Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 8: De kracht van het woord


Hoofdstuk 8

De kracht van het woord

‘Het woord Gods, dat in de Schriften, in de woorden van hedendaagse profeten en in persoonlijke openbaring is vervat, verleent de heiligen de nodige kracht en wapent ze met de Geest zodat ze het kwaad kunnen weerstaan, zich aan het goede kunnen vasthouden en vreugde in dit leven kunnen vinden.’

Uit het leven van Ezra Taft Benson

Toen president Thomas S. Monson als tweede raadgever van president Ezra Taft Benson in het Eerste Presidium werkzaam was, merkte hij op: ‘President Benson komt snel tot de kern wanneer iets onder zijn aandacht komt. Hij hoeft zaken niet langdurig te overwegen voordat de Heer hem inspireert en tot een besluit voert. Met de huidige snelle groei van de kerk over de hele wereld en de vele kwesties die bij het Eerste Presidium terechtkomen, is die eigenschap om tot de kern van de zaak te komen essentieel om de kerk goed te besturen.’1

Op 4 april 1986 presideerde president Benson, als onderdeel van zijn eerste algemene conferentie als president van de kerk, een bijzondere bijeenkomst voor priesterschapsleiders. De aanwezige broeders waren getuige van zijn eigenschap om ‘tot de kern van de zaak te komen’. Toen hij de aanwezigen toesprak, noemde hij vele moeilijkheden waarmee de heiligen der laatste dagen te maken hebben — zoals verleidingen, gezinsproblemen en moeite met gehoorzaamheid aan de geboden en de uitoefening van kerktaken — en zette hij uiteen wat hij als oplossing voor die moeilijkheden zag.

President Benson sprak slechts een deel van zijn toespraak in die priesterschapsbijeenkomst uit en liet de hele toespraak in het conferentienummer van de kerkelijke tijdschriften opnemen. Dit hoofdstuk bevat die toespraak in zijn geheel. Hoewel president Benson zich tot priesterschapsleiders richtte, zette hij beginselen uiteen die voor alle kerkleden van toepassing zijn.

Leringen van Ezra Taft Benson

1

Bij de grote moeilijkheden van onze tijd moeten we ons aan het woord van God vasthouden.

Mijn geliefde broeders, wat is het heerlijk om deze groep priesterschapsleiders te aanschouwen en te beseffen dat u vele duizenden heiligen dient en collectief zoveel toewijding en getrouwheid aan de dag legt! Er is geen groep, waar ook ter wereld, die met hetzelfde rechtvaardige doel vergadert als waarvoor u samen bent gekomen, noch is er een groep — hetzij met een politiek, religieus of militaristisch oogmerk — als u hier vanavond die dezelfde macht heeft.

Wij leven in een tijd met grote moeilijkheden. Wij leven in een tijd waarover de Heer sprak toen Hij zei dat ‘vrede van de aarde zal worden weggenomen en de duivel macht zal hebben over zijn eigen rijk’. (LV 1:35.) Wij leven in de tijd die Johannes de Openbaarder voorzag, waarvoor geldt: ‘De draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben.’ (Openbaring 12:17.) De draak is Satan; de vrouw symboliseert de Kerk van Jezus Christus. Satan voert oorlog tegen de leden van de kerk die een getuigenis hebben en proberen de geboden te onderhouden. En hoewel veel van onze leden standvastig en sterk blijven, wankelen sommigen. Sommigen vallen weg. Sommigen vervullen de profetie van Johannes dat in de oorlog met Satan sommige heiligen overwonnen zouden worden. (Zie Openbaring 13:7.)

Ook de profeet Lehi zag onze tijd in zijn grootse visioen of droom van de boom des levens. Hij zag vele mensen ronddolen in de misten van duisternis, die de verzoekingen van de duivel symboliseren. (Zie 1 Nephi 12:17.) Hij zag sommigen ‘op verboden paden’ geraken en verloren gaan, anderen in vuile rivieren verdrinken en weer anderen ‘op vreemde wegen’ dwalen. (1 Nephi 8:28, 32.) Wanneer we lezen over de om zich heen grijpende vloek van drugsgebruik of de verderfelijke stortvloed aan pornografie en onzedelijkheid, kan iemand onder ons er dan aan twijfelen dat dit de verboden paden en vuile rivieren zijn die Lehi beschreef?

