2008
Voorbereiding op een zending
Oktober 2008


Van vriend tot vriend

Voorbereiding op een zending

‘Richt uw hart op de Here’ (1 Samuël 7:3).

Elder Ulisses Soares

In de jaren na de doop van ons gezin, kwamen de zendelingen elke middag bij ons eten. Ik ging van de zendelingen houden en ik wilde op hen lijken.

Toen ik elf was riep mijn bisschop mij binnen voor een gesprek. Hij zei: ‘Ulisses, het wordt tijd dat je met de voorbereiding van je zending begint.’ Ik wist niet wat ik hoorde, want ik was pas elf! Maar hij zei: ‘Daar moeten we nu al mee beginnen.’

Mijn bisschop zei: ‘Ik zal van tijd tot tijd een gesprek met je hebben en zien hoe je vordert.’ Toen gaf hij mij goede raad. Hij sprak met mij over de geboden, het priesterschap, de kerkelijke normen en eerlijkheid. Ik was onder de indruk, want hij keek mij recht in de ogen en zei: ‘Je zult op zending gaan als je je houdt aan de aanwijzingen die je van mij krijgt.’

Ik moest vaak aan ons gesprek denken, vooral als ik voor verleiding kwam te staan. Een keer had mijn moeder mij bijvoorbeeld geld gegeven om in de winkel fruit te gaan kopen. Toen ik voor het fruit betaalde, gaf de bediende gaf mij per ongeluk te veel wisselgeld terug. Toen ik naar huis liep en mijn hand opende, zag ik dat ik meer geld had dan ik van mijn moeder gekregen had.

Satan probeerde mij ervan te overtuigen dat ik dat geld wel kon houden. Ik dacht: ik geef mijn moeder het juiste bedrag terug en met de rest kan ik doen wat ik wil. Maar toen dacht ik: nee, dat is niet wat de bisschop mij gezegd heeft. Een zendeling moet eerlijk zijn. Op dat moment voelde ik de Geest en ging terug naar de winkel om het geld terug te geven. Ik had er een goed gevoel over. Ik dacht: ik ben eerlijk, ik gehoorzaam de geboden en ik bereid mij voor op mijn zending. Ik wil zendeling zijn en dan moet ik eerlijk zijn.

Toen ik op de middelbare school zat, werkte ik om geld voor mijn zending te sparen. Mijn ouders waren arm en konden mijn zending niet betalen. Ik verdiende niet veel geld, maar na mijn tiende betaald te hebben, besloot ik elke maand een kledingstuk voor mijn zending te kopen. De ene maand kocht ik een overhemd, de andere maand een das, de maand daarop nog een overhemd. In die drie jaar kon ik genoeg bij elkaar sparen om alles te kopen wat ik nodig had. Ik spaarde genoeg om mijn zending te bekostigen. Ik leerde hoe belangrijk het is om te sparen. Ik leerde gehoorzaam te zijn aan de wet van tiende en hoeveel zegeningen we ontvangen door tiende te betalen.

Mijn zending was geweldig, omdat ik leerde hoe het leven in elkaar steekt en hoe we het evangelie in ons dagelijks leven kunnen inpassen.

Jongens en meisjes, bereid je voor op een goede zending en een goed leven. De Heer wil ons heel graag alle zegeningen geven die we nodig hebben.