2014
Getrouwe ouders en opstandige kinderen: hoop houden, maar misverstanden opheffen
Maart 2014


Getrouwe ouders en opstandige kinderen hoop houden, maar misverstanden opheffen

Ouderling David A. Bednar

Een van de grootste zorgen die een getrouwe ouder in Zion kan hebben, is een kind dat van het evangeliepad is afgeraakt. Vragen zoals ‘Waarom?’ of ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ en ‘Hoe kan ik mijn kind helpen?’ malen deze ouders zonder ophouden door het hoofd en bezwaren hun hart. Deze ouders verlaten zich voor leiding, kracht en troost op het evangelie van Jezus Christus. Ze bidden vurig, onderzoeken de Schriften ijverig, en luisteren aandachtig naar de raad van leidinggevenden in priesterschap en hulporganisaties.

De uitspraken van algemene autoriteiten van de kerk over de invloed van getrouwe ouders op opstandige kinderen zijn en blijven een bron van grote troost voor ouders.1 Die boodschappen bieden zoveel troost omdat zij de hoop lijken te bevatten dat ouders die hun evangelieverbonden eren, Gods geboden onderhouden en getrouw dienen invloed op het heil van hun opstandige zoons en dochters kunnen hebben. Maar de uitleg die sommige leden aan deze uitspraken geven, heeft in zekere zin tot een leerstellig misverstand geleid. Die uitleg leidt ook tot verwarring, omdat zij aanwijsbaar niet overeenkomt met de leer van de verzoening van Jezus Christus en de beginselen van morele keuzevrijheid en individuele verantwoordelijkheid voor zonden en overtredingen.

Een nadere kijk op de waarheden die in de Schriften herhaaldelijk nadruk krijgen, op de verhelderende leringen van hedendaagse apostelen en profeten, en op relevante bewijzen uit kerkhistorische documenten, kan hoop onderbouwen en misverstanden uit de weg ruimen.

Profetische beloften over onze nakomelingen

Het volgende citaat staat in Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith toen hij kerkhistoricus en archivaris was: ‘Als er een zegel op de vader en de moeder wordt geplaatst, stelt dat hun nakomelingen veilig, zodat zij niet verloren kunnen gaan, maar door het verbond van de vader en de moeder worden gered.’2

Een vergelijkbare uitspraak, kennelijk gebaseerd op de verklaring van de profeet Joseph, werd in 1929 door ouderling Orson F. Whitney (1855–1931) van het Quorum der Twaalf Apostelen gedaan: ‘De profeet Joseph Smith heeft gezegd — en hij heeft nooit een leerstelling gepredikt die vertroostender was — dat de eeuwige verzegeling van getrouwe ouders, en de beloften van God dat het werk dat zij ijverig voor de zaak van de waarheid doen, niet alleen henzelf maar ook hun nakomelingen zal verlossen. Hoewel sommige schapen zullen afdwalen, houdt de Herder hen in het oog en uiteindelijk zullen ze de voeldraden van de goddelijke voorzienigheid voelen, die zich naar hen uitstrekken om hen in de kudde terug te brengen. Zij zullen terugkeren, in dit leven of hierna. Zij moeten hun schuld aan de gerechtigheid voldoen; zij moeten voor hun zonden lijden. Maar als ze, net als de verloren zoon, naar een liefdevolle, vergevensgezinde vader terugkeren, zal hun pijnlijke ervaring niet voor niets zijn geweest. Bid voor uw onvoorzichtige en ongehoorzame kinderen; houd hen vast door uw geloof. Blijf hopen en vertrouwen totdat u het eeuwig heil van God ziet.’3

De uitspraken van Joseph Smith en Orson F. Whitney worden door sommige kerkleden zo uitgelegd dat opstandige kinderen vanwege en door de getrouwheid van hun ouders onvoorwaardelijk zalig zullen worden. Deze uitleg kan echter niet standhouden omdat de compleetste weergave van de toespraak van de profeet niet beschikbaar was toen kerkhistorici die toespraak aan de hand van de aantekeningen van Willard Richards en William Clayton reconstrueerden. Uit de uitgebreidere aantekeningen van Howard en Martha Coray blijkt dat Joseph Smith zijn uitspraak nader heeft gepreciseerd, in die zin dat de beloofde zegeningen van de gehoorzaamheid van de kinderen afhankelijk zijn:

