Hoofdstuk 3
Keuzevrijheid, een eeuwig beginsel
‘Aan ieder van ons is keuzevrijheid gegeven om belangrijke beslissingen te nemen die betrekking hebben op ons eeuwig heil. Die beslissingen hebben invloed op ons geluk in de eeuwigheid.’
Uit het leven van Ezra Taft Benson
Ezra Taft Benson heeft door op een boerderij te zijn opgegroeid, geleerd wat de gevolgen van goede beslissingen zijn. Hij herinnerde zich: ‘Ik groeide op in de veronderstelling dat de bereidheid en de vaardigheid om te werken het fundamentele ingrediënt van een succesvol boerenbedrijf is. Hard en intelligent werken is de sleutel. Als we dat doen, hebben we een goede kans op succes.’1 Op jonge leeftijd leerde Ezra dat hij en zijn familie meer te eten hadden als zij ervoor kozen hun tuin goed te verzorgen. Hij leerde dat als hij het zuivelbedrijf van de familie tot een succes wilde maken, hij moest besluiten elke dag vroeg uit de veren te komen om de koeien te melken.2 Hij merkte dat wanneer hij ervoor koos om hard te werken, boeren uit de buurt hem inhuurden om hun bieten te dunnen en hun hooi binnen te halen.3 Hij zag in dat zelfs de getrouwen met beproevingen te maken krijgen, maar ook dat personen en gezinnen zodanig op beproevingen kunnen reageren dat hun geluk en succes erdoor bevorderd worden.4
Voor de jonge Ezra Taft Benson konden sommige gevolgen van goede beslissingen in emmers melk, wagens vol hooi en de ruime vergoeding voor een dag hard werken worden gemeten. Andere waren moeilijker te meten maar blijvender van aard. Hij zag bijvoorbeeld aan zijn ouders dat vreugde, gemoedsrust en kracht het gevolg zijn wanneer gezinsleden ervoor kiezen elkaar en de Heer trouw te zijn.5 Hij leerde dat de wet van de oogst — ‘wat een mens zaait, zal hij ook oogsten’ (Galaten 6:7) — net zo goed van toepassing is op geestelijke zaken als op lichamelijke arbeid.
Op basis van die ervaring herinnerde president Ezra Taft Benson de heiligen der laatste dagen en anderen vaak aan het belang van keuzevrijheid — de vrijheid ‘om de koers te kiezen die ze willen volgen’.6 Zijn leringen over het beginsel keuzevrijheid gingen verder dan slechts een aansporing om te ‘kiezen tussen goed en kwaad’.7 Hij sprak over keuzevrijheid als het vermogen om ‘belangrijke beslissingen te nemen die betrekking hebben op ons eeuwig heil’ en die ‘invloed hebben op ons geluk in de eeuwigheid’.8 Hij moedigde heiligen der laatste dagen en anderen aan hun keuzevrijheid aan te wenden om ‘zelfstandig te handelen’ zonder te wachten om in alle dingen geboden te worden.9 Het beginsel keuzevrijheid loopt volgens hem ‘als een rode draad door het evangelieplan van de Heer tot zegen van zijn kinderen heen’.10
Leringen van Ezra Taft Benson
1
Keuzevrijheid is een door God gegeven, eeuwig beginsel.
Ik getuig dat wij de geestkinderen zijn van een liefhebbende God, onze hemelse Vader (zie Handelingen 17:29; 1 Nephi 17:36). Hij heeft een groot heilsplan waardoor zijn kinderen volmaakt kunnen worden zoals Hij is en een volheid van vreugde kunnen ervaren die Hij ervaart. (Zie 1 Nephi 10:18; 2 Nephi 2:25; Alma 24:14; 34:9; 3 Nephi 12:48; 28:10.)
Ik getuig dat in onze voorsterfelijke staat onze oudste Broer in de geest, Jezus Christus, onze voorgeordende Heiland in het heilsplan van de Vader werd. (Zie Mosiah 4:6–7; Alma 34:9.) Hij is de oorzaak van ons eeuwig heil en de enige weg waardoor wij tot onze Vader in de hemel kunnen terugkeren om die volheid van vreugde te verkrijgen. (Zie Hebreeën 2:10; Mosiah 3:17; Alma 38:9.)
