Hoe de profeet Joseph leren kennen mijn geloof versterkt
Het leven van Joseph Smith en andere heiligen van weleer is niet zo heel anders dan het onze. Hun wederwaardigheden kunnen ons geloof versterken.
Toen ik elf jaar geleden aan het Joseph Smith Papers Project begon te werken, had ik een sterk getuigenis van Joseph Smith als profeet van de herstelling. Joseph leek echter bijna een mythische figuur in mijn ogen – iemand die geestelijk zo veel verder was, dat hij daardoor ook ver van me af leek te staan. Hij werd wonderbaarlijk bezocht door hemelse personen, onder meer door onze hemelse Vader en onze Heiland, Jezus Christus. Ik, daarentegen, kon Gods liefde soms amper voelen.
Ik heb me de afgelopen elf jaar volop in Joseph Smiths leven verdiept – zijn dagboeken, brieven, redevoeringen gelezen – en heb hem daardoor op een veel persoonlijker vlak leren kennen. En ik ben gaan beseffen dat hij een mens was, net als ik. Zeker, hij was een profeet van God en kreeg glorieuze openbaringen, visioenen en verschijningen. Maar ook hij moest moeilijkheden overwinnen, net als wij allemaal.
We leven vandaag de dag in een heel andere wereld dan die van Joseph Smith en de eerste heiligen. En toch zijn onze problemen niet zo heel verschillend. We maken allemaal moeilijkheden mee in deze sterfelijke staat: ziekte, dood, verraad, ontmoediging en gewoonweg dagen dat alles ons zwaar valt. Joseph had ook momenten dat God ver weg leek, en dat hij zich afvroeg of de Heer wel van zijn situatie en die van de heiligen op de hoogte was. Hij kreeg te maken met de dood van dierbaren en leed onder ziekten en beproevingen. Maar die onderging hij met een vastberaden geloof dat God met hem was en dat er nog goede dingen zouden komen.1
De volgende twee voorbeelden uit Joseph Smiths leven illustreren hoe hij als mens in het leven stond. Ze geven ook aan hoe ik mijn eigen beproevingen beter aankan doordat ik zijn leven en de wederwaardigheden van de eerste heiligen heb bestudeerd.
‘Ik denk dat we tot op zekere hoogte met hem kunnen meeleven’
We krijgen allemaal vroeg of laat met verdriet wegens ziekte en dood te maken. Dat was voor Joseph en Emma Smith niet anders. Hun eerste kindje stierf kort na de geboorte, en Emma’s tweede zwangerschap (van een tweeling) eindigde ook met de dood van beide baby’s. Joseph en Emma adopteerden vervolgens een pasgeboren tweeling van wie de moeder, Julia Clapp Murdock, in het kraambed overleden was. Elf maanden later, in maart 1832, stierf Joseph (een van de tweeling) nadat hij, terwijl hij de mazelen had, wegens een aanval op de profeet Joseph door een bende aan de koude nachtlucht blootgesteld was.2
Door de dood van zijn kinderen kon Joseph meevoelen met anderen die dierbaren hadden verloren. Enkele dagen na de dood van zijn zoontje reisde de profeet in opdracht van de Heer naar Missouri om met de heiligen daar te spreken. Op de terugweg werd Joseph opgehouden toen Newel K. Whitney, zijn reisgenoot, een gebroken been aan een ongeval overhield. De twee mannen moesten een paar weken in het plaatsje Greenville (Indiana, VS) vertoeven, tot Newel genoeg was hersteld om verder te reizen.3
Terwijl Joseph in Greenville verbleef, vernam hij dat zijn nichtje Mary, het 2-jarige dochtertje van Hyrum Smith, net was gestorven. Haar dood viel Hyrum en zijn vrouw Jerusha vreselijk zwaar.4
Toen Joseph het nieuws kreeg, schreef hij een brief aan Emma, die nog steeds rouwde om het verlies van de kleine Joseph. ‘Het doet mij verdriet te horen dat een van de kinderen van Hyrum overleden is’, schreef Joseph. ‘Ik denk dat we tot op zekere hoogte met hem kunnen meeleven.’ Natuurlijk konden Joseph en Emma meevoelen, ze hadden immers zelf vier kinderen verloren. Joseph vervolgde toen: ‘Maar we moeten ons allemaal verzoenen met ons lot en zeggen dat de wil van de Heer geschiede.’5 Joseph gaf de dood een plek door zijn vertrouwen in de Heer te stellen.