‘Als een vader en moeder van een gezin [zijn verzegeld], zijn hun kinderen die niet hebben overtreden veilig door de zegel waarmee de ouders zijn verzegeld. En dit is de eed van God ten aanzien van vader Abraham en deze leer zal eeuwig standhouden.’4

Deze verduidelijking is leerstellig eenduidiger. Zonder de aanvullende informatie uit de documenten van Coray zou het idee van onvoorwaardelijk heil voor ongehoorzame kinderen in tegenspraak zijn met de vele fundamentele leringen van de profeet Joseph Smith, met inbegrip van het tweede geloofsartikel dat ‘de mens zal worden gestraft voor zijn eigen zonden’ (Geloofsartikelen 1:2).

Deze zienswijze stemt ook overeen met vele voorbeelden in de standaardwerken. Zo legde Alma bijvoorbeeld aan zijn zoon Corianton uit:

‘Maar zie, gij kunt uw misdaden niet voor God verbergen; en tenzij gij u bekeert, zullen zij ten laatsten dage als een getuigenis tegen u staan.

‘Welnu, mijn zoon, ik wil dat gij u bekeert en uw zonden verzaakt en niet meer de begeerten van uw ogen najaagt, maar dat gij u in al die dingen verloochent; want tenzij gij dat doet, kunt gij geenszins het koninkrijk Gods beërven. O, denk daaraan en neem het op u om uzelf in die dingen te verloochenen.’ (Alma 39:8–9; cursivering toegevoegd).

Samuël de Lamaniet hield de Nephieten voor:

‘En wel met de bedoeling dat wie gelooft, zal worden gered, en dat er een rechtvaardig oordeel zal komen op wie niet gelooft; en ook, indien zij worden veroordeeld, dat zij hun eigen veroordeling over zich halen.

‘En nu, bedenkt, bedenkt, mijn broeders, dat wie verloren gaat, zichzelf verloren doet gaan; en wie ongerechtigheid bedrijft, het tegen zichzelf bedrijft; want zie, gij zijt vrij; het wordt u toegestaan zelfstandig te handelen; want zie, God heeft u kennis gegeven en u vrijgemaakt.

‘Hij heeft het u gegeven goed van kwaad te kunnen onderscheiden, en Hij heeft het u gegeven het leven of de dood te kunnen kiezen; en gij kunt het goede doen en tot het goede worden hersteld, ofwel hetgeen goed is aan u hersteld krijgen; of gij kunt het kwade doen en hetgeen kwaad is aan u hersteld krijgen’ (Helaman 14:29–31; cursivering toegevoegd).

Een aantal aanvullende Schriftuurplaatsen onderschrijven eveneens dat mannen en vrouwen met keuzevrijheid zijn gezegend en verantwoordelijk voor hun eigen gedachten, woorden en daden zijn.5

De voeldraden van de goddelijke voorzienigheid

De kerk heeft verder geen documentatie in haar bezit waarin de profeet Joseph Smith zich over dit specifieke onderwerp uitlaat. Hoewel veel latere kerkleiders andere accenten hebben gelegd op de verschillende aspecten van de uitspraken van Joseph Smith, Orson F. Whitney, en anderen, zijn zij het met elkaar eens dat ouders die hun tempelverbonden eren in een positie zijn om grote geestelijke invloed op hun kinderen uit te kunnen oefenen. De getrouwe leden van de kerk kunnen troost putten uit de gedachte dat zij, door de inspiratie van de Heilige Geest en de voorrechten van het priesterschap, aanspraak op de beloften van goddelijke leiding en macht kunnen maken bij de moeiten die zij doen om hun kinderen de zegeningen van het heil en de verhoging te laten welgevallen.

