ze een bijeenkomst van de algemene conferentie met de Bensons bijwoonde. Ze schreef:

‘Op een dag in april […] ontdekte ik een van de krachtbronnen van een algemeen autoriteit.

‘Ik zat bij de zes kinderen van ouderling Ezra Taft Benson. Een van hen was mijn kamergenoot op de universiteit. Mijn interesse nam toe toen president [David O.] McKay opstond en de volgende spreker aankondigde. Ik keek vol ontzag toen ouderling Benson, die ik nog niet ontmoet had, naar de microfoon liep. Hij was lang, ruim 1,85 meter. Hij […] was internationaal bekend als de minister van landbouw van de Verenigde Staten, en hij was een bijzondere getuige van Jezus Christus. Hij leek rustig en zelfverzekerd, iemand die toehoorders over de hele wereld had toegesproken. Plotseling voelde ik een hand op mijn arm. Een meisje boog zich naar me toe en fluisterde dringend: “Bid voor papa.”

‘Enigszins geschrokken dacht ik: die boodschap wordt aan iedereen op deze rij doorgegeven, en dat moet ik ook doen. Zal ik zeggen: “Bid voor ouderling Benson”? Zal ik zeggen: “Je moet voor je vader bidden”? Maar omdat ik voelde dat ik meteen moest handelen, boog ik me naar de volgende persoon toe en fluisterde eenvoudigweg: “Bid voor papa.”

‘Ik keek hoe de boodschap fluisterend werd doorgegeven tot waar zuster Benson zat. Zij had haar hoofd al gebogen. […]

‘In de loop der jaren heb ik veel algemene conferenties meegemaakt, en iedere keer dat ik president Benson zag opstaan om te spreken, dacht ik: zijn kinderen, die over het land verspreid zijn, bidden nu gezamenlijk voor hun vader.’7

A woman from Nepal kneeling by her bed.  Scriptures are lying on the bed in front of her as she prays.

‘Als we in heiligheid willen toenemen — in genade bij God willen toenemen — kan niets de plek van gebed innemen.’

Leringen van Ezra Taft Benson

1

Jezus Christus heeft ons geleerd dat we altijd moeten bidden.

Tijdens zijn aardse bediening leerde Jezus ons een modelgebed:

‘Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd;

‘uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op aarde.

‘Geef ons heden ons dagelijks brood;

‘en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

‘en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.’ (Matteüs 6:9–13.)

Hij heeft ook gezegd dat wij ‘altijd [moeten] bidden en niet verslappen’. (Lucas 18:1.)

‘Waakt en bidt,’ zei Hij, ‘dat gij niet in verzoeking komt.’ (Matteüs 26:41.)

In deze bedeling heeft Hij ons aangespoord: ‘Bidt altijd, opdat die boze geen macht in u zal hebben, en u niet uit uw plaats zal verwijderen.’ (LV 93:49.)

De Heiland verklaarde aan Joseph Smith: ‘In niets geeft de mens God aanstoot, ofwel tegen niemand is zijn verbolgenheid ontbrand, dan alleen tegen hen die niet in alle dingen zijn hand belijden en zijn geboden niet gehoorzamen.’ (LV 59:21.)

Wij hebben deze instructie van onze herrezen Heer toen Hij onder het Nephitische volk op [het] westelijke halfrond diende: ‘Gij moet altijd waken en bidden, opdat gij niet door de duivel wordt verzocht en gevankelijk door hem wordt weggevoerd. […]

‘Gij moet altijd waken en bidden, opdat gij niet in verzoeking valt; want Satan begeert u te bezitten om u als tarwe te ziften.

‘Daarom moet gij altijd tot de Vader bidden in mijn naam;

‘en wat gij de Vader ook in mijn naam vraagt dat goed is, en gelovende dat gij zult ontvangen, zie, het zal u gegeven worden.’ (3 Nephi 18:15, 18–20.)8

Als we in heiligheid willen toenemen — in genade bij God willen toenemen — kan niets de plek van gebed innemen. Ik vraag u dan ook met klem om het gebed — dagelijks gebed, persoonlijk gebed — een belangrijke plaats in uw leven te geven. Laat geen dag voorbijgaan zonder gebed. Communicatie met de Almachtige is een bron van kracht, inspiratie en verlichting in de geschiedenis van de wereld geweest voor mensen die de toekomst van personen en landen ten goede hebben vormgegeven.9

2

Gezinnen waarin men samen bidt, worden gezegend met een sterkere liefdesband en hemelse vrede.

