Hoofdstuk 21
Beginselen van stoffelijke en geestelijke welzijnszorg
‘Alles wat het economische, sociale en geestelijke welzijn van het mensdom raakt, is en zal altijd de zorg van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn.’
Uit het leven van Ezra Taft Benson
In 1936, toen mensen over de hele wereld met de economische moeilijkheden van de crisisjaren kampten, introduceerde het Eerste Presidium een nieuw welzijnsprogramma. Dit programma, het zogeheten kerkelijk zekerheidsplan, werd niet in het leven geroepen om mensen in nood de hand te laten ophouden, maar om ‘de mensen te helpen zichzelf te helpen’.1 Toen het Eerste Presidium en andere kerkleiders dit programma in gang zetten, beklemtoonden zij de grondbeginselen van hard werken, zelfredzaamheid en dienstbetoon. Zij moedigden de kerkleden aan tiende en vastengaven af te dragen, voedsel te produceren en op te slaan, onnodige schulden te vermijden en geld te sparen als een appeltje voor de dorst.
In die tijd was president Ezra Taft Benson als raadgever in een ringpresidium in Boise (Idaho) werkzaam. Hij was tevens econoom, marketingdeskundige en landbouwdeskundige voor de staat Idaho. Hij woonde in opdracht van zijn ringpresident een bijeenkomst bij waarin het kerkelijk zekerheidsplan geïntroduceerd zou worden. Hij vertelde daar later over: ‘Mijn ziel stemde van ganser harte in met alles wat ik die dag hoorde. Ik ging terug naar de ring Boise en vertelde mijn broeders dat dit aangekondigde programma in economisch, sociaal en geestelijk opzicht goed in elkaar stak. Ik sprak ook het vertrouwen uit dat de mensen in de kerk er van harte mee zouden instemmen als iets wat niet alleen goed in elkaar stak, maar ook nodig was.’2
Twee maanden nadat president Benson het programma in zijn ring had geïntroduceerd, ‘werden er talloze welzijnsprojecten opgezet: één wijk had een grote moestuin aangelegd, een andere wijk had zes hectare suikerbieten ingezaaid, en de ZHV in weer een andere wijk was bezig met voedsel inmaken en quiltdekens en kleding maken. [Eén wijk] bouwde zelfs een conservenfabriekje.’3
President Benson zag tien jaar later de toenemende invloed van het welzijnsprogramma. Als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen had hij de opdracht gekregen om de kerk in Europa vlak na de Tweede Wereldoorlog te presideren. In die door de oorlog verscheurde landen gaf hij leiding aan de levering van goederen door de kerk waardoor de mensen weer in hun eigen onderhoud konden voorzien. Hij vertelde wat er gebeurde toen de eerste lading welzijnsgoederen van de kerk in Berlijn (Duitsland) aankwamen:
‘Ik nam de waarnemend president van de zending, president Richard Ranglack, met me mee. We liepen naar het oude en gehavende magazijn waar zich, onder bewapende bewaking, de kostbare welzijnsgoederen bevonden. Achterin het magazijn waren de dozen en kisten tot bijna aan het plafond opgestapeld.
‘“Zit daar eten in?” zei Richard. “Wilt u zeggen dat daar allemaal eten in zit?”
‘“Jazeker, mijn broeder,” antwoordde ik, “voedsel en kleding en beddengoed — en wat medische hulpgoederen hoop ik.”
‘Richard en ik pakten een van de dozen van de stapel. We maakten die open. Er zat tot aan de rand toe het gewoonste, meest alledaagse voedsel in — gedroogde bonen. Toen die beste man dat zag, stak hij zijn hand erin en liet hij de inhoud door zijn vingers glijden, waarna hij als een kind in tranen uitbarstte en van dankbaarheid begon te huilen.
‘We maakten nog een verpakking open, vol geplet graan, zonder enige toevoeging of weglating, precies zoals de Heer het gemaakt en bedoeld had. Hij nam wat tussen zijn vingers en stak het in zijn mond. Toen keek hij mij met betraande ogen aan — en de mijne waren ook niet droog — en hij zei, langzaam het hoofd schuddend: “Broeder Benson, ik kan het bijna niet geloven dat mensen die ons nooit gezien hebben zoveel voor ons wilden doen.”
