2005
Het Quorum van het Eerste Presidium
December 2005


Het Quorum van het Eerste Presidium

PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY

Vanaf de oprichting van de kerk is er altijd één presiderend lichaam geweest voor de hele organisatie. Op 6 april 1830 werd dat gezag ‘gegeven aan Joseph Smith jr., die door God is geroepen en tot apostel van Jezus Christus is geordend om de eerste ouderling van deze kerk te zijn’ (LV 20:2).

Minder dan twee jaar later, op 25 januari 1832, werd hij geordend tot het ‘Presidium van de Hoge Priesterschap’ (LV 81:2; zie ook LV 82).

Toen de kerk verder opgroeide, definieerde nadere openbaring de functies van de president en het Quorum van het Eerste Presidium:

‘En voorts is het de plicht van de president van het ambt van het hoge priesterschap om de gehele kerk te presideren, en te zijn zoals Mozes — (…) ziener, openbaarder, vertaler en profeet te zijn, met alle gaven van God die Hij schenkt aan het hoofd der kerk’ (LV 107:91–92).

En, nogmaals:

‘Ik geef u mijn dienstknecht Joseph om presiderende ouderling te zijn van geheel mijn kerk, om vertaler, openbaarder, ziener en profeet te zijn.

‘Ik geef hem als raadgevers mijn dienstknecht Sidney Rigdon en mijn dienstknecht William Law, opdat dezen een quorum en het Eerste Presidium zullen vormen, om de orakelen te ontvangen voor de gehele kerk’ (LV 124:125–126).

‘Uit de Melchizedekse priesterschap vormen drie presiderende hogepriesters, gekozen door de groep, aangewezen en tot dat ambt geordend, en gesteund door het vertrouwen, het geloof en het gebed van de kerk, een quorum van het presidium van de kerk’ (LV 107:22).

Uiteengezet in openbaring

De rol van de president van de kerk en het Quorum van het Eerste Presidium uit hoofde waarvan zij de verantwoording dragen voor de hele kerk overal ter wereld wordt in deze openbaringen uit de Leer en Verbonden duidelijk uiteengezet.

Van het Quorum der Twaalf Apostelen wordt gezegd dat zij ‘in macht en gezag gelijk [zijn] aan de voornoemde drie presidenten’ (LV 107:24).

En ook de Zeventig ‘vormen een quorum, in gezag gelijk aan dat van de zojuist genoemde twaalf bijzondere getuigen of apostelen’ (LV 107:26).

De vraag dringt zich op: Hoe kunnen ze nou gelijk in gezag zijn? Hierover heeft president Joseph F. Smith (1838–1918) het volgende gezegd: ‘Ik wil hier een indruk corrigeren die enigszins heeft postgevat onder de mensen, en dat is dat de twaalf apostelen hetzelfde gezag bezitten als het Eerste Presidium van de kerk. Dat geldt namelijk alleen als er geen enkel ander presidium is buiten de twaalf apostelen, maar zolang er drie presiderende ouderlingen zijn die het presiderende gezag in de kerk hebben, is het gezag van de twaalf apostelen niet gelijk aan dat van hen. Als dat namelijk wel zo was, zouden er twee dezelfde soorten gezag en twee dezelfde quorums in het priesterschap zijn die naast elkaar stonden, en dat kan niet, want er moet iemand aan het hoofd staan.’ ( Elders’ Journal, 1 november 1906, p. 43.)

Zo zouden de Zeventig, die onder leiding van de Twaalf opereren, ook gelijk in gezag worden, maar alleen als het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf op de een of andere manier zouden ophouden te bestaan.

Er zijn lange periodes geweest dat er helemaal geen Quorum van het Eerste Presidium was. Na de dood van de profeet Joseph berustte het presiderende gezag bij het Quorum der Twaalf Apostelen, met Brigham Young als president. Dat bleef drie en een half jaar zo. Na de dood van Brigham Young kreeg het Quorum der Twaalf Apostelen het gezag weer terug, en dat bleef drie jaar en twee maanden zo. Na de dood van John Taylor ging er een jaar en negen maanden voorbij voordat het Eerste Presidium weer werd georganiseerd.