Niet iedereen die Lehi zag omkomen was van de wereld. Sommigen hadden de boom bereikt en van de vrucht genomen. Met andere woorden, sommige leden van de kerk bevinden zich onder de zielen die Lehi verloren zag gaan.

Ook de apostel Paulus zag onze tijd. Hij beschreef deze als een tijd waarin onder meer godslastering, oneerlijkheid, wreedheid, onnatuurlijke omgang, hoogmoed en genotzucht hoogtij zouden vieren. (Zie 2 Timoteüs 3:1–7.) Hij waarschuwde ook: ‘Slechte mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger komen; zij verleiden en worden verleid.’ (2 Timoteüs 3:13.)

Zulke grimmige voorspellingen van de profeten van weleer zouden grote angst en ontmoediging teweeg hebben kunnen brengen, als diezelfde profeten niet tezelfdertijd de oplossing aangedragen hadden. In hun geïnspireerde raad vinden wij het antwoord op de geestelijke crisissen van onze tijd.

Lehi zag in zijn droom een roede van ijzer die door de misten van duisternis heen voerde. Hij zag dat de mensen, als ze die roede van ijzer vasthielden, de vuile rivieren konden mijden, de verboden paden konden omzeilen en de vreemde wegen, die tot vernietiging leiden, niet hoefden te betreden. Later verklaarde zijn zoon Nephi de symboliek van de roede van ijzer heel duidelijk. Toen Laman en Lemuël vroegen: ‘Wat betekent de roede van ijzer?’ antwoordde Nephi ‘dat die het woord Gods was; en [let op deze belofte] wie ook naar het woord Gods luisterden en zich eraan vasthielden, zouden nimmer verloren gaan; evenmin konden de verzoekingen en brandende pijlen van de tegenstander hen overweldigen en verblinden om hen weg te voeren naar de ondergang’. (1 Nephi 15:23–24; cursivering toegevoegd.) Niet alleen zal het woord Gods ons tot de vrucht voeren die boven alle andere vruchten begerenswaardig is, maar in en door het woord Gods vinden wij de kracht om verzoekingen te weerstaan en de kracht om het werk van Satan en zijn dienstknechten te verijdelen.

De boodschap van Paulus wijkt niet af van die van Lehi. Na de weerzinwekkende goddeloosheid van toekomende tijden — toekomst voor hem maar werkelijkheid voor ons! — te hebben afgeschilderd, zei hij tegen Timoteüs: ‘Blijft gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, […]

‘dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid.’ (2 Timoteüs 3:14–15; cursivering toegevoegd.)

Broeders, dit is het antwoord op de grote moeilijkheden van deze tijd. Het woord Gods, dat in de Schriften, in de woorden van hedendaagse profeten en in persoonlijke openbaring is vervat, verleent de heiligen de nodige kracht en wapent ze met de Geest zodat ze het kwaad kunnen weerstaan, zich aan het goede kunnen vasthouden en vreugde kunnen vinden in dit leven.2

President Ezra Taft Benson speaking at a pulpit.

President Ezra Taft Benson getuigde vaak van de kracht van Gods woord.

President Ezra Taft Benson getuigde vaak van de kracht van Gods woord.

2

Als de leden en de gezinnen zich in de Schriften verdiepen, zullen de andere aspecten van het kerkwerk vanzelf beter worden.

Welnu, tot u priesterschapsleiders zeggen wij: sla acht op de profetische raad van Lehi, Paulus en anderen zoals zij. Die raad bevat de antwoorden op de moeilijkheden waarmee u te maken krijgt bij het beschermen van uw kudde tegen de ‘roofgierige wolven’ die hen omringen. (Zie Matteüs 7:15; Handelingen 20:29.) Wij weten dat u zich ook zorgen maakt over de leden van uw wijken en ringen en veel tijd en moeite steekt om hen van dienst te zijn. Wij vragen veel van u die een leiderschapspositie bekleden. Wij hebben veel lasten op uw schouders gelegd. U wordt geacht leiding aan de programma’s van de kerk te geven, gesprekken met leden te voeren en hun raad te geven, erop toe te zien dat de financiële aangelegenheden van de ringen en wijken op correcte wijze afgehandeld worden, welzijnsprojecten aan te sturen, gebouwen neer te zetten en talloze andere tijdrovende activiteiten op u te nemen.