Dat is het systeem van de Heer! Vrijwillige bijdragen ingegeven door broederlijke liefde en offervaardigheid, en anderen helpen zichzelf te helpen. Die dingen waarborgen iemands waardigheid en zelfrespect.’4
Leringen van Ezra Taft Benson
1
De Heer wil zijn volk graag in stoffelijk en geestelijk opzicht zegenen.
Ik besef, broeders en zusters, dat de Heer inzake stoffelijke zaken heeft gezegd:
‘[…] Ik zeg u dat alle dingen voor Mij geestelijk zijn, en nimmer heb Ik u een wet gegeven die stoffelijk was. […]’ [LV 29:34.]
Het doel is uiteraard geestelijk. We leven echter in een materiële, fysieke, stoffelijke wereld. […]
[…] De mens is een tweeledig wezen: stoffelijk en geestelijk. In de eerste openbaringen aan dit volk gaf de Heer menigmaal aanwijzingen en geboden aangaande stoffelijke zaken. Hij gaf de heiligen en de leiders van de kerk aanwijzingen voor de aankoop van land en andere bezittingen; voor de bouw van tempels; zelfs voor de installatie van een drukpers, voor een winkel en voor de bouw van een gastenverblijf voor de ‘vermoeide reiziger’ [zie LV 124:22–23]. In de grote openbaring die als het woord van wijsheid bekendstaat, gaf Hij niet alleen aan wat goed en wat niet goed is voor de mens, maar noemde Hij tevens een plan voor het voeden van vee, dat, na meer dan honderd jaar, langzamerhand door het wetenschappelijk onderzoek van de mens gestaafd wordt [zie LV 89]. Wat het welzijn van de mens ook raakt, heeft de kerk altijd ter harte genomen en dat zal altijd zo blijven. Onze mensen hebben altijd raad in stoffelijke zaken gekregen. […]
Het is belangrijk dat we alles in het juiste perspectief blijven zien, broeders en zusters. Laten we altijd voor ogen houden dat alle materiële dingen slechts een middel tot een doel zijn, dat het doel geestelijk is, hoewel de Heer zijn volk graag in stoffelijk opzicht zegenen wil. Dat heeft Hij in vele openbaringen aangegeven. Hij heeft er keer op keer op gewezen dat we voor onze gewassen, ons vee, ons huishouden, onze woning moeten bidden en de zegeningen van de Heer over onze materiële zaken moeten afsmeken. En Hij heeft beloofd dat Hij er zal zijn en klaarstaat om ons te zegenen. […]
[…] De Heer zal niet voor ons doen wat we zelf kunnen en moeten doen. Maar het is zijn doel om voor zijn heiligen te zorgen. Alles wat het economische, sociale en geestelijke welzijn van het mensdom raakt, is en zal altijd de zorg van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn.5
Als we enig aspect van het welzijnsprogramma uitvoeren, moeten we het primaire doel waarvoor het in het leven geroepen is voor ogen houden. Dat verklaarde doel is ‘om, voor zover mogelijk, een systeem op te zetten waardoor met de vloek van werkloosheid en uitkeringen zou worden afgerekend, en waardoor onze mensen weer onafhankelijk, bedrijvig en spaarzaam zouden worden, en weer zelfrespect zouden krijgen. De kerk stelt zich ten doel de mensen te helpen zichzelf te helpen. Werken moet weer het leidende beginsel in het leven van onze leden worden.’6
De kracht van het welzijnsprogramma van de kerk schuilt erin dat elk gezin de geïnspireerde raad van de kerkleiders volgt om zelfredzaam te zijn door afdoende voorbereidingen te treffen. God wil dat zijn heiligen zich zodanig voorbereiden dat ‘de kerk [zoals de Heer gezegd heeft] onafhankelijk zal staan, boven alle andere schepselen onder de celestiale wereld’. (LV 78:14.)7
De Schriftuurlijke gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden [zie Matteüs 25:1–13] herinnert ons eraan dat iemand te lang kan wachten voordat hij probeert zijn geestelijke en stoffelijke huis op orde te krijgen. Zijn wij voorbereid?8
2
Door energieke, doelgerichte, onzelfzuchtige arbeid voorzien wij in onze levensbehoeften en ontwikkelen wij goddelijke eigenschappen.
