2008
TAALGEBRUIK
Oktober 2008


TAALGEBRUIK

Gebruik woorden die anderen opbouwen, aanmoedigen en complimenteren. Gebruik de namen van God en Jezus Christus met eerbied en respect. Gebruik geen godslasterlijke, vulgaire of grove taal of gebaren.

‘Het gesprek is de kern van vriendelijke sociale activiteiten. Het mag opgewekt zijn. Het mag luchthartig zijn. Het mag ernstig zijn. Het mag grappig zijn. Maar het mag niet schuin, ongemanierd of smerig zijn als iemand oprecht in Christus gelooft. (…)

‘[Eenieder] die zijn toevlucht neemt tot dergelijke taal, laat horen dat hij een zeer beperkte woordenschat heeft. Hij heeft niet genoeg uitdrukkingskracht tot zijn beschikking om een goed gesprek te voeren zonder te vloeken of smerige taal te gebruiken. (…)

‘Vloek niet. Gebruik geen godslasterlijke taal. Vermijd zogenaamde schuine moppen. Vermijd gesprekken waarin herhaaldelijk smerige woorden worden gebruikt. Je zult je er een beter mens door voelen en jouw voorbeeld zal anderen tot steun zijn.’

President Gordon B. Hinckley (1910–2008), ‘Take Not the Name of God in Vain’, Ensign, november 1987, p. 48.