2008
Opzien naar de Heer
September 2008


Lessen uit het Boek van Mormon

Opzien naar de Heer

Afbeelding
Mary N. Cook

Toen mijn man en ik in Azië werkzaam waren, liepen we vaak een wandelroute vlakbij onze woning in Hongkong, de Wan Chai Gap. Het is een steil, moeilijk te beklimmen pad, vooral op hete, vochtige zomerdagen.

Op een zaterdag merkte ik dat ik niet van onze wandeling genoot. Het leek meer een straf dan een lichamelijke oefening. Ik keek bijna de hele wandeling naar beneden, naar het pad, en had het gevoel dat we de top nooit zouden bereiken.

Ik ontdekte die dag iets interessants. Als ik naar beneden keek, was mijn gezichtsveld beperkt tot een nauw pad. Onder het voortsjokken zag ik telkens maar datzelfde beperkte uitzicht op het pad — ik zag alleen maar het pad. Maar toen ik opkeek, zag ik een prachtig uitzicht voor me. Ik zag bomen met felgele bloemen. Ik zag vogels vliegen en hoorde ze vrolijke melodietjes zingen. Ik zag Tai Chi-leerlingen ritmisch kleurrijke waaiers opendoen bij hun oefeningen. Al gauw bereikten we ons doel, Stubbs Road, en in de verte zag ik helderblauwe lucht en wattige witte wolken.

Opzien naar de Heer

Als we naar beneden kijken, concentreren we ons op het enge gezichtsveld van onze omstandigheden en missen we misschien veel kansen die de Heer voor ons heeft. Laten we ons gezichtsveld beperken door onze omstandigheden, of zien we op naar de Heer, die ons gezichtsveld kan verbreden?

Iedereen krijgt met moeilijkheden te kampen, zoals ziekten, verlies van dierbaren, ongelukken, echtscheidingen of financiële tegenslagen. We krijgen allemaal te maken met ongeplande problemen. Het is erg moeilijk om positief op moeilijkheden te reageren.

Het Eerste Presidium belooft echter in Voor de kracht van de jeugd: ‘De Heer [zal] veel meer van je leven maken dan je zelf kunt. Hij zal je meer kansen en inzicht geven, en je sterken. Hij zal je de nodige hulp verlenen om je beproevingen en problemen het hoofd te bieden.’1

De zoons van Mosiah begrepen dit beginsel en zagen op naar de Heer in moeilijke omstandigheden. In het boek Alma lezen we:

‘Zij hadden grote ellende gekend; zij hadden veel geleden, zowel lichamelijk als geestelijk (…) en ook veel kwelling in de geest. (…)

‘En het geschiedde dat zij vele dagen in de wildernis reisden; en zij vastten veel en baden veel dat de Heer hun een deel van zijn Geest zou verlenen om hen te vergezellen en bij hen te blijven, opdat zij een werktuig in de handen Gods zouden zijn om, zo mogelijk, hun broeders, de Lamanieten, tot de kennis der waarheid te brengen, tot de kennis van de verdorvenheid van de overleveringen van hun vaderen, die niet juist waren’ (Alma 17:5, 9).

Vervolgens concentreerden zich zij niet meer op hun kwellingen, maar zochten zij naar manieren om als werktuigen in Gods handen andere mensen op te beuren en tot zegen te zijn. In antwoord op hun vasten en gebeden, geloof en werken, gaf de Heer hun de hulp die zij in moeilijke omstandigheden nodig hadden.

De moed om voort te gaan

Ik was 37 jaar toen ik me in de Salt Laketempel aan mijn echtgenoot liet verzegelen. Mijn jaren als alleenstaande hadden veel unieke moeilijkheden opgeleverd. Ik had altijd gedacht dat ik vóór mijn 25ste levensjaar getrouwd zou zijn en kinderen zou hebben, maar ik bevond me op die leeftijd in omstandigheden die heel anders waren dan ik gepland had.

Maar al te vaak keek ik naar beneden en concentreerde ik me op mijzelf en mijn omstandigheden. Mijn gezichtsveld was te beperkt. Het leven leek zo hard en oneerlijk. Ik raakte ontmoedigd en raakte mijn zelfvertrouwen kwijt.

Ik herinner me een belangrijk punt in mijn leven waarop ik, net als de zonen van Mosiah, opzag naar de Heer. Ik was altijd actief in de kerk gebleven en had kennis ‘der waarheid’ (1 Timoteüs 2:4; 2 Timoteüs 3:7), maar ik wilde meer. Ik nam het besluit om ijveriger de Schriften te bestuderen, meer te bidden en beter mijn best te doen om de leiding van de Geest te verdienen. Ik verlangde ernaar een ‘werktuig in de handen Gods’ te zijn, net als de zonen van Mosiah.

Ik moest ‘moed vatten’ (Alma 17:12) om naar nieuwe kansen te zoeken. Ik stelde doelen op het gebied van mijn carrière en schreef me in voor een vervolgstudie om een betere positie te kunnen krijgen. Ik besloot van een alleenstaandenwijk naar een gezinswijk te verhuizen. Ik ging naar activiteiten, familiepicknicks, diners en programma’s voor volwassenen. Ik werd lid van het wijkkoor. Ik leerde de bisschop goed kennen. Hij was een wijs, zorgzaam man die mij roepingen gaf die mij tot zegen strekten.

Door huisbezoek te doen en naar ZHV-activiteiten te gaan, sloot ik vriendschap met veel vrouwen, en zij betrokken mij vaak bij hun gezinsactiviteiten. Maar ik wachtte niet tot ze me erbij betrokken, ik zocht actief naar mogelijkheden daartoe. Ik bood aan om op hun kinderen te passen en ik nodigde gezinnen te eten uit. Hun kinderen werden mijn kinderen.

Ik besefte ook dat je eigen gezin de beste plek is om liefde te geven en te ontvangen. Mijn broer had drie kinderen en ik raakte geïnteresseerd in hun leven, schoolwerk en activiteiten.

Omdat ik een bijdrage leverde, nam mijn zelfvertrouwen toe. En ik vond het leven interessanter en bevredigender door op te zien naar de Heer. Net zoals ik de bomen, de bloemen, de vogels en de mensen zag toen ik op Wan Chai Gap opzag, zag ik door op te zien naar de Heer nieuwe kansen voor mijn leven.

Als ik blijf opzien naar de Heer, zie ik in dat Hij mijn beperkte, sterfelijke gezichtsveld uitbreidt tot een eeuwig perspectief. Door antwoorden op gebeden ben ik erachter gekomen dat de Heer mij kent, dat Hij mij liefheeft, en dat Hij op de hoogte is van mijn omstandigheden. Door die wetenschap heb ik het geloof gekregen dat Hij me echt zal blijven helpen met toekomstige beproevingen en moeilijkheden, als ik maar naar Hem blijf opzien voor kansen en ik ‘ongeacht [mijn] omstandigheden, voor rechtschapenheid en geluk [kies]’.2

NOTEN

  1. Voor de kracht van de jeugd (2001), p. 42.

  2. Voor de kracht van de jeugd, p. 5.

Afdrukken