Een van de eerste beginselen die vader Adam geopenbaard kreeg nadat hij uit de hof van Eden was verdreven, was: ‘In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert’ (Genesis 3:19). Alles wat wij in het leven op materieel gebied verwerven, is het resultaat van werken en de voorzienigheid van God. Alleen door te werken voorzien we in onze levensbehoeften.9
God heeft de mens geboden dat hij zelf voor zijn levensonderhoud moet zweten, niet dat hij op een ander teert.10
Wij hangen een evangelie van werken aan — doelgericht, onzelfzuchtig en in de geest van de ware liefde van Christus. Alleen dan ontwikkelen we goddelijke eigenschappen. Alleen dan kunnen wij een nuttig werktuig in de handen van de Heer worden om anderen tot zegen te zijn door die macht die het leven van mannen en vrouwen ten goede kan veranderen.
Wij behoren nederig dankbaar te zijn voor die opdracht, dat erfgoed, die gelegenheid om te dienen en de overvloedige zegeningen die eruit voortvloeien. Hoe gelukkig zijn degenen die het plan van de Heer willen volgen om die macht te ontwikkelen en tot zegen van anderen aan te wenden. Dat is wat de Christus deed. Dat is wat ons vergund is te doen.11
Wie welzijnszorg ontvangen, dienen binnen hun vermogen voor de ontvangen hulp aan goederen of vastengaven te werken. Als er geen zinvol werk tegenover staat, als mensen niet tot werken aangemoedigd worden, zou er een demoraliserend systeem van kerkelijke uitkeringen ontstaan, en zou het doel waarvoor het welzijnsprogramma in het leven is geroepen ondermijnd worden. Het is een hemelse wet, dat we hier op aarde nog niet volledig onder de knie hebben, dat je mensen niet op de lange termijn kunt helpen door voor ze te doen wat ze ook zelf kunnen, en moeten, doen.12
We dienen de zegeningen van de Heer over al onze bezigheden te vragen en nooit iets te doen waarover we zijn zegeningen niet kunnen afsmeken. We moeten niet verwachten dat de Heer voor ons doet wat we zelf kunnen doen. Ik geloof in geloof en werken, en dat de Heer meer zegeningen zal uitstorten over wie werkt waarvoor hij bidt dan over wie alleen bidt.13
Energiek, doelgericht werken leidt tot een goede gezondheid, prijzenswaardige resultaten, een zuiver geweten en een verkwikkende nachtrust. Werken heeft de mens altijd voordeel opgeleverd. Moge u een gezond respect voor arbeid hebben, of u die nu met het hoofd, het hart of de hand verricht. Moge u altijd de voldoening van eerlijke arbeid smaken. […] Met wensen of dromen alleen komt u niet in de hemel. U moet de prijs in arbeid, in offers en in een rechtschapen levenswandel betalen.14
3
Wanneer we voedsel produceren en opslaan, plukken we daar direct de vruchten van en hebben we tevens een appeltje voor de dorst.
Hebt u er ooit bij stilgestaan wat er in uw buurt of land zou gebeuren als alle transport stil kwam te liggen of als er van oorlog of een crisis sprake was? Hoe zouden u en uw buren aan voedsel komen? Hoe lang zou de winkel op de hoek — of de supermarkt — genoeg in de schappen hebben om de hele buurt te voorzien?
Kort na de Tweede Wereldoorlog werd ik door het Eerste Presidium naar Europa gestuurd om onze zendingsgebieden nieuw leven in te blazen en een programma op te zetten voor de distributie van voedsel en kleding aan de heiligen. Het staat mij nog helder voor ogen dat mensen elke ochtend de trein namen met allerlei spullen onder de arm om die op het platteland tegen voedsel te ruilen. In de avond was het treinstation vol mensen met hun armen vol groenten en fruit, en aan hun voeten een bonte verzameling gillende varkens en kakelende kippen. Het was er een drukte van belang. Die mensen waren uiteraard bereid vrijwel alles wat ze hadden te verruilen voor hun eerste levensbehoefte — eten.
