2011
Mijn tiende kon niet wachten
2011 februari


Mijn tiende kon niet wachten

David Erland Isaksen (Noorwegen)

Toen ik in mijn late tienerjaren meer met de voltijdzendelingen begon op te trekken, besefte ik hoe belangrijk het was om een getuigenis te krijgen van de beginselen waarin ik spoedig als zendeling les zou geven. Ik besloot dat ik eerst meer te weten wilde komen over het beginsel tiende.

Veel mensen krijgen een getuigenis van tiende als ze het financieel krap hebben. Maar ik had altijd meer dan genoeg gehad. Als ik geld nodig had, sprongen mijn ouders bij. Ze zouden ook mijn zending bekostigen. Hoewel ik hen daar dankbaar voor was, besloot ik toch dat ik de helft van mijn zending zelf wilde betalen met het geld dat ik verdiende als parttimeleerkracht.

In diezelfde periode besefte ik dat ik geen volledige tiende had betaald over mijn laatste salaris. Ik zou dat met mijn volgende salaris inlopen, zodat ik weer een volledige-tiendebetaler was.

Toen ik mijn salaris kreeg, zag ik dat het niet zo veel was als ik verwacht had. Ik werkte nogal onregelmatig, vandaar dat mijn salaris per maand verschilde. Het was mij al snel duidelijk dat ik met het salarisbedrag niet mijn vaste lasten en het openstaande tiendebedrag van de vorige maand aan de Heer kon voldoen.

Ik overwoog wat ik kon doen en dacht: dan moet ik het de volgende maand maar inlopen. Maar toen herinnerde ik mij een instituutsles over tiende. En ik herinnerde mij in het bijzonder wat de Heer in het Oude Testament zegt: ‘Beproeft Mij toch daarmede’ (Maleachi 3:10). Dit bood mij mooi de kans om het principe aan de praktijk te toetsen en mij een groter getuigenis eigen te maken van waar ik spoedig anderen in zou onderwijzen.

Toen ik mijn tiende betaalde, gaf mij dat het goede gevoel dat ik weer bij was. Maar het ‘bewijs’ van de Heer kwam de volgende dag al — veel sneller en overvloediger dan ik ooit gedacht had — toen ik een voltijdbaan als onderbouwleerkracht kreeg aangeboden. Ik zou tot vlak voor mijn zending kunnen werken en het geld dat ik ermee verdiende zou meer zijn dan de helft die ik zelf voor mijn zending wilde sparen. Mijn getuigenis van tiende kreeg een enorme impuls. En dat getuigenis is in de daaropvolgende twee jaar keer op keer gesterkt toen ik het aan de mensen in het zendingsgebied München (Duitsland/Oostenrijk) gaf.

Ik weet dat het tiendebeginsel waar is en dat de Heer ‘de vensters van de hemel [voor ons] opent’ en ‘zegen in overvloed […] uitgiet’ zodat er geen schuren genoeg zullen zijn (Maleachi 3:10).