Hoofdstuk 2
‘Mijn vrede geef Ik u’
‘We ontvangen vrede door ons onvoorwaardelijk over te geven aan de Vredevorst die de macht heeft om vrede te schenken.’
Uit het leven van Howard W. Hunter
Een van president Howard W. Hunters collega’s in het Quorum der Twaalf Apostelen beschreef hem als een man met ‘buitengewoon veel geduld dat uit grote innerlijke vrede voortkomt.’1 President Hunter sprak vaak over innerlijke vrede en onderwees dat iemand die vrede alleen ontvangt door zich tot God te wenden: door op Hem te vertrouwen, geloof te oefenen en ernaar te streven zijn wil te doen. Die vrede heeft hem door veel moeilijke tijden geholpen.
In het najaar van 1975 raadde een arts Claire, de vrouw van president Hunter, aan om een hersenoperatie te ondergaan. President Hunter brak zich het hoofd over de vraag of de operatie wel een goed idee was. Het zou Claires zwakke lichaam zwaar belasten en haar toestand misschien niet eens verbeteren. Hij ging naar de tempel, vroeg raad aan familieleden en voelde al gauw dat de operatie Claire de meeste hoop op verlichting bood. Hij beschreef zijn gevoelens op de dag van de operatie als volgt:
‘Ik vergezelde haar tot aan de deur van de operatiekamer, kuste haar, waarna ze haar naar binnenreden. De tijd verstreek en ik wachtte en dacht na. […] Plots maakten mijn spanning en ongerustheid plaats voor een gevoel van vrede. Ik wist dat we de juiste beslissing genomen hadden en dat mijn gebeden verhoord waren.’2
In 1989 had president Hunter nog een ervaring waarbij hij in een moeilijke tijd vrede ervoer. Hij was in Jeruzalem om het Brigham Young University Jerusalem Center for Near Eastern Studies in te wijden. Verscheidene groeperingen hadden tegen de aanwezigheid van de kerk in Jeruzalem geprotesteerd en sommigen hadden zelfs met geweld gedreigd. Een van de sprekers bij de inwijding was ouderling Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf, die later over dit incident vertelde:
‘Toen ik mijn toespraak hield, was er nogal wat opwinding achterin de zaal. Er waren militairen de zaal binnengekomen. Ze lieten een briefje aan president Hunter overhandigen. Ik draaide me om en vroeg wat ik moest doen. Hij zei: “Er is een bommelding. Ben je bang?” Ik zei: “Nee.” Hij zei: “Ik ook niet, ga maar verder met je toespraak.”’3 De inwijdingsdiensten verliepen zonder problemen; er was geen bom.
In zulke situaties vertrouwde president Hunter op de volgende belofte van vrede die de Heiland gegeven had en die hij vaak citeerde: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden’ (Johannes 14:27).
Leringen van Howard W. Hunter
1
Jezus Christus is de bron van echte vrede.
Zevenhonderd jaar vóór de geboorte van Christus voorspelde de profeet Jesaja die gebeurtenis en gebruikte daarbij titels die van zijn grote respect blijk gaven. […] Een van die titels die in deze tijd erg interessant is, is ‘Vredevorst’ (Jesaja 9:5). Jesaja verklaarde: ‘Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen.’ Wat een mooie hoop in een wereld vol oorlog en zonde!4
De vrede waarnaar de wereld smacht, is een staakt-het-vuren, maar men beseft niet dat vrede een toestand is die de mens enkel en alleen bereikt op de voorwaarden die God stelt, en op geen enkele andere manier.
In een psalm in Jesaja staan deze woorden: ‘Het is Uw vaste voornemen: U zult volkomen vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd.’ (Jesaja 26:3.) Die volkomen vrede waarover Jesaja spreekt, ontvangt men alleen door geloof in God. Dat begrijpt deze ongelovige wereld niet.
