Hoofdstuk 5
Beginselen van ware bekering
‘Voor wie zich oprecht bekeren, staat de belofte vast. U kunt weer rein worden. De wanhoop kan weggenomen worden. U zult met de zoete vrede van vergeving vervuld worden.’
Uit het leven van Ezra Taft Benson
In zijn eerste conferentietoespraak als president van de kerk verklaarde president Ezra Taft Benson: ‘In mijn streven naar leiding van de Heer heb ik opnieuw in mijn verstand en mijn hart de woorden van de Heer bevestigd gekregen: “Spreek enkel over bekering tot dit geslacht.” (LV 6:9; 11:9.) Dit is het thema geweest van iedere hedendaagse profeet.’1
Al vóór zijn roeping als president van de kerk was bekering een belangrijk thema in president Bensons bediening. Die raad had hij van George Albert Smith gekregen, die in die tijd president van het Quorum der Twaalf Apostelen was. Kort nadat president Benson tot apostel was geroepen, schreef president Smith hem in een brief: ‘Uw zending van nu af aan is manieren en middelen te vinden om de waarheid te verspreiden en de mensen met wie u in contact komt op een zo vriendelijk mogelijke manier te waarschuwen dat bekering de enige remedie is tegen de kwalen van deze wereld.’2
President Benson voldeed aan die opdracht terwijl hij het evangelie over de hele wereld predikte. Hij had als stelregel: ‘Voorkomen is beter dan genezen.’3 Hij wist echter ook dat ‘we ons allemaal moeten bekeren’.4 Hij beklemtoonde de ‘machtige verandering’ van hart die met bekering gepaard gaat (zie Alma 5:12–14) en legde de rol van de Heiland uit om die verandering teweeg te brengen:
‘De Heer werkt van binnenuit. De wereld daarentegen werkt op de mens in. De wereld haalt de mensen uit het slop. Christus haalt het slop uit de mensen, waarna zij zichzelf uit het slop halen. De wereld tracht de mens te vormen door zijn omgeving te veranderen. Christus verandert de mens, die vervolgens zijn omgeving verandert. De wereld tracht het gedragspatroon van de mens te vormen, maar Christus kan de aard van de mens veranderen. […]
‘Ja, Christus verandert de mens, en een veranderd mens kan de wereld veranderen.’5
Leringen van Ezra Taft Benson
1
Oprechte bekering gaat gepaard met het besef dat het evangelieplan het plan van geluk is.
In de gebruikelijke zin van het woord betekent kerklidmaatschap dat iemand officieel in het ledenregister van de kerk is ingeschreven. […]
Maar de Heer omschrijft een lid van zijn koninkrijk op een geheel andere wijze. In 1828 zei Hij bij monde van de profeet Joseph Smith: ‘Zie, dit is mijn leer: Wie zich bekeert en tot Mij komt, die is mijn kerk.’ (LV 10:67; cursivering toegevoegd.) Voor Hem wiens kerk dit is, houdt het lidmaatschap veel meer in dan eenvoudigweg als ingeschreven lid te boek staan.
Ik wil dan ook belangrijke beginselen uiteenzetten die we moeten begrijpen en toepassen als we ons werkelijk willen bekeren en tot de Heer willen komen.
Satan misleidt ons vaak met het idee dat de geboden van God onze vrijheid beknotten en ons geluk in de weg staan. In het bijzonder voelen jonge mensen de normen van de Heer soms als een sta-in-de-weg en een blok aan het been waardoor ze niet van bepaalde zaken in het leven kunnen genieten. Maar het tegendeel is juist waar. Het evangelieplan is het plan waardoor men een volheid van vreugde bereikt. Dit is het eerste beginsel dat ik wil beklemtonen. De evangeliebeginselen zijn de stappen en richtlijnen die ons helpen echt geluk en echte vreugde te vinden.
Inzicht hierin deed de psalmist uitroepen: ‘Hoe lief heb ik uw wet! […] Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden. […] Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. […] Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want zij zijn de blijdschap mijns harten.’ (Psalmen 119:97–98, 105, 111.)