Ik getuig dat Lucifer zich ook in de hemelse raad bevond. Hij trachtte de keuzevrijheid van de mens te vernietigen. Hij kwam in opstand. (Zie Mozes 4:3.) Er was oorlog in de hemel en een derde van de scharen werd naar de aarde uitgeworpen en een lichaam ontzegd. (Zie Openbaring 12:7–9; LV 29:36–37.) Lucifer is de vijand van alle gerechtigheid en streeft ernaar alle mensen ellendig te maken. (Zie 2 Nephi 2:18, 27; Mosiah 4:14.)11
De centrale kwestie in die voorsterfelijke raadsvergadering was: zullen de kinderen van God onbelemmerde keuzevrijheid hebben om de weg te kiezen die ze willen volgen, hetzij goed of kwaad, of zullen zij gedwongen worden gehoorzaam te zijn? Christus en allen die Hem volgden stonden voor het eerste voorstel — vrijheid van keuze; Satan stond voor het tweede — dwang.12
In de Schriften staat dat er een grote oorlog in de hemel was, een strijd over het beginsel van vrijheid, het recht om te kiezen. (Zie Mozes 4:1–4; LV 29:36–38; 76:25–27; Openbaring 12:7–9.)13
De oorlog die in de hemel over deze kwestie begon, is nog niet voorbij. Het conflict wordt op het strijdtoneel van de sterfelijkheid voortgezet.14
Keuzevrijheid is een door God gegeven, eeuwig beginsel. Het grote plan van vrijheid is het plan van het evangelie. Er is geen sprake van dwang, geen intimidatie. Men is vrij om het evangelie te aanvaarden of te verwerpen. Men kan het aanvaarden en er vervolgens niet naar leven, of het aanvaarden en er ten volle naar leven. Maar God zal ons nooit dwingen om het evangelie na te leven. Hij zal overreding gebruiken door toedoen van zijn dienstknechten. Hij zal ons oproepen en ons aanwijzingen geven en ons overreden en ons aanmoedigen en ons zegenen wanneer wij er gehoor aan geven, maar hij zal nooit dwang uitoefenen op het menselijk gemoed. (Zie Hymns 1985, 240.)15
2
Dit leven is een proeftijd waarin het ons vrij staat om tussen goed en kwaad te kiezen.
Abraham kreeg de geestkinderen van onze hemelse Vader te zien voordat ze naar de aarde kwamen. Hem werd ook de schepping van de aarde getoond, en de Heer zei tegen hem: ‘En wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Heer, hun God, hun ook zal gebieden.’ (Abraham 3:25.) In die goddelijke verklaring is tevens het recht om te kiezen vervat.16
Dit leven is een proeftijd: een proeftijd waarin u en ik laten zien wat we waard zijn, een proeftijd die eeuwige gevolgen heeft voor ieder van ons. En nu is het ons moment — zoals elke generatie die heeft gehad — om onze plichten te leren kennen en te doen.17
Dat de Heer niet blij is met goddeloosheid is waar. Dat Hij die liever niet ziet gebeuren, is ook waar. Dat Hij wie zich ertegen verzetten zal helpen, is waar. Maar dat Hij überhaupt toestaat dat zijn kinderen hier op aarde goddeloosheid bedrijven, bewijst dat Hij ze hun keuzevrijheid heeft gegeven, waarmee Hij bovendien een basis voor hun laatste oordeel creëert.18
Er is geen kwaad dat [Jezus Christus] niet kan stoppen. Alle dingen liggen in zijn handen. Deze aarde valt onder zijn rechtmatige heerschappij. Toch laat Hij het kwaad toe zodat wij keuzes tussen goed en kwaad kunnen maken.19
Het leven is een proeftijd in het eeuwige bestaan van de mens, waarin het hem is gegeven […] om tussen goed en kwaad te kiezen. […] Aan die keuzes zitten grote gevolgen vast, niet alleen in dit leven, maar, nog belangrijker, in het leven hierna. Er zijn grenzen die Satan niet kan overschrijden. Binnen die grenzen heeft hij op dit moment de ruimte om een kwaadaardig alternatief voor Gods rechtschapen beginselen te bieden, waardoor de mensen tussen goed en kwaad kunnen kiezen en aldus de positie bepalen die ze in het volgende leven zullen innemen.20
3
Wij gebruiken onze keuzevrijheid om beslissingen te nemen die ons geluk nu en in de eeuwigheid bepalen.
God heeft u lief zoals Hij elk van zijn kinderen liefheeft. Zijn verlangen en doel en heerlijkheid zijn dat u rein en onbevlekt bij Hem terugkeert, nadat u hebt bewezen dat u een eeuwigheid van vreugde in zijn tegenwoordigheid waardig bent.
Uw Vader in de hemel is u indachtig. Hij heeft u geboden gegeven om u te leiden, om u discipline bij te brengen. Hij heeft u ook uw handelingsvrijheid gegeven — de vrijheid om te kiezen — ‘om te zien of [u] alles zul[t] doen wat [Hij] ook zal gebieden.’ (Abraham 3:25.) Zijn koninkrijk hier op aarde is goed georganiseerd en uw leiders leggen zich erop toe om u te helpen. Weet dat onze liefde, zorg en gebeden voortdurend bij u zijn.