Tijdens het laatste avondmaal van Jezus met de twaalf apostelen, waste Hij hun voeten, brak het brood voor hen, en gaf de beker door. Vervolgens sprak Hij hun geruime tijd toe, nadat Judas uit hun midden gegaan was. Hij vertelde hun onder andere over zijn nakende dood, en het erfgoed dat Hij hun zou nalaten. Hij had geen bezittingen, onroerend goed of rijkdom. Volgens het verhaal had Hij alleen de kleding die Hij droeg, en op de dag na zijn kruisiging zou die onder de soldaten verdeeld worden, die het lot wierpen om zijn mantel. Hij gaf zijn discipelen zijn legaat met de volgende eenvoudige, maar diepzinnige woorden: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden’ (Johannes 14:27).
Hij gebruikte de Joodse vorm van begroeting en zegening: ‘Mijn vrede geef Ik u.’ Deze begroeting en dit legaat waren niet op de gebruikelijke manier bedoeld, want Hij zei: ‘[…] niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u.’ Het waren geen loze wensen, niet slechts beleefdheid zoals wereldse mensen die woorden volgens de traditie gebruiken. Hij gaf hun die vrede als Vredevorst en bron van vrede. Hij schonk ze hun en zei: ‘Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden.’ Een paar uur later zouden ze moeilijkheden doormaken, maar met zijn vrede zouden ze hun angst kunnen overwinnen en standvastig zijn.
Zijn laatste boodschap vóór het slotgebed op die gedenkwaardige avond was: ‘[…] In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’ (Johannes 16:33).5
2
We bevorderen vrede door het evangelie na te leven.
Er is slechts één leidende hand in het heelal, slechts één onfeilbaar licht, één zeker baken voor de wereld. Dat licht is Jezus Christus, het licht en leven van de wereld, het licht dat een profeet in het Boek van Mormon als volgt beschreef: ‘Een licht dat eindeloos is, dat nooit kan worden verduisterd’ (Mosiah 16:9).
Of we nu een vrouw, een man, een gezin, een samenleving of een volk zijn, in onze zoektocht naar de kust van veiligheid en vrede is Christus uiteindelijk het enige baken waarop we kunnen vertrouwen. Hij heeft over zijn zending gezegd: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Johannes 14:6). […]
Denk bijvoorbeeld eens aan deze opdracht die Christus aan zijn discipelen heeft gegeven. Hij zei: ‘Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen’ (Mattheüs 5:44).
Bedenk wat die aansporing alleen al in uw buurt en in de mijne zou doen, in de omgeving waar u en uw kinderen wonen, onder de volken die samen onze grote wereldfamilie vormen. Ik besef dat deze leerstelling erg moeilijk na te leven is, maar het is beslist een prettiger uitdaging dan de verschrikkelijke taken waarvoor we staan door de oorlog, de armoede en het verdriet waarmee de wereld geconfronteerd wordt.6
Als we wie ons kwaad doen proberen te helpen, als we bidden voor wie ons onrecht aandoen, dan kan ons leven mooi zijn. We krijgen vrede door met de Geest en met elkaar één te worden, de Heer te dienen en zijn geboden te onderhouden.7
De wereld waarin we leven, dicht bij huis of ver weg, heeft het evangelie van Jezus Christus nodig. Het evangelie verschaft de enige manier waarop de wereld ooit vrede zal vinden. […] We hebben een vreedzamere wereld nodig die ontstaat uit vreedzamere gezinnen, buurten en gemeenschappen. Om een dergelijke vrede te verwerven en te ontwikkelen ‘moeten we anderen liefhebben, zowel onze vijanden als onze vrienden.’ [Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 425.] […] Wij moeten anderen in vriendschap de hand reiken. We moeten vriendelijker, zachtaardiger, vergevensgezinder en minder snel kwaad worden.8