Hoewel geen van die activiteiten veronachtzaamd mag worden, zijn zij niet het belangrijkste wat u kunt doen voor wie u dient. In de afgelopen jaren hebben wij u er steeds weer op gewezen dat bepaalde activiteiten tot meer spiritualiteit leiden dan andere. President Harold B. Lee heeft al in 1970 tegen de regionale vertegenwoordigers gezegd:

‘Wij zijn ervan overtuigd dat onze leden naar het zuivere evangelie hongeren, met alle waarheden en inzichten die het in zich draagt. […] Sommige mensen zijn vergeten dat de machtigste wapens die de Heer ons tegen al het kwaad heeft gegeven, zijn eigen duidelijke, eenvoudige leerstellingen van verlossing zijn die in de Schriften zijn opgenomen.’ (Instructiebijeenkomst voor regionale vertegenwoordigers, 1 oktober 1970, p. 6.)

An African family seated in front of a sofa in their living room.  They are reading the scriptures.  Taken in Ghana, West Africa.

Grote zegeningen staan te wachten ‘als de leden en de gezinnen zich in de Schriften verdiepen’.

In 1976 heeft president [Spencer W.] Kimball in een boodschap van het Eerste Presidium gezegd:

‘Ik ben ervan overtuigd dat ieder van ons op enig moment in ons leven zelf de Schriften moet ontdekken — niet eenmaal, maar keer op keer. […]

‘Toen de Heer ons deze zaken gaf, nam Hij dat niet licht op, want “van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden”. (Lucas 12:48.) Met deze zaken komt ook een verantwoordelijkheid. Volgens het gebod van de Heer moeten wij de Schriften bestuderen (zie 3 Nephi 23:1–5) en ons erdoor laten leiden.’ (Ensign, september 1976, pp. 4–5.)

In april 1982 sprak ouderling Bruce R. McConkie tot de regionale vertegenwoordigers over de prioriteit die de Schriften in onze roeping behoren te krijgen. Hij zei: ‘We worden zo in beslag genomen door programma’s, statistieken en trends, door eigendommen, landerijen en de mammon, en houden ons zozeer bezig met doelen die de voortreffelijkheid van ons werk onderstrepen, dat we de gewichtiger zaken van de wet verwaarlozen. […] Hoe begaafd mensen ook mogen zijn in bestuurlijke aangelegenheden, hoe welsprekend ze hun mening ook kunnen verwoorden, hoe geleerd ze ook mogen zijn in wereldlijke zaken — de aangename influisteringen van de Geest zal ze ontzegd worden zolang ze de prijs daarvoor niet betalen door de Schriften te bestuderen en erover na te denken en te bidden.’ (Instructiebijeenkomst voor regionale vertegenwoordigers, 2 april 1982, pp. 1–2.)

Diezelfde dag sprak ouderling Boyd K. Packer tot de ringpresidenten en regionale vertegenwoordigers. Hij zei: ‘Gebouwen en geldzaken, rapporten, programma’s en procedures zijn erg belangrijk. Maar op zich verschaffen zij niet de essentiële geestelijke verrijking en bewerkstelligen zij niet wat de Heer ons vraagt te doen. […] De juiste zaken, die voor werkelijke geestelijke verrijking zorgen, zijn op de Schriften gericht.’ (Bijeenkomst met ringpresidenten en regionale vertegenwoordigers, 2 april 1982, pp. 1–2.)

Ik sluit mij bij deze wijze en geïnspireerde broeders aan en zeg tot u dat een van de belangrijkste dingen die u als priesterschapsleider kunt doen, is uzelf aan de Schriften te laven. Onderzoek ze ijverig. Vergast u aan de woorden van Christus. Raak bekend met de leer. Bekwaam u in de beginselen die erin staan. Er zijn weinig andere bezigheden die uw roeping meer tot zegen zullen zijn. Er zijn weinig andere manieren om meer inspiratie op te doen voor uw dienstbetoon.

Maar dat alleen, hoe waardevol ook, is niet voldoende. U moet uw inzet en activiteiten ook richten op het stimuleren van zinvolle Schriftstudie onder de leden van de kerk. Vaak doen we er veel aan om de mate van activiteit in onze ringen te vergroten. We werken ijverig aan een hoger percentage aanwezigen in de avondmaalsdienst. We werken eraan om meer jongemannen op zending te laten gaan. We streven naar een hoger aantal tempelhuwelijken. Dat is allemaal prijzenswaardig en belangrijk voor de groei van het koninkrijk. Maar als de leden en de gezinnen zich geregeld en consequent in de Schriften verdiepen, zullen deze andere aandachtsgebieden vanzelf beter worden. Getuigenissen zullen groeien. De toewijding zal toenemen. Gezinnen zullen hechter worden. Persoonlijke openbaring zal ons toevloeien.3

3

Als we Gods woord bestuderen, ontvangen we leiding in ons dagelijks leven, genezing van de ziel en kracht om misleiding te ontlopen en verleiding te weerstaan.

