Voldoende vasten
Ik vast misschien niet zoals anderen, maar de opoffering is mij toch tot zegen.
Als kind vond ik de vastenzondag soms zwaar. Mijn maagje rammelde de hele dag en ik kon nauwelijks wachten tot etenstijd en het beëindigen van mijn vasten. Nog voordat ik de zesde klas bereikte, kreeg ik al een groter begrip van het vastenbeginsel. En net toen dat gebeurde, werd ik ziek.
En het was ook niet zomaar een koutje of griepje. Mijn lichaam gedroeg zich erg vreemd en niemand wist waarom. Na vier maanden en talloze bezoeken aan specialisten, kreeg ik eindelijk een antwoord. De diagnose was dat ik een zeldzame ziekte heb die mij de hele tijd erg dorstig maakt en uiterst gevoelig voor uitdroging. Omdat de ziekte zeldzaam is, konden de artsen me niet veel vertellen over hoe mijn dagelijkse leven eruit zou zien. Ik kreeg gewoon een medicijn, in de hoop dat het zou helpen.
Dus toen de volgende vastenzondag aanbrak, probeerde ik te vasten door eten en drinken achterwege te laten, zoals ik altijd had gedaan. Grote vergissing. Door mijn ziekte word ik erg ziek als ik zelfs maar enkele uren lang geen water neem, daar kwam ik snel achter.
Ik was er erg door van streek. ‘Als ik drink tijdens de vasten, is het geen volledige vasten!’, dacht ik. ‘Dan doe ik niet genoeg!’ Die gedachte zat me maandenlang dwars. Ik bestudeerde schriftteksten over vasten en bad veel over het probleem. Ik sprak er ook met mijn ouders en JV-leidsters over, maar ik voelde me er toch nog niet prettig bij.
Ik kreeg het antwoord op een vastenzondag toen ik het verhaal van het penningske van de weduwe in het Nieuwe Testament las (zie Marcus 12:41–44). De offergave van de weduwe was maar klein in de ogen van de wereld, maar de Heiland accepteerde die liefdevol omdat Hij wist dat het alles was wat zij had. Toen wist ik dat mijn vasten voldoende was omdat het alles was wat ik kon doen. De Heer mat mijn offer niet af aan wat anderen gaven, maar aan wat ik kon geven.
Sinds die dag heb ik een sterk getuigenis van vasten. Ik heb geleerd dat ik tijdens de vasten ook moet studeren en bidden zodat de Geest in mij kan werken. Maar, belangrijker nog, ik heb geleerd om altijd mijn best te doen, en dat dat genoeg is. De Heer vraagt ons niet om meer te doen dan onze kracht toelaat (zie Mosiah 4:27).