Satan is u ook indachtig. Hij is vastbesloten u te gronde te richten. Hij brengt u geen discipline bij met geboden, maar biedt u in plaats daarvan de vrijheid ‘om uw eigen zin te doen’. […] Satans lijfspreuk is: ‘Geniet nu en betaal later.’ Hij streeft ernaar dat alle mensen ongelukkig zullen zijn, net als hijzelf [zie 2 Nephi 2:27]. De Heer streeft ernaar dat mensen door naleving van het evangelie nu gelukkig zijn en voor eeuwig vreugde hebben.21
Wij zijn vrij om te kiezen, maar wij zijn niet vrij om de gevolgen van die keuzes te veranderen.22
Er zou duidelijk maar weinig beproeving van ons geloof zijn als we voor elke goede daad direct onze volledige beloning ontvingen of direct gestraft werden voor elke zonde. Maar dat voor ieder een uiteindelijke afrekening volgt, staat buiten kijf.23
Hoewel iemand tijdelijk genot uit zonde kan halen, is het eindresultaat ellende en verdriet. ‘Goddeloosheid heeft nooit geluk betekend.’ (Alma 41:10.) Zonde drijft een wig tussen ons en God en is deprimerend voor onze geest. Wij doen er dus goed aan onszelf af te vragen of wij wel in overeenstemming met alle wetten van God leven. Iedere gehoorzaamde wet brengt een bepaalde zegening. Iedere gebroken wet brengt een bepaalde bezoeking. Wie zwaar belast zijn met wanhoop, dienen tot de Heer te komen, want zijn juk is zacht en zijn last is licht. (Zie Matteüs 11:28–30.)24
Het belangrijkste doel van iemands leven is beslissingen leren nemen. Hoewel een van de grootste gaven van God aan de mens […] keuzevrijheid is, heeft Hij de mens ook verantwoordelijkheid voor deze keuzen gegeven. […] We sturen ons eigen leven in de richting van succes of mislukking. We mogen niet alleen onze uiteindelijke doelen kiezen, we mogen in veel gevallen ook zelf beslissen hoe we die doelen willen bereiken. Door onze ijver, of het gebrek daaraan, bepalen wij de snelheid waarmee wij onze doelen bereiken. Daar is persoonlijke inzet en inspanning voor nodig, en het zal niet zonder tegenspoed of conflict mogelijk zijn.25
Het lot van de mensheid en onze hele beschaving is ervan afhankelijk of de mens zijn […] keuzevrijheid zal gebruiken om zichzelf te besturen of om eeuwige wetten te negeren met gevaar voor zichzelf en de gevolgen daarvan te dragen. De werkelijke problemen van tegenwoordig zijn dan ook niet van economische of politieke aard. Zij zijn van geestelijke aard — dat wil zeggen dat de mens moet leren zich aan de wetten te conformeren die God aan het mensdom gegeven heeft.26
Aan ieder van ons is keuzevrijheid gegeven om belangrijke beslissingen te nemen die op ons eeuwig heil betrekking hebben. Die beslissingen hebben invloed op ons geluk in de eeuwigheid.27
Door onze beslissingen zijn we wie we nu zijn. Onze eeuwige bestemming wordt bepaald door de beslissingen die we nog zullen nemen.28
4
Beslissingen van cruciaal belang vragen om onze gebedsvolle inspanning.
Als we verstandige, christelijke beslissingen willen nemen, moeten we eerst zo leven dat we van die onzichtbare macht gebruik mogen maken, die bij het nemen van beslissingen onmisbaar is.
Een van de belangrijkste beslissingen in deze bedeling werd genomen toen de jonge Joseph Smith besloot dat hij de aansporing in Jakobus zou opvolgen: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt.’ (Jakobus 1:5–6.)
Het eeuwig heil van miljoenen mensen in de bedeling van de volheid der tijden is van die beslissing afhankelijk! We mogen niet vergeten dat personen belangrijk zijn, en dat de beslissingen die zij nemen grote invloed op het leven van anderen kunnen hebben.29
De Heer heeft gezegd: ‘Klopt, en voor u zal worden opengedaan’ (3 Nephi 14:7; zie ook Matteüs 7:7). Met andere woorden, er is inspanning van onze kant vereist.30
Verstandige beslissingen komen meestal voort uit werk, strijd en gebedsvolle inspanning. Het antwoord van de Heer op de ineffectieve pogingen van Oliver Cowdery is duidelijk: ‘Maar zie, Ik zeg u dat u het in uw gedachten moet uitvorsen; daarna moet u Mij vragen of het juist is, en indien het juist is, zal Ik uw boezem in u doen branden; bijgevolg zult u voelen dat het juist is.’ (LV 9:8.)