Als we ons werkelijk willen bekeren en tot Hem komen zodat we leden van zijn kerk genoemd kunnen worden, moeten we eerst tot het besef van deze eeuwige waarheid komen — het evangelieplan is het plan van geluk. Goddeloosheid heeft ons nooit geluk gebracht en zal ons dat ook nooit brengen [zie Alma 41:10]. Overtreding van Gods wetten voert louter tot ellende, gevangenschap en duisternis.6
2
Geloof in Jezus Christus gaat aan ware bekering vooraf.
Het tweede belangrijke beginsel is het verband tussen bekering en het beginsel van geloof. Bekering is het tweede basisbeginsel van het evangelie. Het eerste is dat we geloof in de Heer Jezus Christus moeten hebben. Waarom is dat zo? Waarom moet geloof in de Heer aan ware bekering voorafgaan?
Om die vraag te beantwoorden, moeten we iets over het zoenoffer van de Meester begrijpen. Lehi legde uit dat ‘geen vlees in de tegenwoordigheid Gods kan wonen, behalve door de verdiensten en de barmhartigheid en de genade van de heilige Messias’. (2 Nephi 2:8.) Zelfs de meest rechtschapen en oprechte mens kan zichzelf niet alleen door zijn eigen verdienste redden, want, zoals de apostel Paulus ons zegt, ‘allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods’. (Romeinen 3:23.)
Zonder het volmaakte, zondeloze leven van de Heiland, dat Hij bereidwillig voor ons gaf, had er geen vergeving van zonden kunnen zijn.
Bekering houdt dan ook meer in dan alleen een gedragsverandering. Veel mensen in de wereld geven blijk van grote zelfbeheersing en zelfdiscipline door slechte gewoonten en de zwakheden van het vlees te overwinnen. Maar onderwijl denken ze niet aan de Meester, en soms verwerpen ze Hem zelfs openlijk. Een dergelijke gedragsverandering, zelfs al is het een verandering ten goede, is geen ware bekering.
Geloof in de Heer Jezus Christus is het fundament waarop oprechte en zinvolle bekering gebouwd moet zijn. Als we ons werkelijk van zonde willen ontdoen, moeten we eerst opzien naar Hem die de oorzaak van ons eeuwig heil is.7
3
Bekering behelst een grote verandering van hart.
Het derde belangrijke beginsel dat we als oprecht lid van de kerk dienen te begrijpen is dat bekering niet alleen een verandering van gedrag, maar bovenal een verandering van hart inhoudt.
Toen koning Benjamin zijn buitengewone toespraak in Zarahemla had gehouden, riep het hele volk als met één stem dat ze zijn woorden geloofden. Zij wisten zeker dat zijn beloften van verlossing waar waren, want zij zeiden: ‘De Geest van de almachtige Heer [heeft] een grote verandering in ons, ofwel in ons hart […] teweeggebracht, [en let goed op] waardoor wij niet meer geneigd zijn om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen.’ (Mosiah 5:2.)8
Kan het hart van een mens veranderen? Ja, natuurlijk! Dat gebeurt dagelijks in het grote zendingswerk van de kerk. Dat is een van de meest voorkomende hedendaagse wonderen van Christus. Als u dat niet hebt ondervonden — streef er dan naar.
Onze Heer zei tegen Nikodemus: ‘Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.’ (Johannes 3:3.) […]
Alma verklaart: ‘En de Heer zeide tot mij: Verwonder u niet dat het gehele mensdom moet worden wedergeboren, ja, mannen en vrouwen, alle natiën, geslachten, talen en volken; ja, geboren uit God, veranderd van hun vleselijke en gevallen staat in een staat van rechtvaardigheid, waardoor zij, door God verlost, zijn zonen en dochters worden;
‘en aldus worden zij nieuwe schepselen; en tenzij zij dat doen, kunnen zij geenszins het koninkrijk Gods beërven.’ (Mosiah 27:25–26.) […]
Het vierde hoofdstuk van Alma beschrijft een periode in de Nephitische geschiedenis waarin ‘de vooruitgang van de kerk [begon] af te nemen’. (Alma 4:10.) Alma ging dit probleem te lijf door zijn ambt als opperrechter neer te leggen en ‘zich geheel aan het hoge priesterschap’ en de daarbij behorende taken te wijden. (Alma 4:20.)
