Limonade en een brood
Toen ik zes jaar oud was, verhuisde mijn familie naar een nieuwe woning in dezelfde stad, Quetzaltenango, in Guatemala. Op de dag dat we erin trokken, waren we moe en dorstig. Mijn oudere broer nam me mee naar de keuken om een glas water te pakken, maar we hadden nog geen water of elektriciteit.
We wisten niet wat we moesten doen. Het was al laat en we kenden niemand in de buurt. Op dat moment klopte er iemand aan. Het bleek een glimlachende, vriendelijke oudere dame te zijn. ‘Welkom in de buurt’, zei ze. ‘Ik ben jullie buurvrouw, Tenchita. Ik dacht dat jullie wel geen water zouden hebben, dus heb ik wat limonade en brood gebracht.’
Ik was zo blij toen ik de limonade zag, dat ik een brede glimlach op mijn gezicht kreeg. Enkele dagen later nodigde Tenchita ons uit om mee te gaan naar De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, en ze gaf ons een boek-van-mormon.
Al gauw kregen we de zendelingenlessen. En drie maanden later nodigden de zendelingen ons uit om ons te laten dopen. Mijn vijf oudere broers en zussen namen de uitnodiging aan, maar mijn ouders hadden niet het gevoel dat zij er klaar voor waren. Ze bleven echter wel naar de kerk gaan en twee jaar later, toen ik acht jaar was, werden we alledrie gedoopt.
Ik was jong, maar ik kon wel zien welke veranderingen het evangelie van Jezus Christus in onze familie bracht. Net als alle andere families hadden we onze problemen, maar we praatten meer met elkaar, waren eensgezinder, en we vertrouwden erop dat we oplossingen zouden vinden vanwege de leringen in de ware kerk. We waren dankbaar dat Tenchita ons kennis had laten maken met het evangelie, maar ze verhuisde al gauw en we hoorden niets meer van haar.
Dertien jaar later lieten we ons aan elkaar verzegelen in de tempel in Guatemala-Stad, en ik besloot om op zending te gaan. In mijn eerste werkgebied in het zendingsgebied Guatamala-Stad-Zuid bezochten we vaak leden die ziek of minderactief waren. Op een dag vroeg de bisschop of we een oudere zuster wilden bezoeken die ziek was en aan huis gebonden. Hij zei dat ze het liefste limonade dronk.
Toen mijn collega en ik bij de woning van de zuster kwamen, lag ze ziek in bed. Maar ik herkende haar onmiddellijk en omhelsde haar. Eerst wist zuster Tenchita niet wie ik was, maar toen we een tijdje gepraat hadden, glommen haar ogen toen ze me herkende. Ze glimlachte en zei: ‘Ik bracht je limonade en brood.’
Ik bedankte haar dat ze ons ook het evangelie had gebracht en dat ik daardoor op zending was gegaan.
Het is makkelijk en niet duur om een glas limonade en een brood te geven, maar doordat zuster Tenchita ze gaf op haar manier, met liefde en zorg om ons eeuwige welzijn, werd het een waardevolle gift. Zij heeft mijn leven en dat van mijn familieleden veranderd. Wij kunnen ook het leven van andere mensen veranderen door hen de weg te wijzen naar het ‘levende water’ en het ‘brood des levens’ (Johannes 4:10; 6:48).
Tegenwoordig geven mijn familieleden en ik onze buren meer dan alleen limonade en brood: we bieden hen ook het ware evangelie van Jezus Christus.