Gods handelwijze is voornamelijk gebaseerd op overreding, geduld en lankmoedigheid, niet op dwang of harde confrontatie. Zijn benadering is zachte aandrang en vriendelijke uitnodiging.9
Voor mensen die God verwerpen, zijn geboden niet onderhouden of zijn wetten overtreden, geldt de belofte van vrede niet. De profeet Jesaja sprak over de decadentie en corruptie van leiders en waarschuwde vervolgens: ‘Maar de goddelozen zijn als een opgezweepte zee, want die kan niet tot rust komen, en zijn water woelt modder en slijk op. De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede!’ (Jesaja 57:20–21.) […]
Onverschilligheid tegenover de Heiland of ongehoorzaamheid aan Gods geboden brengt onzekerheid, innerlijke onrust en twist teweeg. Dat is het tegengestelde van vrede. We ontvangen vrede door ons onvoorwaardelijk over te geven aan de Vredevorst die de macht heeft om vrede te schenken.10
De problemen van de wereld die zo vaak in schreeuwende krantenkoppen vermeld staan, dienen ons eraan te herinneren dat we naar de vrede moeten streven die we krijgen door de eenvoudige beginselen van het evangelie van Jezus Christus na te leven. Luidruchtige minderheden brengen onze innerlijke vrede niet aan het wankelen als we onze naasten liefhebben en geloven in het zoenoffer van de Heiland en de stille zekerheid van het eeuwige leven die Hij ons biedt. Hoe kunnen we in deze rumoerige wereld zulk geloof ontwikkelen? De Heer heeft gezegd: ‘Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en wie klopt, voor hem zal er opengedaan worden’ (Lukas 11:9–10).11
Het lijkt erop dat we twee eeuwige waarheden moeten aanvaarden als we vrede in deze wereld en eeuwig leven in het hiernamaals willen genieten. (1) Dat Jezus de Christus is, de eeuwige Zoon van onze hemelse Vader, die naar de aarde kwam met het uitdrukkelijke doel om de mens van zonde en het graf te verlossen, en dat Hij leeft om ons terug bij de Vader te brengen. (2) Dat Joseph Smith zijn profeet was die Hij in deze laatste dagen opwekte om de waarheid te herstellen die door zonde verloren gegaan was. Als iedereen die twee fundamentele waarheden aanvaardde en ernaar leefde, zou er vrede op aarde zijn.12
Als u zelf […] verleidingen het hoofd biedt en besluit om de dagelijks prijs te betalen, de wet van de oogst na te leven door reine gedachten en daden, door rechtschapen en eerlijke omgang, door integer en plichtsgetrouw te studeren, door vasten, gebed en aanbidding, dan zult u vrijheid, innerlijke vrede en voorspoed oogsten.13
Een leven vervuld van onzelfzuchtig dienstbetoon wordt ook van onvoorstelbare vrede vervuld. […] Die vrede ontvangen we alleen door de evangeliebeginselen na te leven. Die beginselen vormen het programma van de Vredevorst.14
Veel in deze wereld is bedoeld om […] persoonlijke vrede door duizenden soorten verleidingen te verstoren. Het is ons gebed dat de heiligen het volmaakte voorbeeld dat Jezus van Nazareth ons gegeven heeft, zullen volgen.
Het is ons gebed dat Satans inspanningen verijdeld zullen worden, zodat we vredig en rustig kunnen leven, zodat gezinnen hecht en begaan met elkaar kunnen zijn, zodat wijken en ringen, gemeenten en districten het lichaam van Christus kunnen vormen, in elke behoefte kunnen voorzien, elke pijn kunnen verzachten, elke wonde kunnen helen, tot de hele wereld, zoals Nephi gezegd heeft, ‘standvastig in Christus voorwaarts [zal] streven, met volmaakt stralende hoop, en liefde voor God en voor alle mensen. […]
‘Mijn geliefde broeders’, vervolgde Nephi, ‘dit is de weg; en er is geen andere weg.’ (2 Nephi 31:20–21).15
3
De Heiland kan ons, ongeacht het rumoer om ons heen, helpen om vrede te vinden.