Sinds die tijd heeft de reorganisatie van het Presidium altijd plaatsgevonden binnen enkele dagen na de dood van de president. In alle gevallen is het senior lid van het Quorum der Twaalf Apostelen president van de kerk geworden. De senioriteit wordt bepaald aan de hand van de datum van ordening tot het apostelschap.

Delegeren van taken

Het is duidelijk dat het, hoewel het Eerste Presidium alle elementen van de kerk presideert en er jurisdictie over heeft, mogelijk moet zijn om gezag en verantwoordelijkheid te delegeren aan anderen om de uitgebreide activiteiten van de kerk over de hele wereld voortgang te doen vinden.

‘De Twaalf vormen een reizende presiderende hoge raad, om in de naam des Heren te officiëren, op aanwijzing van het presidium van de kerk, in overeenstemming met de wet des hemels; om de kerk op te bouwen en al haar aangelegenheden onder alle natiën te regelen, ten eerste ten behoeve van de andere volken, en ten tweede ten behoeve van de Joden.

En voor de Zeventig geldt dat zij moeten ‘handelen in de naam des Heren, op aanwijzing van de Twaalf of de reizende hoge raad, bij het opbouwen van de kerk en het regelen van al haar aangelegenheden onder alle natiën’ (LV 107:33–34).

Zo wordt de Twaalf en de Zeventig op aanwijzing van het Eerste Presidium veel van de taken gegeven in de godsdienstige aangelegenheden van de kerk. Dat houdt onder meer de verkondiging van het evangelie aan de volken der aarde in en het bestuur van de verschillende programma’s voor de leden van de kerk.

Er is echter ook nog ander werk te doen. Er moeten huizen van aanbidding worden gebouwd en onderhouden, kerklectuur vertaald, materiaal gedrukt en gepubliceerd, en nog veel andere materiële kwesties worden geregeld. De verantwoordelijkheid voor die zaken ligt bij de Presiderende Bisschap. De Presiderende Bisschap heeft, ook weer onder toezicht van het Eerste Presidium, de methodes en manieren vastgesteld om de tiende en andere gaven van leden in ontvangst te nemen, te voorzien in de behoeften van de armen en behoeftigen, en veel andere taken te vervullen.

En zo gaat de kerk over de hele wereld voort met haar uitgebreide programma, middels deze eenvoudige en makkelijk te begrijpen bestuursstructuur. De organisatie van de kerk is zo opgezet dat zij kan groeien door het aantal leden van de Zeventig te vergroten om godsdienstige zaken af te handelen en het aantal werknemers van de kerk uit te breiden om de materiële werkzaamheden te verrichten.

Bovendien staat in een van onze geloofsartikelen: ‘Wij geloven alles wat God heeft geopenbaard, alles wat Hij nu openbaart, en wij geloven dat Hij nog vele grote en belangrijke dingen aangaande het koninkrijk Gods zal openbaren’ (Geloofsartikelen 1:9).

Met andere woorden, wij geloven in voortgaande openbaring. Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de president van de kerk om openbaring te ontvangen voor de hele kerk. Elke andere functionaris heeft recht op openbaring aangaande zijn eigen taken en verplichtingen, maar openbaring voor de hele kerk wordt alleen gegeven aan en door de president.

Leiding door openbaring

Wij hebben de standaardwerken die door de leden van de kerk als Schriftuur zijn aangenomen. Dan rijst vanzelf de vraag: Is er sindsdien openbaring ontvangen en wordt er nu nog openbaring ontvangen?

Ik twijfel er niet aan.

Mijn werk in de kerk heeft onder meer drie en een half jaar als assistent van de Twaalf omvat — die assistenten zijn later opgegaan in het Eerste Quorum der Zeventig; twintig jaar als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen; en 24 jaar als lid van het Quorum van het Eerste Presidium, waarvan de afgelopen tien jaar als president. Ik heb veel veranderingen gezien waarvan ik absoluut zeker ben dat ze door openbaring kwamen.

Van tijd tot tijd hebben vertegenwoordigers van de media mij interviews afgenomen. Bijna allemaal wilden ze weten: ‘Hoe krijgt de profeet van de kerk openbaring?’

