2009
Leefde ik het evangelie volledig na?
juli 2009


Leefde ik het evangelie volledig na?

Mijn schriftstudie zou moeten wachten. Onze drie zoons waren allemaal wakker geworden — en nog veel eerder dan anders ook. De jongste, Caden, was toen anderhalf jaar oud en lag te krijsen in zijn ledikantje. Ik liep naar zijn slaapkamer en zag direct dat hij ziek was.

En zo begon een maandag met de ene uitdaging na de andere. Op een bepaald moment, net toen ik Caden ander kleren had aangetrokken en hem probeerde te voeden, gooide hij een grote pot op de grond, waarbij de appelmoes in het rond vloog en de keuken even later bezaaid was met stukjes glas. Bij het opruimen van de bende moest ik denken aan alle dingen die ik niet gedaan kreeg: familiegeschiedenis, dienstbetoon, voorraadvorming, zendingswerk.

‘Hoe kan ik in vredesnaam alles doen wat ik zou moeten doen als ik nauwelijks de normale dingen op een dag gedaan krijg?’, vroeg ik mij af. Aan het begin van de avond was ik doodmoe, maar bij het avondeten, de gezinsavond en het in bad en in bed stoppen van de jongens zette ik die ontmoedigende gedachten van me af.

Nadat de kinderen uiteindelijk in bed lagen, plofte ik neer om iets te doen waar ik nog niet aan toegekomen was. Ik pakte de Ensign van mei 2006, die open lag bij een toespraak van president Henry B. Eyring, met de titel ‘Als een kind’. Mijn blik viel op een passage die ik eerder had gemarkeerd: ‘Om de zegen van die [veranderde aard] in ons hart in stand te houden, zijn vastberadenheid, moeite en geloof nodig. Koning Benjamin heeft ons in elk geval ten dele geleerd wat daarvoor nodig is. Hij zei dat wij, om van dag tot dag vergeving van zonden te behouden, de hongerigen moeten voeden, de naakten kleden, de zieken bezoeken en mensen in geestelijk en materieel opzicht helpen’ (Liahona en Ensign, mei 2006, p. 17).

Ik voelde direct weer dat ik niet volledig volgens het evangelie leefde. Ik vroeg me af: ‘Hoe kan ik de hongerigen voeden, de naakten kleden, de zieken bezoeken en mensen in geestelijk en materieel opzicht helpen als ik nauwelijks voor mijn eigen gezin kan zorgen?’

Op dat moment kwam er een overweldigend gevoel van goddelijke goedkeuring over mij. Het was zo duidelijk, zo precies en zo tastbaar, dat ik wist dat ik het op moest schrijven om het niet te vergeten. De hele afgelopen dag werd als een film in mijn hoofd afgespeeld — een dag gevuld met het voeden van de hongerigen, wassen om de naakten te kleden (ik moest Caden meerdere keren andere kleren aandoen), onze zieke baby teder verzorgen, ons zoontje van vijf jaar helpen bij het voorbereiden van een les voor de gezinsavond over zendingswerk, en het bespreken van de kracht van een goed voorbeeld met mijn gezin — met ander woorden: mensen in geestelijk en materieel opzicht helpen.

Deze indruk kwam met zulk een overweldigend gevoel van vrede, dat ik wist dat de Heer mijn offer had aanvaard. Met de zorg voor mijn gezin gaf ik gehoor aan de aansporingen van koning Benjamin en president Eyring.