2011
Van hulpeloze tot helper
2011 februari


Van hulpeloze tot helper

Ik bevond mij in een neerwaartse spiraal toen ik een man ontmoette die beweerde de oplossing voor mijn problemen te hebben.

Op een avond in 1978 was ik op de luchthaven van Boston (Massachusetts, VS) om een paar vrienden op te halen. Terwijl ik zat te wachten, raakte ik in gesprek met een man. Ik vertelde hem dat ik drie maanden terug in Midden-Amerika was geweest.

Met de reis had ik alle misère willen ontvluchten, vertrouwde ik hem toe. Negen jaar eerder was mijn broer overleden. Het jaar daarop waren mijn ouders omgekomen bij een auto-ongeluk. Een jaar later tot op de dag stierf mijn oma. Binnen korte tijd was ik de belangrijkste mensen in mijn leven kwijtgeraakt. Ik was kapot.

Ik erfde een grote som geld van mijn ouders en gebruikte die om mijn verdriet te vergeten. Ik besteedde het geld aan dure kleding, auto’s, drugs en exotische reisjes.

Op mijn laatste reis beklom ik een piramide in Tikal (Guatemala). Hoewel ik mij hoog op een piramide bevond, herinner ik mij dat ik mij in lange tijd niet zo down had gevoeld. Ik kon zo niet doorgaan. ‘God,’ zei ik, ‘als Je bestaat, zou ik graag willen dat Je wat doet.’ Ik stond daar een moment in stilte om hulp te smeken van een wezen waarvan ik niet zeker wist of het bestond. Toen ik de piramide afklom, had ik een vredig gevoel. Er was niets veranderd in mijn leven, maar ik had wel het gevoel dat het allemaal goed zou komen.

En zo gebeurde het dat ik dit alles op de luchthaven aan een wildvreemde man zat te vertellen. Hij luisterde aandachtig en vroeg toen of ik wist dat Jezus Christus in Amerika was verschenen.

In die tijd had ik God niet echt hoog zitten. Wat voor God zou mij mijn familie afnemen? Dat zei ik ook tegen de man, waarop hij antwoordde dat de God waar hij in geloofde ervoor had gezorgd dat ik weer bij mijn familie kon zijn. Toen had hij opeens mijn volle aandacht.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.

‘Heb je wel eens van de mormonen gehoord?’ Eerlijk gezegd wist ik er niet veel van, maar de man begon het heilsplan aan mij uit te leggen. En ondanks mijn scepsis klonk veel van wat hij mij vertelde mij toch bekend in de oren.

We wisselden telefoonnummers uit en in de daaropvolgende maanden gingen we een paar keer met elkaar uit. We spraken ook over het evangelie. Hij gaf mij een exemplaar van het Boek van Mormon en we bespraken dat en andere Schriftuur uren met elkaar over de telefoon. Hij vertelde mij dat Joseph Smith de Kerk van Jezus Christus had hersteld. Het was een verbazingwekkende tijd van hoop en groei.

Onze vriendschap taande een beetje, maar een paar weken later zei hij dat hij een paar vrienden naar mij toe wilde sturen om met mij te praten. Die vrienden waren, uiteraard, de zendelingen. En de voltijdzendelingen hadden een ringzendeling bij zich, Bruce Doane, die later mijn man zou worden.

Na een paar weken les te hebben gekregen, vroegen de zendelingen of ik mij wilde laten dopen. Dat wilde ik. Toen zeiden ze dat ik het woord van wijsheid moest naleven, voordat ik mij kon laten dopen.

Nou gebruikte ik in die tijd al veel minder drank en drugs dan ik gewoon was. Er waren al veranderingen gaande; ik voelde mij beter dan ik mij in tijden had gevoeld — maar van drank en drugs kon je onmogelijk helemaal afkomen. Daar kwam nog bij dat ik al zoveel had opgegeven voor het evangelie — met inbegrip van vrienden die vonden dat ik gek was om mij in te laten met de mormoonse kerk. Ik had mij er niets van aangetrokken, omdat het evangelie voor mij waar was. Maar zou ik die hardnekkige verslavingen volledig achter mij kunnen laten?

De zendelingen boden aan mij een priesterschapszegen te geven. Onmiddellijk daarna gooide ik alle drugs en alcoholische dranken weg. En die avond verloor ik elk verlangen om iets te nemen dat tegen het woord van wijsheid was. Het was echt een wonder.

Ik ben in juni 1978 gedoopt. Een jaar later zijn Bruce en ik in de Washington D.C.-tempel getrouwd.

Het evangelie heeft mij letterlijk weer hoop geschonken. Daarvóór was ik in elke zin van het woord hulpeloos. Mijn ouders, broer en oma waren er niet meer, maar het was alsof ik ook niet meer bestond. Na hun dood wist ik niet meer wie ik was. Maar nu heb ik mijn identiteit hervonden. Ik weet dat ik een kind van God ben en dat Hij mij kent en van mij houdt. Toen ik werd verzegeld aan mijn ouders, oma en broer veranderde mijn verdriet in vreugde, omdat ik zeker weet dat we eeuwig bij elkaar zullen zijn. 

Het evangelie van Jezus Christus redde mij ook van mijn verslavingen. Mijn man en ik zijn nu al een paar jaar werkzaam als verslavingsherstelzendelingen voor LDS Family Services. We werken met leden uit onze ring die met verschillende soorten verslaving kampen. Ik ben heel dankbaar dat ik deze broeders en zusters kan helpen. Ik voel mij gezegend dat ik mijn verhaal aan hen kan vertellen om ze te laten zien hoe we allemaal kunnen worden gered door het evangelie.

Illustratie Roger Motzkus