2011
De spin en de stille, zachte stem
2011 februari


De spin en de stille, zachte stem

‘Het was een zachte stem van een volmaakte mildheid, als een fluistering’ (Helaman 5:30).

‘Bedankt voor de uitnodiging, Jan’, zei Bert terwijl hij bij zijn vriend naar buiten stapte. ‘Ik moet nu naar huis voor het middageten.’

De vrienden wuifden naar elkaar toen Bert het zandweggetje afliep dat hij meestal nam om van en naar Jans huis te lopen. Toen keek hij naar het veld dat hij ‘het oerwoud’ noemde. Er waren geen tropische planten of wilde dieren, maar wel een smal paadje dat door een zee van hoog gras en droog onkruid liep. Het was de kortste weg naar huis.

Bert dacht even na en wrong zich toen tussen de palen van de omheining door die het veld afbakende.

Krak! Zwiep! Droge takken en grashalmen kraakten toen Bert over het pad stampte. Zijn bloes voelde plakkerig in de hete zon die op zijn rug scheen. Er stak een briesje op en Bert besloot te gaan rennen om te zien of hij eerder thuis kon zijn dan de wind.

Het pad werd smaller. Bert wist dat er een stroompje voor hem lag, dus hij begon sneller te rennen. Hij ging een bocht door en stond op het punt om over het stroompje te springen toen hij het woord Stop! hoorde.

Bert kwam meteen tot stilstand en luisterde. Hij hoorde alleen maar het gras dat in de wind zwiepte. Bert fronste. De stem was heel duidelijk, alsof er iemand in zijn oor had gefluisterd. Maar er was niemand te zien.

Bert haalde zijn schouders op en keerde zich om zodat hij over het stroompje kon springen. En toen stond hij stokstijf stil. Vlak voor zijn gezicht strekte een glimmend spinnenweb zich als een net uit over het pad bij het stroompje. In het midden van het web wachtte een grote spin.

Enkele seconden lang keek Bert met grote ogen naar de spin. En toen draaide hij zich om en rende het pad af, het oerwoud uit. Hij besloot toch maar de zandweg naar huis te nemen.

‘Mam! Mam! Moet je eens horen!’ Bert stormde naar binnen en ging snel op zoek naar zijn moeder. Tussen de ademtochten door vertelde hij haar over zijn reis door het oerwoud, de stem en zijn ontmoeting met de spin.

‘Hij was zó dichtbij, mam!’ Hij hield zijn vingers omhoog om het haar te laten zien.

‘Wauw! Dat was vast eng’, zei moeder. ‘Waar denk je dat de stem vandaan kwam?’

‘Dat weet ik niet’, zei Bert. ‘Er was niemand. Denk je dat het gewoon de wind was?’

‘Weet je nog dat we op de gezinsavond iets hebben geleerd over de stille, zachte stem?’ vroeg zijn moeder.

‘Ja. Zo praat onze hemelse Vader soms tot ons, toch?’

Moeder pakte de Schriften van de plank bij de keukentafel en sloeg het boek Helaman open.

‘Dit is hoe de stem van de Heer klonk voor de Nephieten’, zei ze. ‘“Het [was] geen stem des donders […] en evenmin een stem van daverend rumoer, maar zie, het was een zachte stem van een volmaakte mildheid, als een fluistering”’ (Helaman 5:30).

‘Hé! Zo was het — als een fluistering! Ik heb de stille, zachte stem gehoord!’

Moeder glimlachte. ‘Ja, inderdaad. En je luisterde ernaar, zoals de bedoeling was. Ik ben erg trots op je.’

Bert gaf zijn moeder een knuffel. Hij voelt zich fijn als zij trots op hem is. En weten dat hij naar de stille, zachte stem had geluisterd, gaf hem een nog fijner gevoel.

Illustratie Craig Stapley; foto Busath Photography