De vastengave van broeder John
Ik kon mijn ogen niet geloven. Daar stond hij, aan het spreekgestoelte. Ik had broeder John nog nooit in de kerk gezien, laat staan dat ik hem zijn getuigenis had horen geven. En een maand later kwam hij naar de kerk en gaf nog een keer zijn getuigenis.
Het begon allemaal op een zondagochtend in een vergadering van het leidinggevend priesterschapscomité. Ik was jongemannenpresident. We hadden zojuist in het Handboek kerkbestuur gelezen en de bisschop zat in stilte iets te overdenken. Toen keek hij op en zei: ‘Ik wil dat onze broeders in de Aäronische priesterschap beginnen met het ophalen van vastengaven bij minderactieve leden.’ Hij vroeg of we de leraars en de priesters aan het werk wilden zetten.
Dat verbaasde me. In Kaapstad (Zuid-Afrika) wonen de meeste leden ver van elkaar. Het is ongeveer 35 minuten rijden van de ene kant van onze wijk naar de andere. De jongemannen hadden nooit eerder vastengaven ingezameld omdat ze niet naar de huizen van de leden konden lopen: de afstand was te groot en ze maakten zich zorgen over hun veiligheid.
Maar als comité bedachten we een plan om deze hindernissen te overwinnen. Het ouderlingenquorum stemde ermee in om broeders toe te wijzen die de jongemannen op de zaterdag vóór elke vastenzondag naar de verschillende huizen zouden rijden. We deelden de wijk op en wezen elk koppel enkele actieve en enkele minderactieve gezinnen toe. We beseften dat ons plan een goede gelegenheid was voor de broeders om de jongeren te leren kennen en voor de jongeren om goede raad van de ouderlingen te krijgen.
Toen we het plan aan de jongemannen voorlegden, wilden ze het graag proberen. We herinnerden hen eraan dat ze hun zondagse kleren behoorden te dragen en dat dit deel uitmaakte van hun heilige taak om over de wijk te waken.
Ik werd toegewezen aan mijn jongere broer, Andrew. De volgende zaterdag bezochten we iedereen op onze lijst, maar de meeste mensen waren niet thuis. Het laatste lid dat we bezochten, was broeder John, die we niet zo goed kenden.
Andrew stapte uit de auto, klopte aan en wachtte. Hij wilde net omdraaien en teruglopen naar de auto toen de deur openging. Andrew stak broeder John de hand toe en zei: ‘Hallo, ik ben Andrew van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Morgen is het vastenzondag en de bisschop heeft ons gevraagd leden te bezoeken en te vragen of ze een vastengave willen geven.’
Hij gaf broeder John een envelop. Broeder John was verbaasd, maar hij liep naar binnen met de envelop. Na enkele minuten kwam hij met een glimlach op zijn gezicht terug. Hij bedankte Andrew beleefd en gaf hem de envelop. Ik stapte uit de auto en met zijn drieën stonden we even te praten. Toen we weggingen, zwaaide broeder John ons uit en zei: ‘Zorg ervoor dat je volgende maand wel terugkomt.’ Andrew was de hele weg naar de kerk erg enthousiast. We leverden onze enveloppen in bij een lid van de bisschap.
De volgende maand zorgden we ervoor dat we weer bij broeder John langsgingen. Hij was weer erg vriendelijk. Na enkele maanden begon hij op vastenzondag naar de kerk te gaan. Onze bezoeken op zaterdag herinnerden hem aan de zondagsdiensten en dan kwam hij de volgende dag.
Wij waren erg blij dat broeder John actief werd. We hadden het gevoel dat we een bijzondere band met hem hadden. Onze vreugde doordat een ziel was teruggekeerd in de kudde was met geen pen te beschrijven. Binnen enkele maanden ging hij geregeld naar de kerk en hij werd al gauw geroepen in het ouderlingenquorumpresidium.
Maar het hoogtepunt voor ons kwam toen broeder John gevraagd werd om in de avondmaalsdienst een toespraak te houden over tiende en andere bijdragen. Aan het eind van zijn toespraak noemde hij Andrews eerste bezoek.
Met tranen in zijn ogen zei hij: ‘Andrew, je zult nooit weten welke uitwerking je die zaterdagochtend op mijn leven had toen je met die blauwe envelop aan mijn deur kwam. Misschien dacht je dat het verspilde tijd was, maar ik heb zegeningen ontvangen doordat jij me de kans gaf mijn vastengave te betalen. Door jouw dienstbaarheid ben ik hier vandaag.’