De profeet Joseph Smith heeft gezegd dat ‘het Boek van Mormon het nauwkeurigste boek op aarde en de sluitsteen van onze godsdienst is, en dat de mens dichter bij God komt door zich aan de leringen daarin te houden, dan door welk ander boek ook.’ (Inleiding tot het Boek van Mormon, cursivering toegevoegd.) Is dat niet wat we de leden van onze wijken en ringen toewensen? Verlangen wij niet dat zij dichter bij God komen? Moedig hen dan ook op alle mogelijke manieren aan om zich aan deze geweldige hedendaagse getuige van Christus te vergasten.

U moet de heiligen helpen inzien dat het bestuderen en onderzoeken van de Schriften niet een last is die de Heer hen oplegt, maar een zegenrijke kans. Let op wat de Heer zelf gezegd heeft over de voordelen van het bestuderen van zijn woord. Tot de grote profeet en leider Jozua zei Hij:

‘Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.’ (Jozua 1:8; cursivering toegevoegd.)

De Heer beloofde Jozua geen materiële rijkdom en roem, maar dat zijn leven overvloedig zou zijn in gerechtigheid en dat hij voorspoedig zou zijn in wat het meest van belang is in het leven, namelijk het vinden van ware vreugde. (Zie 2 Nephi 2:25.)

Zijn er leden in uw ringen die door zonde of tragedie radeloos zijn, die in wanhoop leven en het niet meer zien zitten? Hebt u zich het hoofd gebroken over de vraag hoe u hun hulp kunt bieden, hun wonden kunt genezen, hun verontruste ziel kunt kalmeren? De profeet Jakob beantwoordt uw vraag met deze opmerkelijke belofte: ‘Zij [zijn] hierheen […] gekomen om het aangename woord Gods te horen, ja, het woord dat de verwonde ziel geneest.’ (Jakob 2:8; cursivering toegevoegd.)

Tegenwoordig staat de wereld bol van aanlokkelijke en aantrekkelijke ideeën, die zelfs onze beste leden tot fouten en misleiding kunnen voeren. Studenten aan universiteiten worden soms zo belaagd met de leringen van de wereld, dat ze vraagtekens gaan zetten bij de leerstellingen van het evangelie. Hoe kunt u als priesterschapsleider uw leden helpen zich tegen dergelijke misleidende leringen te wapenen? De Heiland gaf het antwoord in zijn grote redevoering op de Olijfberg toen Hij beloofde: ‘En wie mijn woord als een schat verzamelt, zal niet worden verleid.’ (Matteüs naar Joseph Smith 1:37; cursivering toegevoegd.)

De Schriften staan vol met gelijksoortige beloften over de waarde van het woord. Zijn er leden in uw ring die naar leiding en richting in hun leven smachten? In Psalmen staat: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’ (Psalmen 119:105), en Nephi belooft dat wanneer u zich aan de woorden van Christus vergast, die ‘u alle dingen [zullen] zeggen die gij behoort te doen’. (2 Nephi 32:3.)

Zijn er leden van uw kudde die diep in zonde gezonken zijn en zich daarvan moeten bevrijden? Helamans belofte is voor hen: ‘Ja, wij zien dat eenieder die het wil, het woord Gods mag vastgrijpen, dat levend en krachtig is, dat de geslepenheid en de strikken en de listen van de duivel vaneen zal scheiden.’ (Helaman 3:29.)

Voorspoed in rechtschapenheid, de kracht om misleiding te ontlopen en verleiding te weerstaan, leiding in ons dagelijks leven, genezing van de ziel — het zijn slechts enkele beloften die de Heer heeft gedaan aan wie tot zijn woord willen komen. Belooft de Heer iets zonder Zich aan zijn woord te houden? Als Hij ons die zegeningen belooft als wij zijn woord vastgrijpen, kunnen we daarop vertrouwen. En als we dat niet doen, zullen die zegeningen wellicht aan ons voorbijgaan. Hoe toegewijd we ook mogen zijn op andere gebieden, bepaalde zegeningen worden alleen in de Schriften gevonden, alleen in het naderen tot het woord des Heren en eraan vasthouden, terwijl wij door de misten van duisternis op weg zijn naar de boom des levens.4

4

Het woord van de Heer is een waardevolle gave die we niet lichtvaardig moeten opvatten.