De ‘voeldraden van de goddelijke voorzienigheid’, genoemd door ouderling Whitney, kunnen als een soort geestelijke kracht gezien worden, een hemelse trekkracht die het opstandige kind ertoe overhaalt om uiteindelijk naar de kudde terug te keren. Een dergelijke invloed kan de morele keuzevrijheid van een kind niet terzijde schuiven, maar kan het wél uitnodigen en wenken. Uiteindelijk zal een kind zijn of haar morele keuzevrijheid moeten gebruiken en in geloof moeten reageren, zich met een volmaakt voornemen van hart moeten bekeren en in overeenstemming met de leringen van Christus moeten handelen.

President James E. Faust (1920–2007), voormalig tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft ons de uitvoerigste verklaring van dit in eeuwige zin belangrijke idee gegeven:

‘Ik geloof en accepteer de troostrijke uitspraak van ouderling Orson F. Whitney:

‘“De profeet Joseph Smith heeft gezegd — en hij heeft nooit een leerstelling gepredikt die vertroostender was — dat de eeuwige verzegeling van getrouwe ouders en de beloften van God dat het werk dat zij ijverig voor de zaak van de waarheid doen, niet alleen henzelf maar ook hun nakomelingen zal verlossen. Hoewel sommige schapen zullen afdwalen, houdt de Herder hen in het oog en uiteindelijk zullen ze de voeldraden van de goddelijke voorzienigheid voelen, die zich naar hen uitstrekken om hen in de kudde terug te brengen. Zij zullen terugkeren, in dit leven of hierna. Zij moeten hun schuld aan de gerechtigheid voldoen; zij moeten voor hun zonden lijden. Maar als ze, net als de verloren zoon, naar een liefdevolle, vergevensgezinde vader terugkeren, zal hun pijnlijke ervaring niet voor niets zijn geweest. Bid voor uw onvoorzichtige en ongehoorzame kinderen; houd hen vast door uw geloof. Blijf hopen en vertrouwen totdat u het eeuwig heil van God ziet.’6

‘Het beginsel in deze verklaring dat vaak over het hoofd wordt gezien is dat ze zich volledig moeten bekeren en “voor hun zonden moeten lijden” en “hun schuld moeten voldoen aan de gerechtigheid”. Ik erken dat we ons nu moeten voorbereiden om God te ontmoeten’ [Alma 34:32]. Veronderstel nu dat opstandige kinderen zich in dit leven niet bekeren, zijn de koorden van de verzegeling dan sterk genoeg voor hen om zich nog te kunnen bekeren? In de Leer en Verbonden lezen we: “De doden die zich bekeren zullen worden verlost, door gehoorzaamheid aan de verordeningen van het huis Gods,

‘“en wanneer zij de prijs voor hun overtredingen hebben betaald en rein gewassen zijn, zullen zij loon ontvangen naar hun werken, want zij zijn erfgenaam van het heil’ [LV 138:58–59].

‘Bedenk dat de verloren zoon zijn erfdeel verkwistte, en pas toen het op was terug naar huis ging. Hij werd weer in het gezin opgenomen, maar zijn erfdeel was hij kwijt. [Zie Lucas 15:11–32.] De barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven, en getrouwe ouders kunnen krachtens hun verzegeling alleen recht doen gelden op opstandige kinderen die zich bekeren en van de verzoening van Christus gebruikmaken. Opstandige kinderen die zich bekeren, zullen het heil en alle bijbehorende zegeningen ontvangen, maar de verhoging houdt zoveel meer in. Die moet men volledig verdienen. Het antwoord op de vraag wie zijn verhoging zal ingaan, moeten wij aan de Heer en zijn barmhartigheid overlaten.

‘Slechts weinigen zijn zo weerspannig en hebben zoveel kwaad gedaan dat ze ‘het vermogen tot bekering zijn kwijtgeraakt’.7 Dat oordeel moeten wij ook aan de Heer overlaten. Hij zegt: ‘Ik, de Here, zal vergeven wie Ik wil vergeven, maar het is van u vereist alle mensen te vergeven’ [LV 64:10].