De Heer geeft aan dat het de taak van ouders is om hun kinderen te leren bidden [zie LV 68:28]. Dat betekent niet alleen persoonlijk, stil gebed. Dat betekent zeker ook door voorbeeld onderwijzen door gezinsgebeden uit te spreken. Wij hebben dringend behoefte aan de heiligende invloed van toewijding thuis — bidden met het gezin.10

We moeten als gezin ’s ochtends en ’s avonds samen bidden. Een paar extra woorden bij het maaltijdgebed, wat bij sommigen gemeengoed lijkt te worden, is niet genoeg. We moeten op onze knieën in gebed gaan en onze dank uitspreken.11

Het gebed is altijd het anker voor kracht en een bron voor leiding in onze gezinsactiviteiten geweest en dat blijft zo. Ik kan me nog herinneren dat ik vroeger naast het bed van onze jonge kinderen neerknielde om ze te helpen bidden. Later zag ik de oudere broers en zussen de jongsten helpen. Iedere ochtend en avond hielden we gezinsgebed, waarbij de kinderen ook aan de beurt kwamen. Daarnaast baden we als er zich bepaalde moeilijkheden voordeden. In het gezinsgebed werden bijvoorbeeld kinderen met een [kerk]taak genoemd. […] We vroegen om hulp wanneer een van de kinderen een pittig examen op de middelbare school voor de boeg had. We baden voor gezinsleden die elders waren. […] Door bepaalde moeilijkheden in onze gezinsgebeden op te nemen, ontvingen de desbetreffende gezinsleden zelfvertrouwen, houvast en kracht.12

A Polynesian family kneeling in family prayer.

‘Wij hebben dringend behoefte aan de heiligende invloed van […] bidden met het gezin.’

De dagelijkse meningsverschillen en irritaties verdwijnen als gezinnen samen de hemelse troon benaderen. De eensgezindheid neemt toe. De banden van liefde en genegenheid worden aangehaald en de hemelse vrede daalt neer.

In een dergelijk gezin bidden de gezinsleden in de avond en in de ochtend ook persoonlijk. Individuele en gezinsproblemen worden met zelfvertrouwen tegemoet getreden nadat de hemelse gunst is afgesmeekt. Jonge mensen die gewend zijn thuis te bidden, gaan bij een avondje uit niet met kwade bedoelingen op pad. Die [jongelui] zullen de groep behoeden wanneer aanlokkelijke verleidingen om de hoek komen kijken. Ouders die hun kinderen met de verfijnende invloed van dagelijks gebed omringen, dragen bij aan de bescherming van het […] gezin.13

3

Wij kunnen onze communicatie met onze hemelse Vader verbeteren.

Hier zijn vijf manieren om onze communicatie met onze hemelse Vader te verbeteren:

1. We behoren regelmatig te bidden. We behoren ten minste twee of drie keer per dag tijd alleen met onze hemelse Vader door te brengen — ‘zowel des ochtends als des middags als des avonds’ staat er in de Schriften. (Alma 34:21.) Daarnaast wordt ons verteld om altijd te bidden. (Zie 2 Nephi 32:9; LV 88:126.) Dat betekent dat ons hart vol dient te zijn en voortdurend in gebed tot onze hemelse Vader uit dient te gaan. (Zie Alma 34:27.)

2. We moeten een geschikte plek opzoeken waar we kunnen nadenken en bidden. We worden aangespoord dat ‘in [onze] binnenkamer, en op [onze] verborgen plaatsen en in [onze] wildernis’ te doen. (Alma 34:26.) Dat wil zeggen, op een stille plek zonder afleidingen. (Zie 3 Nephi 13:5–6.)