Hij zette het volk onder druk ‘met een onvervalst getuigenis’ (Alma 4:19) en in het vijfde hoofdstuk van Alma stelt hij meer dan veertig cruciale vragen. Hij sprak openhartig tot de leden van de kerk en zei: ‘Ik vraag u, mijn broeders der kerk: zijt gij geestelijk uit God geboren? Hebt gij zijn beeld in uw gelaat ontvangen? Hebt gij die machtige verandering in uw hart ondervonden?’ (Alma 5:14.)
Hij vervolgde: ‘Indien gij een verandering van hart hebt ondergaan, en indien gij gestemd waart het lied der verlossende liefde te zingen, zou ik willen vragen: kunt gij nu zo gestemd zijn?’ (Alma 5:26.)
Zou de vooruitgang van de kerk heden ten dage niet enorm toenemen door een toenemend aantal dat een geestelijke wedergeboorte ondergaat? Kunt u zich voorstellen wat er bij ons thuis zou gebeuren? Kunt u zich voorstellen wat er zou gebeuren met een toenemend aantal exemplaren van het Boek van Mormon in de handen van een toenemend aantal zendelingen die weten hoe het te gebruiken en die uit God geboren zijn? Wanneer dat gebeurt, halen we de overvloedige oogst aan zielen binnen die de Heer beloofd heeft. Het was de Alma die ‘uit God geboren’ was die als zendeling het woord zo kundig wist te verkondigen dat vele anderen eveneens uit God geboren werden. (Zie Alma 36:23–26.)9
Wanneer wij deze grote verandering hebben ondergaan, die alleen door geloof in Jezus Christus en door de werking van de Geest in ons wordt teweeggebracht, lijkt het of wij een nieuw mens zijn geworden. Daarom wordt die verandering vergeleken met een wedergeboorte. Duizenden onder u hebben deze verandering meegemaakt. U hebt een zondig leven, en vaak ernstige zonden, verzaakt; en door het bloed van Christus op u in te laten werken, bent u rein geworden. U bent niet meer geneigd om weer in uw oude gewoonten te vervallen. U bent werkelijk een nieuw mens. Dat is wat er met een verandering van hart bedoeld wordt.10
4
Droefheid naar Gods wil leidt tot oprechte bekering.
Het vierde beginsel dat ik wil beklemtonen is wat in de Schriften ‘droefheid naar Gods wil’ wegens onze zonden wordt genoemd. Het is voor de mensen in de wereld niet ongewoon dat ze spijt hebben van de dingen die ze verkeerd hebben gedaan. Soms is dat vanwege het feit dat hun daden groot verdriet en veel ellende berokkenen voor henzelf of hun dierbaren. Soms is het feit dat ze worden betrapt en gestraft de oorzaak van hun berouw. Maar dergelijke wereldse gevoelens zijn geen ‘droefheid naar Gods wil’.
[…] In de laatste dagen van de Nephitische natie zei Mormon over zijn volk: ‘Hun droefheid was niet tot bekering wegens de goedheid Gods; maar het was eerder de droefheid van de verdoemden, omdat de Heer hun niet altijd zou toestaan behagen te scheppen in zonde.
‘En zij kwamen niet tot Jezus met een gebroken hart en een verslagen geest; integendeel, zij vervloekten God en wilden sterven.’ (Mormon 2:13–14.)