‘Wellicht is het ons in dit leven niet gegeven volledig te begrijpen hoe sterk de koorden van de verzegeling van rechtschapen ouders voor hun kinderen zijn. Het kan best zijn dat er meer positieve krachten aan het werk zijn dan we weten.8 Ik geloof dat er een sterke invloed van dierbare voorouders uitgaat die ze aan de andere kant van de sluier laten gelden.’”9

De leringen van president Faust vatten op gezaghebbende wijze samen wat we wel en niet over getrouwe ouders en opstandige kinderen weten. De invloed van ouders die de verbonden eren en de geboden gehoorzamen, kan inderdaad een doorslaggevende geestelijke uitwerking op opstandige kinderen hebben, doordat zij de voeldraden van de goddelijke voorzienigheid in werking stellen — op manieren die nog niet ten volle zijn geopenbaard en niet volledig worden begrepen. De invloed van rechtschapen ouders (1) kan echter niets afdoen aan de noodzaak van de verlossende en versterkende macht van de verzoening van Jezus Christus in iemands leven, (2) vlakt niet de gevolgen van een verkeerd gebruik van morele keuzevrijheid uit, en (3) doet niet de verantwoordelijkheid van het individu teniet om ‘te handelen en niet met zich te laten handelen’ (2 Nephi 2:26).

Getrouwe ouders kunnen schragende kracht putten uit de voorbeelden van andere rechtschapen ouders met ongehoorzame kinderen. In het Boek van Mormon moedigt vader Lehi zijn opstandige zoons consequent en constant aan om zich tot de Heer te wenden. Lehi ‘sprak […] tot Laman, zeggende: O, dat gij gelijk deze rivier mocht zijn, voortdurend uitlopende in de bron aller gerechtigheid!

‘En hij sprak ook tot Lemuël: O, dat gij gelijk dit dal mocht zijn, onwrikbaar en standvastig, en onveranderlijk in het onderhouden van de geboden des Heren!

‘Nu zeide hij dat wegens de halsstarrigheid van Laman en Lemuël; want zie, zij morden over vele dingen tegen hun vader’ (1 Nephi 2:9–11).

Later, toen Lehi op het punt stond om in het graf af te dalen, bleef hij zijn opstandige zoons uitnodigen en overhalen om ‘naar [zijn] woorden [te luisteren]’ (2 Nephi 1:12):

‘Ontwaakt! en verheft u uit het stof en hoort de woorden van een bevende ouder, wiens ledematen gij weldra moet neerleggen in het kille en stille graf. […]

‘En ik wens dat gij eraan denkt de inzettingen en gerichten des Heren te eerbiedigen; zie, dat is vanaf het begin de bekommernis van mijn ziel geweest.

‘Mijn hart is van tijd tot tijd door smart terneergedrukt geweest, want ik heb gevreesd dat de Heer, uw God, u wegens de verstoktheid van uw hart, in de volheid van zijn verbolgenheid zou treffen, zodat gij voor eeuwig zoudt worden afgesneden en vernietigd; […]

‘O mijn zonen, dat deze dingen u toch niet zullen treffen, maar dat gij een uitgelezen en begunstigd volk des Heren zult zijn. Maar zie, zijn wil geschiede; want zijn wegen zijn voor eeuwig gerechtigheid’ (2 Nephi 1:14, 16–17, 19).

Een engel van de Heer verscheen aan de opstandige jonge Alma en verklaarde: ‘De Heer heeft de gebeden van zijn volk gehoord, en eveneens de gebeden van zijn dienstknecht Alma, die uw vader is; want hij heeft met veel geloof aangaande u gebeden, dat gij tot de kennis der waarheid zoudt worden gebracht; daarom, met dat doel ben ik gekomen om u te overtuigen van de macht en het gezag van God, opdat de gebeden van zijn dienstknechten zullen worden verhoord, naar hun geloof’ (Mosiah 27:14).