Jezus werd niet van ellende, pijn, smart en kwelling gevrijwaard. Niemand kan de onvoorstelbare last die Hij droeg omschrijven. Het ontbreekt ons tevens aan de wijsheid om te begrijpen wat ‘man van smarten’ inhoudt, zoals Jesaja Hem noemde. (Jesaja 53:3.) Zijn schip bevoer het merendeel van zijn leven woelige wateren, en in de ogen van de sterfelijke mens sloeg het op de rotskust van Golgotha te pletter. Er wordt ons gevraagd om het leven niet vanuit sterfelijk perspectief te bekijken. Met een geestelijk perspectief weten we dat er aan het kruis iets heel anders gebeurde.
Hoe hard de stormwinden ook waaiden, er was vrede in de woorden en het hart van de Heiland. Mogen wij dat ook hebben — in ons hart, bij ons thuis, in ons land en zelfs tijdens de kwellingen die de kerk af en toe moet doorstaan. We moeten er niet van uitgaan dat we zonder persoonlijke of gemeenschappelijke tegenspoed door het leven gaan.16
Iemand kan in een prachtige, rustige omgeving wonen, maar zich vanwege innerlijke onenigheid en strijd in een voortdurende staat van beroering bevinden. Aan de andere kant kan iemand zich te midden van de verwoestingen van een oorlog bevinden en toch de sereniteit van onbeschrijfelijke vrede genieten. Als we ons vertrouwen in de mens en de wereld stellen, zullen we beroering en verwarring oogsten. Als we ons echter tot God wenden, ontvangen we vrede voor onze rusteloze ziel. Dat heeft de Heiland met de volgende woorden duidelijk gemaakt: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben’ (Johannes 16:33). En in zijn legaat aan de twaalf en de hele mensheid zei hij: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft. […]’ (Johannes 14:27).
We kunnen die vrede nu in deze rumoerige wereld vinden als we zijn grote geschenk en uitnodiging aannemen: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.
‘Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel’ (Mattheüs 11:28–29).
Die vrede beschut ons tegen wereldse beroering. Weten dat God leeft, dat wij zijn kinderen zijn en dat Hij ons liefheeft, kalmeert ons verontruste hart. Het antwoord moet gezocht worden in geloof in God en zijn Zoon, Jezus Christus. Dat brengt ons zowel nu als in de eeuwigheid vrede.17
In deze wereld van verwarring, haast en materiële vooruitgang, moeten we tot de eenvoud van Christus terugkeren. […] We moeten de eenvoudige waarheidsbeginselen waarin de Meester onderwees, bestuderen en het controversiële elimineren. We moeten werkelijk geloven in God en niet slechts speculeren dat Hij bestaat. Het herstelde evangelie van Jezus Christus kan een dynamische, motiverende invloed zijn, en als we het werkelijk aanvaarden, biedt het ons een zinvolle, godsdienstige ervaring. Een van de sterkste punten van het mormonisme is de dagelijkse geloofstoepassing in denken en daden. Daardoor maken beroering en verwarring plaats voor vrede en rust.18
4
Door ons oog op Jezus te richten, kunnen we zaken overwinnen die onze vrede zouden verstoren.
Ik wil u herinneren aan een van de grote verhalen van de overwinning van Christus op hetgeen ons beproeft en doet vrezen. De discipelen van Christus voeren op een van hun vele tochten op het Meer van Galilea uit. De nacht was donker en de elementen waren sterk en ongunstig. De golven waren onstuimig, er stond een krachtige wind en deze zwakke stervelingen waren bang. Helaas was er niemand bij hen om hen te kalmeren en redden, want Jezus was alleen aan wal gebleven.
Zoals altijd waakte Hij over hen. Hij had hen lief en zorgde voor hen. Toen de nood het hoogst was, zagen ze in de duisternis een persoon met wapperende mantel op de golven naar hen toe stappen. Ze schreeuwden het uit van angst omdat ze dachten dat het een spook was dat zich over de golven voortbewoog. En zoals het zo vaak ook bij ons gebeurt — als de zee in de duisternis van het leven zo groot en ons bootje zo klein lijkt — hoorden ze in de storm en het duister de ultiem geruststellende stem van vrede die deze eenvoudige uitspraak deed: ‘Ik ben het; wees niet bevreesd.’ Petrus riep uit: ‘Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen.’ En het antwoord van Christus geldt voor ons allemaal: ‘Kom!’