3. We behoren onszelf voor te bereiden op het gebed. Als we er niets voor voelen om te bidden, moeten we bidden tot we er wél wat voor voelen. We dienen nederig te zijn. (Zie LV 112:10.) We dienen om vergeving en barmhartigheid te bidden. (Zie Alma 34:17–18.) We moeten iedereen vergeven voor wie we onvriendelijke gevoelens koesteren. (Zie Marcus 11:25.) In de Schriften worden wij ook gewaarschuwd dat onze gebeden tevergeefs zullen zijn als wij ‘de behoeftigen en de naakten wegzend[en], en niet naar de zieken en lijdenden omzie[n], en niet [geven] van [ons] bezit’. (Alma 34:28.)

4. Onze gebeden dienen zinvol en specifiek te zijn. We moeten niet steeds dezelfde uitdrukkingen in elk gebed gebruiken. Ieder van ons zou zich beledigd voelen als een vriend elke dag dezelfde woorden tot ons spreekt, de conversatie als een routinekwestie haastig afwerkt om de tv aan te zetten en ons te vergeten. […]

Waar moeten wij om bidden? We behoren over ons werk te bidden, tegen de macht van onze vijanden en de duivel, voor ons welzijn en voor het welzijn van de mensen om ons heen. We dienen de Heer bij al onze beslissingen en bezigheden te raadplegen. (Zie Alma 37:36–37.) We moeten ook dankbaar genoeg zijn om onze dank uit te spreken voor alles wat we hebben. (Zie LV 59:21.) We dienen zijn hand in alles te erkennen. Ondankbaarheid is een van onze grote zonden.

De Heer heeft in een hedendaagse openbaring verklaard: ‘En wie alle dingen met dankbaarheid ontvangt, zal worden verheerlijkt; en de dingen van deze aarde zullen hem worden toegevoegd, zelfs honderdvoudig, ja, meer.’ (LV 78:19.)

We mogen vragen voor wat we nodig hebben, waarbij we moeten oppassen dat we niet iets vragen wat niet goed voor ons is. (Zie Jakobus 4:3.) We behoren te bidden om de kracht om onze problemen te overwinnen. (Zie Alma 31:31–33.) We behoren te bidden voor de inspiratie en het welzijn van de president van de kerk, de algemene autoriteiten, onze ringpresident, onze bisschop, onze quorumpresident, onze huisonderwijzers, onze familieleden en onze leiders in de maatschappij. Er zijn nog meer suggesties te geven, maar met de hulp van de Heilige Geest weten we waar we om moeten bidden. (Zie Romeinen 8:26–27.)

5. Nadat we ergens om gebeden hebben, moeten we er zelf alles aan doen om ons verzoek ingewilligd te krijgen. We behoren te luisteren. Misschien wil de Heer ons, terwijl we nog geknield zijn, raad geven.14

4

God denkt aan ons en staat klaar om onze gebeden te beantwoorden als wij ons vertrouwen in Hem stellen en het goede doen.

Er schuilt kracht in het gebed. Alle dingen zijn mogelijk door het gebed. Het is door gebed dat de hemelen in deze bedeling geopend werden. Het gebed van een veertienjarige jongen, in het heilige bos, opende een nieuwe evangeliebedeling en zorgde voor een visioen van de Vader en de Zoon, die als verheerlijkte wezens aan de jongen, Joseph, verschenen [zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:11–17].15

Het is mijn getuigenis, mijn broeders en zusters en vrienden, dat God gebeden hoort en verhoort. Daar heb ik nooit aan getwijfeld. Vanaf mijn kinderjaren, op mijn moeders schoot, waar ik voor het eerst leerde bidden; als jongeman in mijn tienerjaren; als zendeling in het buitenland; als vader; als kerkleider; als overheidsfunctionaris weet ik zonder enige twijfel dat mannen en vrouwen die nederig in gebed gaan uit die onzichtbare bron kunnen putten; gebeden verhoord kunnen krijgen. Een mens staat er niet alleen voor, of hij hoeft er althans niet alleen voor te staan. Het gebed opent deuren; het gebed neemt hindernissen weg; het gebed doet de druk afnemen; het gebed schenkt innerlijke vrede en gemoedsrust in tijden van druk en stress en moeilijkheden. God zij dank voor het gebed.16