Ik antwoord daarop dat het tegenwoordig net zo gaat als in het verleden. Ik heb in dit verband wel eens aan die mediavertegenwoordigers verteld hoe het Elia verging na zijn wedstrijd met de priesters van Baäl:

‘En zie, toen de Here juist zou voorbijgaan, was er een geweldige en sterke wind, die bergen verscheurde en rotsen verbrijzelde, die voor de Here uitging. In de wind was de Here niet. En na de wind een aardbeving. In de aardbeving was de Here niet.

‘En na de aardbeving een vuur. In het vuur was de Here niet. En na het vuur het suizen van een zachte koelte [in de King Jamesvertaling van de Bijbel “a still, small voice”, te vertalen met “een stille, zachte stem”]’ (1 Koningen 19:11–12).

En zo gaat het. Er spreekt een stille, zachte stem. Die komt in antwoord op gebed. En zij is te horen in de influisteringen van de Geest. Dat kan bijvoorbeeld in de stilte van de nacht gebeuren.

Twijfel ik daaraan? Absoluut niet. Ik heb dat al zo vaak meegemaakt. Een van de bekendste openbaringen van de afgelopen tijd is waarschijnlijk de openbaring die president Spencer W. Kimball (1895–1985) ontving waarmee alle mannen die zich aan de evangelienormen houden in aanmerking komen om tot het priesterschap geordend te worden (zie Officiële Verklaring 2). De uitwerking van die openbaring was enorm.

Voortgaande ontwikkeling

Er zijn nog veel andere gevallen waar niet zo veel aandacht aan is besteed. Bijvoorbeeld de manier waarop plaatselijke kosten van de kerk betaald worden. Al vele jaren betaalden de leden van de kerk niet alleen hun tiende en vastengaven, maar gaven zij ook gul aan de begroting van hun wijk. Ze droegen ook bij aan bouwfondsen voor de bekostiging van grondaankopen en bouwactiviteiten. Toen kwam er een opmerkelijke verandering. Er werd vastgesteld dat dergelijke kosten voortaan uit het tiendefonds van de kerk zouden worden betaald. Die verandering was een grote geloofsdaad, gebaseerd op openbaring.

Momenteel worden al die zaken bekostigd met tiendegeld. En het opmerkelijke en wonderlijke is dat de kerk nog nooit in een betere financiële situatie heeft verkeerd dan nu. De Heer heeft zich gehouden aan de belofte die Hij vanouds heeft gegeven en heeft hedendaagse openbaring gegeven.

En ik geloof ook dat het idee om kleine tempels te bouwen een rechtstreekse openbaring was. Ik heb verscheidene malen verteld hoe dat idee tot stand kwam. De zegeningen die onze leden door de bouw van deze kleine tempels hebben ontvangen, zijn opmerkelijk.

Nog een voorbeeld. Enkele jaren geleden werd duidelijk dat de Salt Lake Tabernakel niet alle mensen kon herbergen die onze algemene conferenties bij wilden wonen. Wat konden we daaraan doen?

De bouw van het Conferentiecentrum was een stoutmoedige onderneming. We moesten er een historisch gebouw voor slopen en het vervangen door dit enorme complex met auditorium, wat miljoenen dollars kostte.

Maar nu blijkt dat we de Tabernakel hebben moeten sluiten om het te versterken tegen seismische invloeden en om de gevolgen van de ouderdom van het gebouw tegen te gaan. En dan vraag ik me af: ‘Wat zouden we zonder het Conferentiecentrum moeten doen?’

En zo gaat het door. Ik kan nog andere dingen noemen, maar dat is niet nodig. Feit is dat God zijn wil openbaart zoals Hij vroeger ook heeft gedaan. Hij leidt zijn kerk door zijn aangewezen dienstknechten.

Het Eerste Presidium draagt een zware last op de schouders. En dat is alleen mogelijk door een grote, efficiënte organisatie. Wij hoeven de toekomst niet te vrezen. De structuur die nodig is voor de voortgang van het werk, is er. Er kunnen wijzigingen in programma’s plaatsvinden, maar het is Gods werk, en de bestemming ervan is duidelijk. Het zal ‘zoals de steen die uit de berg is losgehakt zonder toedoen van mensenhanden, […] voortrollen totdat hij de gehele aarde heeft vervuld’ (LV 65:2).

Twijfel nooit aan die bestemming.

Afdrukken