Gerechtigheid
Gerechtigheid is de onveranderlijke wet dat daden gevolgen hebben. Vanwege de wet van gerechtigheid ontvangt u zegeningen wanneer u Gods geboden gehoorzaamt. (Zie LV 130:21ā22.) De wet van gerechtigheid eist ook dat er een straf verbonden is aan elke zonde die u begaat. Zij eist dat niets wat onrein is, wordt toegestaan bij God te wonen. (Zie 1Ā Nephi 10:21.)
Toen de Heiland de verzoening tot stand bracht, nam Hij onze zonden op zich. Hij kon voldoen āaan de doeleinden der wetā (2Ā Nephi 2:7) omdat Hij Zichzelf onderwierp aan de straf die de wet voor onze zonden eiste. Daarmee voldeed Hij āaan de eisen der gerechtigheidā en verleende Hij eenieder die zich bekeert en Hem volgt, barmhartigheid. (Zie Mosiah 15:9; Alma 34:14ā16.) Daar Hij voor uw zonden heeft geboet, hoeft u die straf niet te ondergaan als u zich bekeert. (Zie LV 19:15ā20.)