Petrus sprong overboord in de woelige golven en zolang hij zijn ogen op de Heer gericht hield, kon de wind door zijn haren razen en de golfslag zijn mantel doorweken, maar alles was in orde. Pas toen zijn geloof wankelde en hij zijn blik van de Meester afkeerde en naar de woeste golven en de zwarte diepten onder hem keek, begon hij weg te zinken. Net als de meesten onder ons riep hij: ‘Heere, red mij!’ En Jezus liet hem niet aan zijn lot over. Hij stak zijn hand uit en greep de drenkeling met een zachtaardige berisping vast: ‘Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?’
Toen ze weer aan boord van hun kleine vaartuig waren, zagen ze dat de wind ging liggen en dat de golven kalm werden. Ze waren spoedig in hun veilige haven, waar we allemaal op een dag hopen te zijn. Zowel de bemanning als de discipelen waren stomverbaasd. Sommigen spraken Hem aan met een titel die ik vandaag gebruik: ‘Werkelijk, U bent de Zoon van God!’ (Naar Farrar, The Life of Christ, pp. 310–313; zie Mattheüs 14:22–33.)
Ik ben er vast van overtuigd dat als wij als individu, als gezin, als samenleving en als volk net als Petrus onze blik op Jezus konden richten, wij ook als overwinnaars over ‘de ruwe golven van ongeloof’ konden lopen en ‘onbevreesd blijven te midden van de opstekende winden van twijfel.’ Maar als wij onze ogen afkeren van Hem in wie wij moeten geloven, wat zo gemakkelijk gebeurt en waartoe de wereld zo verleid wordt, als wij naar de macht en de toorn kijken van de verschrikkelijke en vernietigende elementen om ons heen, in plaats van naar Hem die ons kan helpen en redden, dan zullen we onvermijdelijk wegzinken in een zee van conflict, verdriet en wanhoop.
Ik bid dat wij, wanneer we het gevoel hebben dat de zeeën ons dreigen te verzwelgen en de diepten ons slingerende geloofsschip dreigen op te slokken, altijd door de storm en het duister heen die rustgevende uitspraak van de Heiland van de wereld mogen horen: ‘Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd.’ (Mattheüs 14:27.)19
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
President Hunter onderwijst dat Jezus Christus de bron van ware vrede is (zie onderdeel 1). Door welke ervaringen hebt u die waarheid geleerd? Hoe kunnen we de vrede ontvangen die Jezus biedt?
-
Hoe ontvangen we vrede door anderen lief te hebben? (Zie onderdeel 2.) Hoe ontvangen we vrede door het naleven van het evangelie? Waarom moeten we ons onvoorwaardelijk aan de Heiland overgeven om vrede te genieten?
-
Neem president Hunters leringen in onderdeel 3 door. Hoe hebt u door tot de Heiland te komen, ervaren dat Hij zijn belofte nakomt om u rust te geven?
-
Denk na over president Hunters verhaal over Petrus op het water (zie onderdeel 4). Wat leert u uit dit verhaal over hoe u in moeilijke tijden vrede kunt vinden? Hoe heeft de Heiland u geholpen om in moeilijke tijden toch goede moed te houden en niet bevreesd te zijn?
Relevante Schriftteksten
Psalmen 46:10; 85:8; Jesaja 32:17; Markus 4:36–40; Romeinen 8:6; Galaten 5:22–23; Filippenzen 4:9; Mosiah 4:3; LV 19:23; 59:23; 88:125
Onderwijstip
Vraag de aanwezigen om een van de onderdelen van het hoofdstuk uit te kiezen die ze graag willen bespreken. Laat ze dan een groepje vormen met anderen die hetzelfde onderdeel uitkozen. Spoor elk groepje aan om de verwante vraag aan het eind van het hoofdstuk te bespreken.