Een bijna vergeten manier van economische zelfredzaamheid is het zelf produceren van voedsel. We zijn te zeer gewend geraakt aan naar de winkel gaan en kopen wat we nodig hebben. Door een deel van ons voedsel zelf te produceren, ondervangen we voor een groot deel de gevolgen van de inflatie van ons geld. Wat nog belangrijker is: we leren hoe we ons eigen voedsel moeten produceren en alle gezinsleden bij een nuttig project kunnen betrekken. […]
[…] Ik wil u graag vertellen wat anderen zoal gedaan hebben. Steek de koppen bijeen en vraag toestemming om een leeg stuk grond als moestuin te gebruiken, of huur een stuk grond en leg een moestuin aan. Sommige ouderlingenquorums hebben dit als quorum gedaan en alle deelnemers hebben de voordelen van groente en fruit van eigen bodem geoogst, alsmede de zegeningen van samenwerking en de betrokkenheid als gezin. Veel gezinnen hebben een deel van hun gazon tot moestuin omgespit.
Wij moedigen u aan zelfredzamer te worden, opdat, zoals de Heer verklaard heeft, ‘de kerk, ondanks de beproeving die over u zal komen, onafhankelijk zal staan, boven alle andere schepselen onder de celestiale wereld’ (LV 78:14). De Heer wil dat we onafhankelijk en zelfredzaam zijn, omdat er roerige tijden zullen komen. Hij heeft ons vooraf gewaarschuwd aangaande eventuele moeilijkheden. […]
Voedselproductie maakt gewoon deel uit van de herhaalde oproep om een voedselvoorraad aan te leggen […] waar dat wettelijk is toegestaan. De kerk heeft niet voorgeschreven welk voedsel u moet opslaan. Die beslissing wordt aan ieder lid zelf overgelaten. […]
[…] De openbaring om voedsel te produceren en op te slaan kan net zo essentieel zijn voor ons welzijn in deze tijd als het aan boord gaan van de ark was voor de mensen in de tijd van Noach. […]
[…] Plan het aanleggen van uw voedselvoorraad net zoals u een spaarrekening zou gebruiken. Voeg elke maand iets aan uw voorraad toe. Maak fruit en groente uit uw eigen tuin of boomgaard in. Leer hoe u voedsel houdbaar maakt door het te drogen en mogelijk in te vriezen. Neem uw voorraadvorming in uw begroting mee. Leg een voorraadje zaden aan en zorg voor voldoende gereedschap om de klus te klaren. Als u spaart en plant voor een tweede auto of voor een televisietoestel of ander voorwerp dat alleen maar uw gemak of gerief dient, moet u uw prioriteiten wellicht bijstellen. Wij sporen u aan dit onder gebed te doen en dat nu te doen. […]
Te vaak houden we onszelf in onze comfortabele zelfgenoegzaamheid voor dat oorlogsgeweld, economische rampspoed, hongersnood en aardbevingen hier niet kunnen voorkomen. Wie die mening zijn toegedaan, zijn niet bekend met de openbaringen van de Heer of zij geloven die niet. Wie er zelfvoldaan van uitgaan dat deze rampen niet zullen gebeuren, dat ze wel aan hen voorbij zullen gaan omwille van de rechtschapenheid van de heiligen, zijn misleid en zullen de dag betreuren dat ze een dergelijk waanidee koesterden.
De Heer heeft ons vooraf gewaarschuwd voor zeer roerige tijden en ons, bij monde van zijn dienstknechten, raad gegeven hoe wij ons op die moeilijke tijden kunnen voorbereiden. Hebben wij zijn raad ter harte genomen? […]
Wees trouw, broeders en zusters, aan die raad en u zult gezegend worden — ja, het meest gezegende volk op aarde. U bent een goed volk. Dat weet ik. Maar we moeten ons allemaal nog steeds verbeteren. Laten wij in een positie zijn zodat we niet alleen onszelf, maar ook anderen uit onze eigen productie en voorraad kunnen voeden.