Zelfs op momenten van beproeving en angst is het mogelijk om tot de Heer te naderen, om zijn invloed en zijn steunende kracht te voelen — dat je nooit alleen bent, als je je maar voor de Almachtige wilt verootmoedigen. Ik ben dankbaar voor dat getuigenis, voor die zekerheid.17

Ik weet uit eigen ervaring hoe doeltreffend en krachtig het gebed kan zijn. […]

In 1946 kreeg ik van president George Albert Smith de opdracht om naar het door oorlog verscheurde Europa te gaan en onze zendingsgebieden van Noorwegen tot Zuid-Afrika opnieuw te vestigen en de distributie van welzijnsgoederen op touw te zetten.

We kozen Londen als hoofdkwartier. Vervolgens maakten we voorlopige afspraken met het leger op het vasteland. Een van de eerste mannen die ik wenste te spreken was de commandant van de Amerikaanse troepen in Europa. Hij was in Frankfurt gestationeerd.

Toen we in Frankfurt aankwamen, wilden mijn collega en ik een afspraak met de generaal maken. De functionaris bij de afsprakenbalie zei: ‘Heren, u zult minstens drie dagen moeten wachten voordat u de generaal te spreken kunt krijgen. Hij is ontzettend druk en zijn agenda staat vol met afspraken.’

Ik zei: ‘Het is van groot belang dat we hem spreken, en zo lang kunnen we niet wachten. Morgen moeten we in Berlijn zijn.’

Hij zei: ‘Het spijt me.’

We verlieten het gebouw, liepen naar onze auto, namen onze hoed af en spraken een gebed uit. Daarna liepen we het gebouw weer in en troffen een andere functionaris bij de afsprakenbalie aan. Binnen een kwartier stonden we oog in oog met de generaal. We hadden gebeden dat we hem te spreken konden krijgen en zijn hart zouden raken. We wisten namelijk dat alle aangeboden hulpgoederen door wie dan ook ter distributie in handen van het leger moesten worden gegeven. Wij legden aan de generaal uit dat ons oogmerk was om onze eigen goederen aan onze eigen mensen via onze eigen kanalen te distribueren, en daarnaast algemene voedseldonaties voor kinderen te doen.

We legden het welzijnsprogramma uit en hoe het werkte. Uiteindelijk zei hij: ‘Wel, heren, ga uw gang en zamel uw goederen in; tegen de tijd dat u ze ingezameld hebt, is het beleid wellicht veranderd.’ We zeiden: ‘Generaal, onze goederen zijn al ingezameld; ze zijn altijd ingezameld. Binnen vierentwintig uur nadat we het Eerste Presidium van de kerk in Salt Lake City hebben verwittigd, zijn er wagons vol goederen naar Duitsland onderweg. We beschikken over vele voorraadhuizen vol basisproducten.’

Daarop zei hij: ‘Ik heb nog nooit van mensen met zo’n visie gehoord.’ Zijn hart werd geraakt zoals we in ons gebed hadden gevraagd. Voordat we zijn kantoor verlieten, hadden we schriftelijke toestemming voor onze eigen distributie aan onze eigen mensen via onze eigen kanalen.

Chaplain Howard C. Badger, Ezra Taft Bensonand Max Zimmerin Freiberg, Germany. Caption: "'Man's mighty cities lie in ruins, yet the faith of the Saints is even stronger than before teh war... -Karlsruhe-"

Ouderling Ezra Taft Benson en zijn collega’s baden om leiding bij de hulpverlening in Europa na de Tweede Wereldoorlog.

Het geeft de ziel voldoening te weten dat God aan ons denkt en klaarstaat om te antwoorden als wij ons vertrouwen in Hem stellen en het goede doen. Er is geen plaats voor angst bij mannen en vrouwen die hun vertrouwen in de Almachtige stellen, die niet aarzelen zich te verootmoedigen om in gebed goddelijke leiding te vragen. Hoewel vervolging ons deel kan zijn, hoewel tegenspoed kan komen, in gebed kunnen we zekerheid vinden, want God zal vrede tot de ziel spreken. Die vrede, die geest van kalmte, is de grootste zegen in dit leven.