En als wij negeren wat de Heer ons gegeven heeft, lopen wij wellicht juist die kracht en zegeningen mis waarnaar wij zoeken. In een ernstige waarschuwing aan de eerste heiligen zei de Heer het volgende over het Boek van Mormon: ‘Uw verstand is in het verleden verduisterd geweest wegens ongeloof en omdat u de dingen die u hebt ontvangen, lichtvaardig hebt opgevat —

‘welke eigenwaan en welk ongeloof de gehele kerk onder veroordeling hebben gebracht.

‘En die veroordeling rust op de kinderen van Zion, ja, op allen.

‘En zij zullen onder die veroordeling blijven totdat zij zich bekeren en het nieuwe verbond indachtig zijn, ja, het Boek van Mormon.’ (LV 84:54–57.)

O, mijn broeders, laten wij de grote dingen die wij uit de hand des Heren hebben ontvangen niet lichtvaardig opvatten! Zijn woord is een van de waardevolste gaven die hij ons heeft gegeven. Ik dring er bij u op aan uzelf opnieuw tot dagelijkse studie van de Schriften te verplichten. Laaf u er dagelijks aan, zodat u de kracht van de Geest bij u hebt in uw roeping. Lees ze in uw gezin en leer uw kinderen ze lief te hebben en te koesteren. Zoek daarna in gebed en in samenspraak met anderen naar alle mogelijke manieren om de leden van de kerk aan te moedigen uw voorbeeld te volgen. Als u dat doet, zult u net als Alma merken dat ‘het woord het volk er dikwijls toe [beweegt] te doen wat rechtvaardig [is] — ja, het [heeft] een krachtiger uitwerking op het gemoed van het volk […] dan het zwaard of iets anders wat hun [is] overkomen’. (Alma 31:5.)

Net als Alma zeg ik tot u: ‘Het [is] raadzaam dat [u] het met de kracht van het woord Gods probeer[t]’ (Alma 31:5).5

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Overweeg wat president Benson ‘het antwoord op de grote moeilijkheden van deze tijd’ noemt (paragraaf 1). In welke opzichten kan dit antwoord ons helpen de moeilijkheden op ons pad het hoofd te bieden?

  • Lees wat er volgens president Benson zal gebeuren ‘als de leden en de gezinnen zich geregeld en consequent in de Schriften verdiepen’ (paragraaf 2). Waarom denkt u dat Schriftstudie daartoe zal leiden?

  • President Benson zegt dat Schriftstudie een zegen en niet een last is (zie paragraaf 3). Welke zegeningen hebben u en uw gezinsleden door Schriftstudie ervaren? Welk advies zou u iemand kunnen geven die Schriftstudie als een last voelt?

  • Wat zijn enkele gevaren als we het woord van God lichtvaardig opvatten? (Zie paragraaf 4.) Wat kunnen wij zoal doen om meer aandacht aan het woord van God te schenken?

Relevante Schriftteksten

Handelingen 17:11; 2 Timoteüs 3:16–17; 1 Nephi 19:23–24; Alma 32:21–43; LV 18:33–36; 21:4–6; 68:1–4

Studietip

‘Velen vinden dat je het beste ’s ochtends kunt studeren, als je nog fris bent. […] Anderen geven er de voorkeur aan om ’s avonds te studeren, als de dagtaak met al haar beslommeringen erop zit. […] Wat wellicht belangrijker is dan het tijdstip van de studie is dat men er een bepaalde tijd voor reserveert.’ (Howard W. Hunter, ‘Reading the Scriptures’, Ensign, november 1979, p. 64.)

Noten

  1. Thomas S. Monson. In: Sheri L. Dew, Ezra Taft Benson: A Biography (1987), pp. 487–488.

  2. ‘The Power of the Word’, Ensign, mei 1986, pp. 79–80.

  3. ‘The Power of the Word’, pp. 80–81.

  4. ‘The Power of the Word’, pp. 81–82.

  5. ‘The Power of the Word’, p. 82.