Moge God ons zegenen dat we voorbereid zullen zijn op de tijden die voor ons liggen, die wel eens ongekend zwaar kunnen zijn.15
4
We zullen gemoedsrust en voldoening ervaren wanneer we een deel van ons inkomen sparen en onnodige schulden vermijden.
Ik wil u met alle respect aansporen om naar de fundamentele beginselen van werken, bedrijvigheid en zelfredzaamheid te leven, en uw kinderen door uw voorbeeld te onderwijzen. […] Geef niet meer uit dan er binnenkomt. Leg een deel van die inkomsten regelmatig als spaargeld opzij. Vermijd onnodige schulden. Wees verstandig en breid niet te snel uit. Leer goed te beheren wat u hebt voordat u aan verdere uitbreiding denkt.16
Helaas heeft bij sommigen de verwachting postgevat dat we in moeilijke tijden, wanneer we onverstandig en kwistig met onze middelen geweest zijn en boven onze stand geleefd hebben, de kerk of de overheid ons uit de penarie moet helpen. Sommige kerkleden zijn het onderliggende beginsel van het kerkelijk welzijnsplan vergeten dat ‘geen enkele ware heilige der laatste dagen die lichamelijk gezond is, vrijwillig de last van zijn eigen onderhoud op een ander zal schuiven’. […]
Meer dan ooit moeten we de beginselen van economische zelfredzaamheid leren en toepassen. Wij weten niet wanneer ziekte of werkloosheid een crisis in ons leven veroorzaakt. Wij weten wel dat de Heer voor de toekomst rampen op grote schaal voorzegd heeft en ons vooraf gewaarschuwd heeft om voorbereidingen te treffen. Daarom hebben de algemene autoriteiten steeds gehamerd op een ‘terug-naar-de-basis’-programma voor ons stoffelijke en geestelijke welzijn.17
De Heer wil dat zijn heiligen vrij en onafhankelijk zijn in de kritieke tijden die zullen komen. Niemand is echter vrij die zich in financiële slavernij verkeert.18
In het boek Koningen lezen we over een vrouw die huilend bij de profeet Elisa kwam. Haar man was overleden en zij had een schuld die ze niet kon voldoen. De schuldeiser was op weg om haar twee zonen mee te nemen en als slaven te verkopen.
Door een wonder stelde Elisa haar in staat een forse voorraad olie aan te leggen. Toen zei hij tegen haar: ‘Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuld, en leef met uw zonen van het overige.’ (Zie 2 Koningen 4:1–7.)
‘Betaal uw schuld, en leef.’ Hoe nuttig zijn die woorden altijd geweest! Wat schuilt er voor ons ook nu wijze raad in! […]
Veel mensen geloven niet dat er ooit weer een flinke recessie zal komen. Zij wanen zich zeker in de verwachting dat ze altijd een baan en inkomen zullen hebben. Zij verpanden hun toekomstige inkomen zonder zich af te vragen wat ze zouden doen als ze hun baan kwijtraakten of als hun inkomen om een andere reden wegviel. Maar de grootste deskundigen hebben herhaaldelijk gezegd dat we nog niet slim genoeg zijn om onze economie zonder neerwaartse aanpassingen te beheersen. Die aanpassingen zullen zich vroeg of laat aandienen.
Nog een reden voor de toename aan schulden gaat dieper en is nog zorgwekkender. Er is sprake van oprukkend materialisme, in tegenstelling tot het aanhangen van geestelijke waarden. Veel gezinnen betrekken een groter en duurder huis, in een dure buurt, dan nodig is, om maar ‘indruk te maken’. […] Door de steeds hogere levensstandaard neemt die verleiding met elk nieuw snufje dat op de markt komt toe. De subtiele, zorgvuldig uitgekiende reclametechnieken van tegenwoordig richten zich op de zwakste plekken van de consument. Het gevolg is, helaas, een toenemend gevoel dat men materiële zaken nu, zonder wachten, zonder sparen, zonder zelfverloochening, moet hebben.
