Het evangelie IS ER voor iedereen
Ik had me vaak afgevraagd waar echt geluk nou eigenlijk vandaan komt. En toen vond ik het in ‘de grote doos’.
Toen ik als zestienjarige in Porto Alegre (Brazilië) woonde, had mijn oudere broer een vriend die vaak bij ons thuis kwam. Op een dag vertelde die vriend ons dat hij een kerk gevonden had en dat de leefwijze van de kerkleden hem aanstond.
Hij vertelde ons het een en ander over zijn toetreding tot De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, maar hij wist niet zeker of mijn broer en ik wel bij de kerk zouden passen. Hij meende dat de normen van de kerk mijn broer en mij teveel zouden zijn.
Maar onze zus leidde een rein leven en was een lief, aardig meisje. Vanwege die eigenschappen meende onze vriend dat zij wel belangstelling zou kunnen hebben voor de levenswijze van de heiligen der laatste dagen. En dus vroeg hij onze moeder of zij hem naar een kerkactiviteit mocht vergezellen.
Onze moeder gaf toestemming op voorwaarde dat mijn broer en ik ook meegingen. Mijn broer was me te snel af en zei gauw: ‘Ik niet!’ En dus werd ik aangewezen om met mijn zus naar de activiteit te gaan.
Ik vond het niet zo erg. Ik was al nieuwsgierig naar de kerk sinds ik het grote vierkante kerkgebouw tegenover mijn school had gezien. Ik had vaak mensen zien komen en gaan, en ik had gemerkt dat de mannen een wit overhemd en een stropdas droegen. Ik vroeg me af wat er in die ‘grote doos’ gebeurde, zoals ik het gebouw zag.
Mijn eerste activiteit
Mijn zus en ik kwamen met onze vriend bij de kerk aan. Midden in een grote recreatiezaal stond een groepje mensen: twee zendelingzusters en een stuk of zes anderen. Ze deden een spelletje, aten popcorn en dronken vruchtensap. Iedereen lachte en vermaakte zich.
‘Wie zijn die mensen,’ vroeg ik me af, ‘en waarom zijn ze zo opgewekt?’ Ik wist dat het niet kon liggen aan het spelletje dat ze deden of aan de omgeving of de versnaperingen. Het was allemaal zo eenvoudig. De blijheid leek van binnenuit te komen.
Ik had me vaak afgevraagd waar echt geluk nou eigenlijk vandaan komt en hoe ik het kon vinden. Ik dacht dat je het misschien kreeg van opwindende bezigheden, exotische vakanties of alles te doen wat de wereld te bieden heeft. En toen ik naar die kerk ging, waren die mensen zo blij zonder al die dingen. Dat maakte grote indruk op me.
Na de activiteit stonden de zendelingen bij de deur om iedereen de hand te schudden. Toen mijn zus aan de beurt was, vroegen ze of zij meer over de kerk zou willen weten. Ze zei: ‘Nee, dank u.’ Maar ik was wel nieuwsgierig. Ik had een ‘verlangen te geloven’ (Alma 32:27), dus toen ze mij uitnodigden om meer te weten te komen over het evangelie, zei ik ja.
Mijn ouders waren niet geïnteresseerd in de zendelingenlessen en wilden ze ook niet thuis hebben, dus volgde ik de lessen in de kerk. In een maand leerde ik over het herstelde evangelie van Jezus Christus en kwam ik erachter wat die mensen in die recreatiezaal zo blij maakte. Ik kwam erachter dat je gelukkig wordt als je doet wat de Heer van je verlangt, dat het geluk van binnenuit komt, en dat ik gelukkig kon zijn ongeacht wat er om me heen gebeurde. Die lering begon ‘mij aangenaam te stemmen’ (Alma 32:28). Dat was wat ik wilde.
Een maand na die eerste activiteit besloot ik lid te worden van de kerk. In de jaren die daarop volgden, werden allebei mijn ouders ook lid van de kerk.
Beproevingen na de doop
Ik maakte nogal wat beproevingen door na mijn doop. Ik moest grote veranderingen aanbrengen in mijn leven. Daarnaast had ik soms ook het gevoel dat ik geen vrienden in de kerk had en het was verleidelijk om terug naar mijn oude vrienden te gaan. Maar mijn verlangen om vreugde te voelen — en mijn inzicht dat we ondanks externe omstandigheden gelukkig kunnen zijn — droeg ertoe bij dat ik naar de kerk bleef gaan. Ik wist dat ik mijn ‘geloof niet terzijde [kon] leggen’ (Alma 32:36). Na verloop van tijd kreeg ik vrienden in de kerk die me hielpen met de overgang. En toen ik het evangelie bleef naleven, werd mijn getuigenis sterker en nam mijn gevoel van geluk toe (zie Alma 32:37).
Uit mijn ervaring met bekering — mijn eigen bekering en die van andere mensen — heb ik geleerd dat de Geest iedereen overal kan raken en dat er geen ideaal profiel voor een potentieel lid van de kerk bestaat. Wij hebben allemaal het evangelie van Jezus Christus nodig. Wij zijn allemaal bezig om meer op Hem te gaan lijken.
Ik heb als zendeling in São Paulo (Brazilië) veel aan dat inzicht gehad, maar ook als zendingspresident in Belem (Brazilië) en als lid van de kerk. Ik heb er veel aan gehad toen mijn vrouw en ik onze kinderen voorbereidden op een zending. Twee van onze vier kinderen hebben al een voltijdzending volbracht. Voordat ze op zending gingen, heb ik ze eraan herinnerd dat je mensen niet op hun uiterlijk of hun leefwijze mag beoordelen. ‘Geef iemand niet op omdat je hem vreemd vindt’, zei ik tegen hen. ‘Probeer naar hun innerlijk te kijken. Misschien vind je nog wel een Carlos.’
Ik ben dankbaar dat ik inzie dat we allemaal kinderen van God zijn en dat ik weet dat iedereen — niet slechts een handjevol mensen — in aanmerking komt om de vreugde te ontvangen die je krijgt als je het evangelie van Jezus Christus naleeft.