Een tas vol voedsel en twintig mark
Ons gezin had honger, maar had de vrouw die ons voedsel bracht niet ook de een of andere behoefte?
Terwijl ik het versleten maar schone tafelkleed op tafel legde, keek ik door het raam naar buiten. Mijn man en ik woonden in de jaren zestig met onze twee kinderen in het Finse boerendorpje Hämeenkyrö. Ik zag mijn dochtertje, Marika (4), en mijn zoontje, Petri (3), buiten met de hond spelen op het kleine grasveldje. Mijn man was wat klusjes aan het doen in de tuin. Ik legde het tafelkleed recht en toen ik weer opkeek, zag ik een onbekende vrouw het pad naar onze voordeur oplopen. Ze had grijze haren en leek een beetje mank te lopen. Ze zag er helemaal niet arm uit; ze droeg een prachtige bloemenjurk en een lang schort. In haar hand had ze een volle tas.
Mijn kinderen volgden haar toen ze de keuken inliep. ‘Neem me niet kwalijk dat ik zomaar binnenval,’ zei ze, ‘maar ik moest wel komen.’ Ze tilde haar tas op tafel. Hij zat vol met voedsel. Toen de boter, het vlees, de worst en de versgebakken broden op tafel werden gezet en vervolgens door de handjes van mijn kinderen werden opgepakt, sprongen de tranen in mijn ogen.
‘Kunt u nu onze oma worden?’ vroeg Marika de vrouw.
‘Als dat mag!’ antwoordde onze gast. ‘Dat zou ik fijn vinden. Je mag me tante Toni noemen.’
Op dat moment dacht ik aan mijn gebed tot mijn hemelse Vader: ‘Stuur alstublieft iemand om ons te helpen!’ Door tante Toni werden mijn gebeden verhoord. En ze bracht ons niet alleen voedsel, maar bovendien lessen in liefde.
Een huisje bij het bos
Het leven was eenvoudig in Hämeenkyrö. We hadden een klein huisje bij een prachtig bos gekocht. Ik was kort daarvoor lid van de kerk geworden, maar mijn man was niet geïnteresseerd in het evangelie. We probeerden onszelf te bedruipen. We kweekten aardappelen en groenten in onze tuin. Ik naaide de kleren van de kinderen en lapte onze eigen kleren op. We waren dankbaar voor verrassingspakketten vol kleding die mijn moeder uit het noorden van Finland stuurde, want we hadden ze hard nodig.
Maar in de loop van de tijd werd de situatie erger. We moesten ons voedsel streng rantsoeneren. Soms aten mijn man en ik alleen maar aardappelen zodat de kinderen iets meer konden krijgen. Toen begon ik mijn smeekbeden: ‘Lieve Heer, stuur alstublieft iemand om ons te helpen!’
Ik vond een baan, maar dat was nog niet genoeg. Als ik mijn kosten had betaald, inclusief buskaartjes en de vergoeding voor de babysitter, bleef er niet veel meer van mijn salaris over.
Hoewel we het moeilijk hadden, leerde ik mijn kinderen toch altijd om dankbaar te zijn voor wat we hadden. Petri sprak vaak de zegen over het eten uit: ‘Dank u, hemelse Vader, voor deze pap, maar wilt U ons alstublieft ook een stuk worst geven, als U die hebt?’
Op die dagen smeekte ik nog vuriger: ‘Stuur alstublieft iemand om ons te helpen!’
Meer dan genoeg om uit te delen
Tante Toni woonde in een naburig dorpje. Ze had het goed, maar ze voelde zich helemaal niet goed. Ze werd achtervolgd door haar verleden. Hoewel ze altijd van alles meer dan genoeg had gehad, gold dat niet voor haar zus.
Haar zus had een gezin — een man en tweelingdochters van drie jaar. De man van haar zus was bij een ongeluk op werk ernstig gewond geraakt. Korte tijd later kreeg de zus tuberculose en ging ze wanhopig naar tante Toni en vroeg haar om de kleine som van twintig mark en brood voor haar dochtertjes. Maar tante Toni weigerde zelfzuchtig om haar de gevraagde hulp te geven. Korte tijd later overleed de zus van tante Toni aan tbc en overleed haar man aan zijn verwondingen. Vreemden adopteerden de driejarige meisjes.