Op het oostelijk halfrond arbeidde de apostel Paulus onder de mensen in Korinte. Nadat er ernstige problemen onder de heiligen gemeld werden, waaronder onzedelijkheid (zie 1 Korintiërs 5:1), wees Paulus hen in een brief met scherpe woorden terecht. Het volk reageerde in de juiste geest en de problemen waren klaarblijkelijk opgelost, want Paulus schreef in zijn tweede brief aan hen: ‘Thans verblijdt het mij, niet, dat gij bedroefd zijt geworden, maar dat de droefheid u tot inkeer heeft gebracht; want gij zijt bedroefd geworden naar Gods wil. […]
‘Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil, maar de droefheid der wereld brengt de dood.’ (2 Korintiërs 7:9–10.)
In beide Schriftteksten wordt droefheid naar Gods wil omschreven als droefheid die ons tot bekering voert.
Droefheid naar Gods wil is een gave van de Geest. Het is een diep besef dat we onze Vader en onze God door onze daden gekrenkt hebben. Het is het scherpe en duidelijke besef dat de Heiland, Hij die geen zonde heeft begaan, de grootste van allen, door ons gedrag folterende pijn en lijden heeft ondergaan. Mede door onze zonden heeft Hij uit iedere porie gebloed. Dat is de echte mentale en geestelijke zielensmart, die in de Schriften ‘een gebroken hart en een verslagen geest’ wordt genoemd. (Zie 3 Nephi 9:20; Moroni 6:2; LV 20:37; 59:8; Psalmen 34:18; 51:17; Jesaja 57:15.) Die instelling is een absolute vereiste voor oprechte bekering.11
5
Onze hemelse Vader en Jezus Christus zien ons graag ons leven veranderen en zullen ons daarbij helpen.
Het volgende beginsel dat ik wil bespreken is: Niemand wil ons liever ons leven zien veranderen dan de Vader en de Heiland. Het boek Openbaring bevat een krachtige en diepzinnige uitnodiging van de Heiland. Hij zegt: ‘Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen.’ (Openbaring 3:20.) Let op dat Hij niet zegt: ‘Ik sta aan de deur en Ik wacht tot u klopt.’ Hij roept, smeekt, vraagt dat wij eenvoudigweg ons hart openstellen en Hem binnenlaten.
In Moroni’s geweldige redevoering over geloof wordt dit beginsel nog duidelijker uiteengezet. De Heer had hem verteld: ‘Indien de mensen tot Mij komen, zal Ik hun hun zwakheid tonen. Ik geef de mensen zwakheid, opdat zij ootmoedig zullen zijn; en mijn genade is genoeg voor alle mensen.’ Het maakt niet uit wat onze tekortkoming of zwakheid of onvolkomenheid is. Zijn gaven en vermogens zijn genoeg om ze allemaal te overwinnen.
Moroni vervolgt de woorden van de Heer: ‘Mijn genade is genoeg voor alle mensen die zich voor mijn aangezicht verootmoedigen; want indien zij zich voor mijn aangezicht verootmoedigen en geloof hebben in Mij, zal Ik zwakke dingen sterk voor hen laten worden.’ (Ether 12:27; cursivering toegevoegd.)
Wat een belofte van de Heer! De oorzaak van onze moeilijkheden kan tot een sterkte en bron van kracht veranderd en gevormd worden. Die belofte wordt op de een of andere wijze in vele andere Schriftteksten herhaald. Jesaja zei: ‘Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert hij sterkte.’ (Jesaja 40:29.) Paulus kreeg van de Heer te horen: ‘Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.’ (2 Korintiërs 12:9.) In de Leer en Verbonden staat: ‘Wie siddert onder mijn macht, zal sterk worden gemaakt en zal als vruchten lof en wijsheid voortbrengen.’ (LV 52:17; zie ook 1 Nephi 17:3; 2 Nephi 3:13; LV 1:28; 133:58–59.)12
Een van Satans doeltreffendste strategieën om zondaars in zijn macht te houden, is ze in te fluisteren dat ze niet waardig zijn om te bidden. Hij zal tegen u zeggen dat onze hemelse Vader zo teleurgesteld is dat Hij toch niet naar uw gebeden zal luisteren. Dat is een leugen, en dat zegt hij om ons te misleiden. De kracht van de zonde is groot. Als we ons ervan willen bevrijden, vooral van ernstige zonden, hebben we meer kracht nodig dan we zelf bezitten.