Ik heb hierover nagedacht omdat ik zelf met de dood van familieleden, wijkleden en vrienden te maken heb gehad. Zelfs voor de profeet Joseph, die zo’n zes weken vóór het overlijden van de kleine Joseph het heerlijke visioen van de celestiale, terrestriale en telestiale koninkrijken had ontvangen (zie Leer en Verbonden 76), deed het heengaan van zijn zoontje pijn. Hij wist dat hij Joseph en zijn drie andere kinderen weer zou zien, maar toch deed hun dood hem verdriet. Joseph werd niet van pijn of de moeilijkheden van het aardse bestaan gevrijwaard omdat hij een profeet was. Maar vertrouwen in God en zijn plan maakte de pijn in sommige opzichten iets draaglijker.
‘Wees stil en weet dat ik God ben’
In 1833 ondervonden Joseph Smith en de rest van de kerk een zware tegenslag toen bendes de heiligen uit de stad Zion in Jackson County (Missouri, VS) verdreven. Veel heiligen waren verkleumd, uitgehongerd en dakloos. De kerkleiders hadden dan ook meer dan ooit hemelse hulp nodig. Toch kreeg Joseph bij zijn overdenking van de situatie maar geen aanwijzingen van omhoog. Na het eerste geweld in juli 1833 schreef Joseph aan de heiligen in Missouri: ‘Ik weet vast en zeker dat Hij [de Heer] Zion spoedig zal bevrijden, want ik heb zijn onveranderlijke verbond dat zulks het geval zal zijn. Maar het behaagt God om de wijze waarop het precies gaat plaatsvinden voor mijn ogen verborgen te houden.’6
Nadat de heiligen in november uit de county waren verdreven, smeekte Joseph de Heer opnieuw om antwoord op twee specifieke vragen: ‘Waarom had God toegelaten dat Zion zo’n grote ramp overkwam?’ en ‘Hoe zal Hij haar erfgoed teruggeven?’ Maar Joseph kreeg nog steeds geen aanwijzingen. ‘De Heer heeft [de antwoorden] voor mijn ogen verborgen gehouden’, vertelde hij Edward Partridge, de bisschop in Missouri. ‘Ze zijn mij niet duidelijk getoond.’ God gaf Joseph wel de volgende geruststellende ingeving: ‘Wees stil en weet dat ik God ben.’7
Op 16 december 1833 kreeg Joseph eindelijk zijn antwoorden door een openbaring (zie Leer en Verbonden 101). Het eerste deel van die openbaring legde uit waarom de Heer had toegestaan dat de heiligen uit Jackson County verdreven waren – de eerste vraag die Joseph aan God had gesteld. Het tweede deel was een gelijkenis over een edelman die zijn land aan zijn vijanden kwijtraakt en de sterkte van zijn huis vraagt om het land weer in bezit te nemen. Dat was het antwoord op Josephs tweede vraag. De Heer herhaalde ook zijn eerdere geruststellende woorden: ‘Wees stil en weet dat Ik God ben’ (Leer en Verbonden 101:16).
Ieder van ons maakt momenten mee dat God geen antwoord op onze gebeden lijkt te geven. Hij lijkt dan misschien ver weg, en we vragen ons af of Hij wel weet wat er gaande is. Ik heb die momenten gehad en me afgevraagd wanneer ik antwoord zou krijgen. Het was een geruststellend idee toen ik las dat zelfs Joseph Smith, de grote profeet van de herstelling, bij tijden geen echte antwoorden kreeg – waarbij God hem niet alles in één keer liet zien. Dat geeft me moed om in geloof te blijven wandelen, wetend dat ik mijn antwoord op de bestemde tijd zal krijgen.
De profeet Joseph Smith was een opmerkelijke persoon. Hij blijft een van mijn helden. Hij moest ook lijden onder de beproevingen van het leven, net als ik. Hij kreeg met ziekte, dood en ontmoediging te maken. Toch volhardde hij met geloof in God en Jezus Christus, zodat hij in staat was zijn moeilijkheden te overwinnen.
De moed die ik vat wanneer ik over zijn kracht, over Emma’s kracht en over de kracht van de eerste kerkleden lees, geeft me hoop dat ik mijn moeilijkheden eveneens kan overwinnen. Dat is voor mij een van de voornaamste redenen om in de kerkgeschiedenis te duiken: zodat mijn geloof versterkt kan worden door de voorbeelden van wie ons zijn voorgegaan.