Elke zaterdag een gebed
‘Het was mijn schuld dat mijn zus overleed en dat die meisjes geadopteerd moesten worden’, vertrouwde tante Toni me bij die eerste ontmoeting toe. Er schoten tranen in mijn ogen toen ik naar het verdrietige verhaal luisterde. Ik had het gevoel dat ze op vergiffenis uit was.
‘Mijn zus woonde in dit huis’, vertelde ze. Ze keek me in de ogen en gaf me twintig mark. ‘Neem dit. En bid dat God me zal vergeven.’ Na een tijdje vermande ze zich, stond op en zei: ‘Goed, laten we aan de slag gaan. Ik zal wat hout halen zodat we de avondmaaltijd kunnen bereiden.’
Terwijl zij water aan het putten was, sprak ik een heel ander gebed uit: ‘Dank u, hemelse Vader! Wat een zegen, die volle tas en die twintig mark!’
Tante Toni kwam elke zaterdag om dezelfde tijd met haar tas vol eten en twintig mark. Ze vroeg nooit waar ze mee kon helpen, ze ging gewoon aan de slag. Af en toe bleef ze een dag of twee bij ons. Dan was ze ’s morgens als eerste op om de pap te maken. Als ze zag dat we dat nodig hadden, bracht ze ons nieuwe potten en pannen. Soms deed ze onze was op de hand.
De weken gingen snel voorbij als we uitkeken naar de zaterdagen en de bezoekjes van tante Toni. Ik vertelde haar soms over de kerk en we baden vaak samen. Marika en Petri waren iedere keer erg blij als ze kwam, en tante Toni vergat nooit om wat worst mee te nemen voor Petri. Het leek erop dat ze genoot van de tijd die ze in ons gezin doorbracht en ik dacht dat we haar op die manier misschien iets teruggaven.
Bloemen en liefde
Drie jaar lang bezocht tante Toni ons geregeld. Maar toen kwam ze op een zaterdag niet opdagen. En de daaropvolgende dag ook niet. Later hoorden we dat tante Toni net uit een winkel was gekomen en op weg was gegaan naar ons huisje toen ze in elkaar zakte. Ze is nooit meer bijgekomen.
Mijn man en ik woonden met de kinderen de begrafenis van tante Toni bij. We kenden daar niemand. We wisten niet wat een gepast moment was om onze bloemen op haar graf te leggen. We besloten om te wachten tot wij als laatsten onze bloemen konden neerleggen om onze dank te betuigen en afscheid te nemen.
Na de begrafenis kwam er een vrouw op ons af die vertelde dat ze tante Toni’s dochter was. ‘U had best als eersten uw bloemen neer kunnen leggen. U was onze moeder zo dierbaar’, zei ze. ‘Wat was het toch waardoor ze zo veranderde? Ze was vroeger zo chagrijnig en zelfzuchtig. Maar de afgelopen drie jaar werd ze een heel ander mens. Ze was zo vriendelijk en liefhebbend.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen, behalve ‘Het was liefde.’
Familie en tempelzegeningen
Hoewel er meer dan veertig jaar voorbij zijn gegaan sinds we kennismaakten met tante Toni, heb ik nog steeds veel aan de lessen die ze meebracht naast haar tas met voedsel. Ze was mijn lerares. Ze leerde me hoe je naar vergiffenis moet verlangen en hoe je anderen moet dienen en helpen. En nu besef ik dat ze ons weliswaar kwam voeden, maar dat zij zelf ook gevoed werd.
Twintig jaar na haar begrafenis kwam Petri erachter dat we via mijn mans lijn familie zijn van tante Toni. We hebben tempelverordeningen voor haar verricht. O, wat zal het een vreugdevolle dag zijn als we elkaar weerzien aan de andere kant van de sluier!
Tante Toni was een inspirerend voorbeeld van liefde en verandering van hart. Ik zal haar tas vol voedsel en haar twintig mark nooit vergeten. Ik hoop dat ik hetzelfde pad kan bewandelen, want dat is het pad dat de Heiland ons heeft gewezen om te volgen.
Maija-Kaarina Mäkinen is lid van de wijk Tampere 2 in de ring Tampere (Finland).