Onze hemelse Vader wil u maar al te graag helpen om u van uw zonden te bekeren. Ga naar Hem toe. Belijd uw zonde, uw schaamte en uw schuld, en vraag Hem dan om zijn hulp. Hij heeft de macht om u te helpen overwinnen.13
Broeders en zusters, wij moeten onze zonden in nederige en berouwvolle bekering tot de Heer brengen. Wij moeten Hem om kracht smeken om ze te overwinnen. De beloften staan vast. Hij zal ons te hulp komen. Wij zullen de kracht vinden om ons leven te veranderen.14
6
We moeten de hoop niet verliezen in ons streven om op Christus te lijken.
Het zesde en laatste punt dat ik over het proces van bekering wil zeggen is dat we bij ons streven naar een christelijker levenswandel ervoor moeten waken dat we niet ontmoedigd raken en onze hoop verliezen. Een christelijke levenswandel komt ons niet aanwaaien, vaak komen groei en verandering langzaam en haast onmerkbaar. In de Schriften staan verhalen over mannen wier leven als het ware van de ene op de andere dag op dramatische wijze veranderde: Alma de jonge, Paulus op weg naar Damascus, Enos die tot diep in de nacht bad, Koning Lamoni. Dergelijke verbazingwekkende voorbeelden van hoe zelfs de grootste zondaar tot bekering kan worden gebracht, schenken ons het vertrouwen dat de verzoening ook haar uitwerking kan hebben op mensen die de hoop al hebben opgegeven.
Maar we moeten voorzichtig zijn als we deze opmerkelijke voorbeelden bespreken. Hoewel ze werkelijk hebben plaatsgevonden, zijn ze eerder uitzondering dan regel. Tegenover iedere Paulus, iedere Enos en iedere koning Lamoni staan honderdduizenden mensen voor wie het bekeringsproces zich veel subtieler, nauwelijks waarneembaar voltrekt. Dag in dag uit komen ze dichter bij de Heer, waarbij zij zich er haast niet van bewust zijn dat ze gestalte geven aan een goddelijk leven. Hun leven wordt gekenmerkt door menslievendheid, dienstvaardigheid en toewijding. Ze zijn als de Lamanieten van wie de Heer zei dat ze ‘werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet.’ (3 Nephi 9:20; cursivering toegevoegd.)
We moeten de hoop niet verliezen. Hoop is een anker voor de ziel. Satan wil dat we dat anker lichten. Op die manier kan hij ons ontmoedigen en uitschakelen. Maar we moeten de hoop niet verliezen. De Heer is blij met elke stap voorwaarts, zelfs de kleine, dagelijkse pasjes, waarmee we op Hem willen gaan lijken. Ook al zien we wellicht dat we nog een lange weg op het pad naar volmaking te gaan hebben, moeten we de hoop nooit opgeven.15
Voor wie zich oprecht bekeren, staat de belofte vast. U kunt weer rein worden. De wanhoop kan weggenomen worden. U zult met de zoete vrede van vergeving vervuld worden.
De woorden die de Heer bij monde van Jesaja sprak, zijn waar: ‘Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de Here; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol’ (Jesaja 1:18).