Wat nog erger is: veel gezinnen met persoonlijke schulden hebben totaal geen liquide middelen [spaargeld] om op terug te vallen. Welke problemen halen ze zich op hun hals als hun inkomen plotseling wegvalt of drastisch minder wordt! We kennen allemaal wel gezinnen die boven hun stand hebben geleefd. Er schuilt een wereld aan hartzeer achter.19
Nu beweer ik niet dat alle schulden slecht zijn. Natuurlijk niet. Verstandige zakelijke schulden zorgen voor groeimogelijkheden. Een verstandige hypotheekschuld is een uitkomst voor gezinnen die geld voor een huis moeten lenen.20
Op de lange duur is het gemakkelijker om de tering naar de nering te zetten en geen voorschot op toekomstige reserves te nemen, behalve wanneer dat nodig is — nooit voor de luxe. Het is niet eerlijk naar onszelf of onze gemeenschap toe om ons geld zo roekeloos te besteden dat we ons op het moment dat ons inkomen wegvalt voor financiële steun tot hulporganisaties of de kerk moeten wenden.
Ik spoor u dringend aan om geen betalingsverplichtingen van rente en bijbehorende kosten aan te gaan die vaak buitensporig zijn. Spaar nu en koop later, en u zult veel verder vooruitkomen. U spaart hoge rente en andere kosten uit, en het geld dat u spaart, biedt u de kans om later iets met forse korting contant te betalen.
[…] Weersta de verleiding om een woning te kopen die veel luxueuzer of groter is dan u in werkelijkheid nodig hebt.
U bent veel beter af, in het bijzonder jonge gezinnen die net beginnen, als u eerst een klein huis koopt dat u naar verwachting binnen een relatief korte periode kunt afbetalen. […]
Zorg ervoor dat u en uw gezin op financiële tegenslagen voorbereid zijn. Ga, vooralsnog in elk geval, voorbij aan luxe en ga sparen. Het is zeer verstandig om alvast voor de toekomstige opleiding van uw kinderen en uw oude dag geld opzij te zetten. […]
Broeders en zusters, we zullen gemoedsrust en voldoening ervaren wanneer we de tering naar de nering zetten. God geve ons de wijsheid en het geloof om de geïnspireerde raad van de priesterschap ter harte te nemen en onze schulden af te betalen, de tering naar de nering te zetten en aankopen direct te betalen — kortom: ‘Betaal uw schuld, en leef.’21
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
In paragraaf 1 zet president Benson de grondbeginselen van het welzijnsprogramma van de kerk uiteen. In welke opzichten dragen die beginselen aan ons stoffelijke welzijn bij? In welke opzichten dragen zij aan ons geestelijke welzijn bij?
-
Wat zijn enkele voordelen van ‘energiek, doelgericht werken’? (Zie paragraaf 2 voor enkele voorbeelden.) Van welke aspecten van werken kunt u zoal genieten? Hoe kunnen wij onze kinderen en jongeren leren om van werken te genieten?
-
Welke zegeningen krijgen we zoal als we president Bensons raad in paragraaf 3 opvolgen? Bedenk wat u gaat doen, in het licht van uw huidige omstandigheden, om die raad op te volgen.
-
Waarom denkt u dat verstandig omgaan met geld ‘gemoedsrust en voldoening’ geeft? Wat kunnen we daarentegen verwachten wanneer we ‘meer uit[geven] dan er binnenkomt’? (Zie paragraaf 4.)
Relevante Schriftteksten
Jakob 2:17–19; Alma 34:19–29; LV 19:35; 42:42; 75:28–29; 104:78; Mozes 5:1
Onderwijstip
‘Om de leerlingen op het beantwoorden van vragen voor te bereiden, kunt u hun, voordat u iets leest of presenteert, vertellen dat u om hun mening zal vragen. […] U kunt bijvoorbeeld zeggen: “Luister goed naar wat ik nu ga voorlezen, zodat u kunt vertellen wat u het meeste aanspreekt.”’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 69.)