Laten we daarom allereerst zeggen dat ons oprechte streven om onze Vader in de hemel te vinden, en ons geloof dat Hij onze gebeden zal beantwoorden, een vertroostende basis is om mee te beginnen. […] De Heer zal geen water uit een droge bron halen, dus wij moeten ons deel doen. Soms vergen onze pogingen om een goede beslissing te nemen veel energie, studie en geduld.31
Door vasten en gebed kunnen we veel geestelijk inzicht krijgen bij beslissingen die erg belangrijk zijn.32
5
Wij kunnen naar eigen believen handelen en de Heer verwacht van ons dat we uit onze eigen vrije wil goede dingen doen.
In 1831 zei de Heer het volgende tegen zijn kerk:
‘Want zie, het is niet juist dat Ik in alle dingen gebieden moet; want wie in alle dingen gedwongen wordt, die is een trage en geen verstandige dienstknecht; daarom ontvangt hij geen beloning.
‘Voorwaar, Ik zeg: De mensen dienen gedreven voor een goede zaak werkzaam te zijn en vele dingen uit eigen vrije wil te doen en veel gerechtigheid tot stand te brengen;
‘want de macht is in hen, waardoor zij naar eigen believen kunnen handelen. En voor zoverre de mensen goed doen, zullen zij hun beloning geenszins verliezen.
‘Maar wie niets doet totdat het hem geboden wordt, en een gebod met een weifelend hart ontvangt en het traag nakomt, die is verdoemd.’ (LV 58:26–29.)
De doeleinden van de Heer — de grote oogmerken — blijven onveranderd: het eeuwig heil en de verhoging van zijn kinderen.
Doorgaans geeft de Heer ons het algemene doel dat bereikt moet worden en een aantal richtlijnen, maar Hij verwacht van ons dat wij de meeste details en de methoden uitzoeken. De methoden en werkwijzen worden gewoonlijk met behulp van studie en gebed ontwikkeld en door zo te leven dat we de influisteringen van de Geest kunnen ontvangen en volgen. Mensen die minder geestelijk zijn ingesteld, hebben veel verschillende geboden nodig, zoals in de tijd van Mozes. Tegenwoordig kijken de mensen die geestelijk ingesteld zijn naar de doeleinden, ze bestuderen de richtlijnen van de Heer en zijn profeten, en handelen vervolgens met een gebed in hun hart — zonder ‘in alle dingen’ geboden te hoeven worden. Door zo’n houding bereidt de mens zich op het godschap voor. […]
Soms wacht de Heer hoopvol op het initiatief van zijn kinderen, en als zij dat niet nemen, raken zij de grote prijs kwijt. De Heer zal de zaak voorbij laten gaan en hen voor de gevolgen laten opdraaien of Hij moet zijn doel gedetailleerder uitleggen. Ik ben bang dat als Hij het gedetailleerder moet uitleggen, de beloning doorgaans kleiner zal zijn.33
We dienen ‘gedreven werkzaam’ te zijn voor goede zaken en door onze aanwezigheid hier van de wereld een betere plaats te maken.34
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
In welke opzichten hebt u gemerkt dat ‘de oorlog die in de hemel […] begon, nog niet voorbij is’? (Zie paragraaf 1.) Wat kunnen wij doen om het beginsel keuzevrijheid te verdedigen?
-
Mensen vragen zich vaak af waarom God het kwaad in de wereld laat bestaan. Hoe kunnen president Bensons leringen in paragraaf 2 die vraag helpen beantwoorden?
-
Wat kunnen we doen om onze kinderen en jongeren de waarheden in paragraaf 3 bij te brengen? Wat kunnen we doen om onze kinderen en jongeren de gevolgen van de beslissingen die ze nemen duidelijk te maken?
-
Denk na over president Bensons raad over het nemen van ‘verstandige, christelijke beslissingen’ (paragraaf 4). Wat bent u te weten gekomen over bidden gecombineerd met ijverige inspanning bij het nemen van beslissingen?
-
Wat houdt het voor u in om ‘gedreven voor een goede zaak werkzaam te zijn’? Hoe zal uw leven veranderen wanneer u goede dingen ‘uit [uw] eigen vrije wil’ doet en niet wacht tot u geboden wordt? (Zie paragraaf 5.)
Relevante Schriftteksten
Deuteronomium 11:26–28; Jozua 24:15; 2 Nephi 2:14–16; Alma 42:2–4; Helaman 14:30–31; LV 29:39–45; 101:78
Onderwijstip
U kunt groepsgesprekjes gebruiken ‘om veel mensen in de klas in de gelegenheid te stellen aan de les deel te nemen. Personen die gewoonlijk aarzelen om deel te nemen, zijn in een kleinere groep misschien wel in staat om hun mening te geven.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 164.)