2008
Mama’s dagboek
September 2008


Mama’s dagboek

Moeder woonde al bijna vijf jaar bij me in. Ik hield van haar en ik was dankbaar dat ik voor haar kon zorgen zoals zij jarenlang voor mij had gezorgd. Maar ik miste haar glimlachjes en grappige opmerkingen. Ik verlangde ernaar om weer de vreugde en de opwinding te voelen die zij ooit had gevoeld als ze met me uit rijden ging. Het had nooit uitgemaakt waar we heengingen. Moeder wees altijd op bloemen, vogels op telefoonkabels of spelende kinderen.

Ik miste de kameraadschap die we hadden als we samen aardappelen schilden, boontjes dopten of boeken lazen. Ik wilde mijn jeugdherinneringen met haar delen en haar nieuwtjes vertellen over mijn broers en zusters en over haar kleinkinderen. Ze vond het altijd leuk als er familie langs kwam, vooral de kleinkinderen. Maar nu had haar dementie dat allemaal veranderd. Ze wist niet meer zeker wie ik was, misschien alleen maar een bijzondere persoon die voor haar zorgde.

Het was een uitermate moeilijke dag met moeder geweest. Ze gaf me de gebruikelijke starende blikken als ik probeerde een praatje te maken en wantrouwende blikken als ik probeerde haar te helpen. Ik ging doodmoe en gefrustreerd op de bank zitten nadenken. In de hoop dat het moeder wat zou afleiden, en misschien zelfs wat herinneringen zou ophalen, begon ik hardop voor te lezen uit een van moeders dagboeken. Mijn pogingen haalden niets uit, maar toen ik vervolgens stilletjes verder las, kwamen de herinneringen bij mij wel terug.

Op die bladzijden vertelde moeder geregeld hoe fijn het was als haar familie langskwam en hoe leeg ze zich voelde als ze weer weg waren. Ze schreef hoe moeilijk het voor haar was geweest toen mijn vader ziek was geworden en haar na een lange strijd op 59-jarige leeftijd als weduwe had achtergelaten. Ze schreef dat ze vader zo miste en hoeveel zorgen ze zich maakte over mijn oudere broer, die aan dezelfde ziekte leed.

Moeder schreef over fijne, opbouwende ervaringen zoals lesgeven in de kerk en meedoen aan activiteiten voor alleenstaanden. Ze schreef hoe bevredigend het was om naar Dilkon, in Arizona, te gaan om daar eens in de week les te geven in een Navajo-indianenreservaat. Dat deed me eraan denken dat ze altijd had beklemtoond hoe belangrijk het was om betrouwbaar te zijn als iemand op je rekende. Soms waren haar opmerkingen maar kort omdat ze bezig was geweest iemand te helpen. Dat deed me eraan denken hoe vaak ze met eten of geschenken naar iemand toeging als ze meende dat die hulp nodig had of opgevrolijkt moest worden. Ze gaf in haar dagboek vaak haar getuigenis van het evangelie.

Ik werd vooral geraakt door de manier waarop ze haar zorgen en verdriet uitte toen mijn dochter werd geboren met het syndroom van Down en aanverwante problemen. Had ze echt bijna een hele maand lang de voeding en verzorging van onze andere kinderen voor haar rekening genomen terwijl mijn man en ik heen en weer reden naar het ziekenhuis waar Debra Sue een openhartoperatie en bijkomende complicaties onderging? Ja! En ze was toen al zeventig!

Ik herinnerde me dat ze altijd voor me klaar stond als ik haar nodig had. Door de jaren heen ondervond ik dat als ze niet in eigen persoon bij me kon zijn, haar trouwe brieven en gebeden mij steun gaven.

Toen ik die avond lofzangen voor moeder zong om haar in slaap te sussen, werd ik overspoeld door een sterk gevoel van liefde voor mijn moedige, altijd zichzelf opofferende moeder, en door grote dankbaarheid voor de woorden in haar dagboek die haar weer bij mij hadden teruggebracht.

Afdrukken