Deze opmerkelijke ervaring kan deels aan de gebeden van de vader van Alma worden toegeschreven — die door de engel twee keer een dienstknecht van God werd genoemd. Getrouwe ouders kunnen dus hemelse machten afroepen om hun kinderen te beïnvloeden. Niettemin kunnen die kinderen naar eigen believen handelen, en de keuze om zich te bekeren of niet is geheel aan hen. Alma de jonge bekeerde zich van zijn zonden en werd wedergeboren (zie Mosiah 27:24), een resultaat waarnaar alle ouders van opstandige kinderen met heel hun hart verlangen.

Naarmate ouders geduldig zijn en volharden in het liefhebben van hun kinderen en levende voorbeelden worden van wat het inhoudt een discipel van Jezus Christus te zijn, onderwijzen zij het effectiefst in het plan van geluk van onze Vader. De vastberadenheid van die ouders getuigt krachtig van de verlossende en versterkende krachten die de verzoening van de Heiland losmaakt en nodigt opstandige kinderen uit om met nieuwe ogen te zien en met nieuwe oren te horen (zie Matteüs 13:43).

Als we in overeenstemming met de leringen van de Heiland handelen, komen er geestelijke krachten in ons leven vrij — de kracht om te horen en acht te geven, de kracht om te onderscheiden, en de kracht om vol te houden. Toegewijd discipelschap is het beste en enige antwoord op elke vraag en elk probleem.

Noten

  1. Zie Joseph Smith, Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith (1938), p. 321; Joseph Smith. In: History of the Church, 5:530; Brigham Young. In: Journal of Discourses, 11:215; Lorenzo Snow. In: Brian H. Stuy, samensteller, Collected Discourses, 5 delen (1987–1992), 3:364; Joseph Fielding Smith. In: Doctrines of Salvation: Sermons and Writings of Joseph Fielding Smith, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen (1954–1956), 2:90–91, 179, 182–183; Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 2e uitgave (1979), p. 685; Spencer W. Kimball, ‘Ocean Currents and Family Influences’, Ensign november 1974, pp. 111–112; Howard W. Hunter, ‘Parents’ Concern for Children’, Ensign, november 1983, p. 63; Boyd K. Packer, ‘Our Moral Environment’, Ensign, mei 1992, p. 68; Russell M. Nelson, ‘Doors of Death’, Ensign, mei 1992, p. 73; Gordon B. Hinckley. In: ‘Prophet Returns to “Beloved England”’, Church News, 2 september 1995, p. 4; Boyd K. Packer, ‘Do Not Fear’, Ensign, mei 2004, p. 77; Robert D. Hales, ‘With All the Feeling of a Tender Parent: A Message of Hope to Families’, Ensign, mei 2004, p. 88.

  2. Joseph Smith. Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld Joseph Fielding Smith (1938), p. 321.

  3. Orson F. Whitney. In: Conference Report, april 1929, p. 110.

  4. Joseph Smith, The Words of Joseph Smith, Andrew F. Ehat en Lyndon W. Cook (1980), p. 241; cursivering toegevoegd. Zie ook p. 300.

  5. Deze Schriftuurplaatsen illustreren het beginsel dat mannen en vrouwen handelingsvrijheid hebben en van hun morele keuzevrijheid gebruik kunnen maken en voor hun daden verantwoording aan God verschuldigd zijn. Deze lijst is zeker niet volledig: 2 Korintiërs 5:9–10; Galaten 6:7–9; Mosiah 4:30; 7:30–33; Alma 12:12–14; 33–35; 34:13–17; 42:24–30; Leer en Verbonden 6:33–34; 101:78; Mozes 7:32–33.

  6. Orson F. Whitney. In: Conference Report, april 1929, p. 110.

  7. Alonzo A. Hinckley, Conference Report, oktober 1919, p. 161.

  8. Zie John K. Carmack, ‘When Our Children Go Astray’, Liahona, maart 1999, p. 28.

  9. Zie James E. Faust, ‘Zielslief de schapen die dolen’, Liahona, mei 2003, p. 68.