Als jongen in het Aäronisch priesterschap leerde ik dit gedichtje over het gebed. Het is me altijd bijgebleven:

Ik weet niet hoe God antwoord geeft,

Maar wel dat Hij ’t gebed beantwoordt.

Dat Hij zijn Woord gegeven heeft

Dat Hij ieder gebed weer hoort.

Het antwoord komt, ’t zij laat of vroeg.

Terwijl ik bid en rustig wacht,

Weet ’k niet of de zegening die ’k vroeg

Precies zal komen zoals ik dacht.

Toch leg ik mijn gebed bij Hem neer

Wiens wil wijzer is dan wat ik verwacht,

Overtuigd dat ’t antwoord wel komt op een keer,

Misschien nog beter dan ik dacht.

[…] Ik getuig tot u, geliefde broeders en zusters, dat God leeft. Hij is niet dood. […] Ik getuig dat er een God in de hemel is die onze gebeden hoort en verhoort. Ik weet dat dit waar is. Ik wil iedereen […] nederig aansporen om nauw contact te houden met onze Vader in de hemel door middel van het gebed. Nooit eerder in deze evangeliebedeling is er meer behoefte geweest aan gebed dan nu. Dat we ons voortdurend op onze hemelse Vader zullen verlaten en er gewetensvol naar zullen streven om onze communicatie met Hem te verbeteren is mijn oprechte smeekbede.18

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • President Benson zegt dat we geen dag voorbij moeten laten gaan zonder persoonlijk gebed (zie paragraaf 1). Welke zegeningen hebt u door uw persoonlijke gebeden ontvangen?

  • In paragraaf 2 spreekt president Benson over verschillende zegeningen die het gezin dat regelmatig samen bidt ten deel vallen. Wanneer hebt u gezien dat gezinsgebed tot die zegeningen leidde? Wat kunnen we doen om het gezinsgebed prioriteit te geven?

  • Overweeg president Bensons vijf suggesties in paragraaf 3. Hoe kunnen wij met elk van die suggesties ‘onze communicatie met onze hemelse Vader verbeteren’? Bedenk wat u gaat doen om die raad op te volgen.

  • Hoe kan datgene wat president Benson in paragraaf 4 zegt iemand helpen die de macht van het gebed in twijfel trekt? Welke woorden van getuigenis kunt u aan die van president Benson toevoegen?

Relevante Schriftteksten

Jakobus 1:5–6; Enos 1:1–8; 3 Nephi 14:7–8; LV 10:5; 19:38; 88:63

Studietip

Een beginsel is een waarheid waardoor we ons bij onze beslissingen en daden laten leiden. ‘Overweeg onder het lezen: “Welk evangeliebeginsel wordt hier behandeld? Hoe kan ik dat in mijn leven toepassen?”’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 17.)

Noten

  1. ‘Prayer’, Ensign, mei 1977, p. 32.

  2. Cross Fire: The Eight Years with Eisenhower (1962), p. 31.

  3. Sheri L. Dew, Ezra Taft Benson: A Biography (1987), p. 268.

  4. Geciteerd in: Ezra Taft Benson: A Biography, p. 268.

  5. Gordon B. Hinckley, ‘Farewell to a Prophet’, Ensign, juli 1994, p. 40.

  6. Geciteerd in: Ezra Taft Benson: A Biography, p. 140.

  7. Elaine S. McKay, ‘Pray for Dad’, New Era, juni 1975, p. 33.

  8. ‘Pray Always’, Ensign, februari 1990, p. 2.

  9. Conference Report, april 1966, p. 131.

  10. Conference Report, oktober 1947, p. 24.

  11. Conference Report, oktober 1950, p. 147.

  12. ‘Family Joys’, New Era, januari 1973, p. 4.

  13. Conference Report, april 1949, pp. 197–198.

  14. ‘Pray Always’, pp. 2, 4.

  15. Conference Report, oktober 1956, p. 108.

  16. Conference Report, oktober 1956, p. 104.

  17. Conference Report, april 1953, p. 39.

  18. ‘Prayer’, pp. 33–34; gedicht ‘Prayer’, Eliza M. Hickok. Geciteerd uit: Best Loved Religious Poems, bewerkt door James Gilchrist Lawson (1933), p. 160.