En in deze bedeling sprak de Heer met dezelfde duidelijkheid de volgende woorden: ‘Zie, wie zich van zijn zonden bekeerd heeft, die ontvangt vergeving, en Ik, de Heer, denk er niet meer aan’ (LV 58:42).16
Ik hoop dat we niet in het verleden leven. Mensen die in het verleden leven, hebben maar weinig toekomst. We hebben sterk de neiging om over onze verliezen te treuren, over beslissingen die we genomen hebben die we achteraf gezien beter niet hadden kunnen nemen. We hebben sterk de neiging om te jammeren over de omstandigheden waarin we ons bevinden, met het idee dat we er beter voor zouden staan als we andere beslissingen genomen hadden. We kunnen ons voordeel doen met de ervaringen uit het verleden. Maar laten we onze tijd niet verdoen aan zorgen maken over beslissingen die zijn genomen, fouten die zijn gemaakt. Laten wij in het heden en in de toekomst leven.17
Mijn geliefde broeders en zusters, als we waarlijk lid van Christus’ kerk willen zijn — lid in de betekenis waarin Hij die term gebruikt, een lid dat zich bekeerd heeft en tot Hem gekomen is — laten we deze zes beginselen dan in gedachte houden. Ten eerste, het evangelie is het plan van geluk van de Heer en bekering is bedoeld om ons vreugde te brengen. Ten tweede, oprechte bekering is gebaseerd op en vloeit voort uit geloof in de Heer Jezus Christus. Er is geen andere manier. Ten derde, ware bekering omvat een verandering van hart en niet alleen een verandering van gedrag. Ten vierde, deze machtige verandering van hart bestaat deels uit het ervaren van droefheid naar Gods wil wegens onze zonden. Dat is wat er met een gebroken hart en een verslagen geest bedoeld wordt. Ten vijfde, Gods gaven zijn genoeg om ons te helpen elke zonde en zwakheid te overwinnen, als we ons maar tot Hem om hulp willen wenden. Tot slot, we moeten bedenken dat de meeste bekeringen niet gepaard gaan met sensationele of dramatische veranderingen, maar veeleer een stapsgewijze, gestage en consequente voortgang naar rechtschapenheid inhouden.
Als wij ons die beginselen eigen maken en ze dagelijks proberen toe te passen, zal ons lidmaatschap in de kerk van Jezus Christus meer inhouden dan slechts als lid ingeschreven te staan. Als echt lid mogen we aanspraak maken op zijn belofte: ‘Wie van mijn kerk is en in mijn kerk volhardt tot het einde, die zal Ik op mijn rots vestigen, en de poorten der hel zullen hen niet overweldigen.’ (LV 10:69.)
Het is mijn gebed dat we die belofte allemaal voor onszelf in vervulling mogen zien gaan.18
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
President Benson zegt dat oprechte bekering gepaard gaat met het besef dat ‘het evangelieplan het plan van geluk is’ en dat goddeloosheid ‘ons nooit geluk [zal] brengen’ (paragraaf 1). Waarom zou dit besef voor het bekeringsproces essentieel zijn?
-
Waarom is een verandering in ons gedrag alleen niet voldoende om ons te bekeren? (Zie paragraaf 2.) Waarom denkt u dat we naar Jezus Christus moeten opzien om ons werkelijk te bekeren?
-
In welke opzichten hebt u een ‘machtige verandering van hart’ ondervonden zoals in paragraaf 3 toegelicht wordt? Hoe kunnen we anderen helpen die verandering te ondervinden?
-
In welke opzichten is ‘droefheid naar Gods wil’ anders dan de spijt die sommige mensen voelen wanneer ze iets verkeerds gedaan hebben? (Zie paragraaf 4.) Hoe kan een ouder of bisschop de leringen in paragraaf 4 gebruiken om iemand te helpen die bekering nodig heeft?
-
Welke leringen in paragraaf 5 bieden u vooral troost? Waarom put u troost uit die leringen?
-
President Benson getuigt van de kracht van de verzoening en zegt daarbij: ‘We moeten onze hoop niet verliezen’ (paragraaf 6). Welke waarheden over de verzoening in paragraaf 6 geven u hoop?
Relevante Schriftteksten
Lucas 15:11–32; Mosiah 4:10–12; 26:30–31; Alma 34:17–18; 3 Nephi 27:19–20; LV 18:10–16; 19:15–19
Onderwijstip
‘Uw belangrijkste doel is dat anderen het evangelie leren kennen, niet dat u indrukwekkende presentaties geeft. Dat betekent dat u de leerlingen de kans geeft om elkaar te onderwijzen.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 64.)