Tot we elkaar weerzien
Bouwen op een vast fundament
Een getuigenis kan onwankelbaar worden.
Niet ver van de Ohio River ligt het dorpje Anchorage aan de rand van Louisville (Kentucky). Het was aanvankelijk een boerengemeenschap waar de kapitein van een rivierboot zijn laatste overtoom had gevestigd. Tegenwoordig wonen er gezinnen met uiteenlopende geloofsovertuigingen.
Daar in de kerk, thuis en bij het verkennen van de prachtige wereld onder de plataan-, eiken-, esdoorn-, kastanje- en wilgenbomen leerde ik een van de fundamentele leringen van het christendom: dat Jezus kwam als de Meester-Leraar en ons de wegen van goedheid en integriteit leerde.
Mijn ouders waren goede mensen, actief in hun kerk. Ze hebben me goed opgevoed, en leerden me dat bepaalde dingen goed zijn, zoals vriendelijkheid jegens anderen, en andere dingen slecht, zoals stelen. Aan de andere kant leerden ze ook dat wat de ene persoon als waarheid gelooft net zoveel bestaansrecht heeft als wat een ander als waarheid aanneemt, ook als die opvattingen fundamenteel van elkaar verschillen. Volgens die filosofie zijn er, voor zover ik het begrijp, geen eeuwige ware beginselen die voor iedereen gelden, alleen maar persoonlijke opvattingen, waarbij intelligente mensen het recht en de plicht hebben de waarheid ervan voor zichzelf te bepalen.
Vanwege die onderliggende leer van moreel relativisme kon ik moeilijk geloven wat de mormoonse zendelingen me leerden over de behoefte aan de verzoening, het priesterschap en profeten. Mijn bekering betekende dan ook mezelf zes lange jaren afvragen wie ik was, wat ik geloofde en of er, feitelijk, een God kon zijn die eeuwige beginselen van waarheid en dwaling, zonde en de gevolgen daarvan had vastgesteld.
Opmerkelijk genoeg ontving ik een geestelijke bevestiging, maar pas toen ik nederig genoeg was om die aan te nemen. Eerst kreeg ik een getuigenis van de doop, vervolgens van het Boek van Mormon en daarna van Joseph Smith als een ware profeet van God. Regel op regel groeide mijn getuigenis over de hedendaagse profeten en apostelen.
Uiteindelijk kwam ik op een punt in mijn leven dat ik niet meer slechts geloofde dat het evangelie waar was — ik wist het. De opeenstapeling van vele kleine getuigenissen heeft een vast fundament voor mijn geloof opgeleverd, een bolwerk tegen aanvallen op mijn getuigenis.
Wij hebben het goddelijke recht om antwoorden van de Heer te zoeken. En we moeten onszelf dagelijks geestelijk blijven voeden zodat ons getuigenis sterk blijft. Maar ik weet ook dat het in het bestel van de Heer niet helpt om beginselen in twijfel te trekken waarvan we een getuigenis hebben ontvangen. Dat kan zelfs tot afvalligheid leiden.
Ik worstel niet meer met het morele relativisme van mijn jeugd. Ik weet dat wanneer de profeet spreekt, zijn woorden van God afkomstig zijn. Wanneer mijn getuigenis door omstandigheden onder vuur komt te liggen, vertrouw ik op het getuigenis dat ik al heb ontvangen en doe ik mijn best om daarnaar te leven. Dat is de weg naar vrede; dat is de weg van geluk.