2014
Succes in de hand werken
Maart 2014


Succes in de hand werken

Door anderen eenvoudigweg te vragen of ze in het evangelie geïnteresseerd zijn kun je meedoen aan de bespoediging van het heilswerk.

Het evangelie uitdragen hoeft vaak niet meer te zijn dan iemand uitnodigen, een vraag stellen of inhaken op een gesprek. Als we ons in ons hart voorbereiden op het uitdragen van het evangelie, zal de Heer ons leiden naar wie klaar zijn om het te ontvangen.

President Thomas S. Monson heeft in de algemene oktoberconferentie van 2013 gezegd: ‘[De Heer] heeft ons de middelen gegeven om op talloze manieren zendingswerk te doen, en Hij zal onze inzet zegenen als wij in geloof zijn werk uitvoeren.’1 Hier volgen een aantal voorbeelden.

Breng de fiets terug

Toen Nick Barton en zijn vrouw Morgan naar Arizona (VS) verhuisden, waar Nick rechten zou gaan studeren, begonnen ze om mogelijkheden tot zendingswerk te bidden. ‘We vroegen onze hemelse Vader of Hij ons wilde helpen om ons meer bewust te worden van de influisteringen van de Geest en om actie te durven ondernemen’, zei Nick.

Op een zaterdag had Morgan de auto voor haar werk nodig en dus reed Nick op de fiets naar de campus. Toen hij weer naar huis wilde gaan, was de fiets verdwenen.

‘Fietsen werden zo vaak gestolen dat de politie me vroeg of er iets opmerkelijks aan de fiets was, zodat ze hem konden herkennen. Ik herinnerde me dat Morgan een sticker met “Ik hou van je” op het stuur had geplakt.’

Nick bad opnieuw. ‘Ik vroeg om iets uit de situatie te mogen leren’, zei hij. Daarna nam hij de trein om zo dicht mogelijk bij huis te komen, voordat hij zijn vrouw belde om hem op te halen.

‘Op het volgende station zag ik een stevige kerel met zijn pet achterstevoren op zijn hoofd instappen. Hij had mijn fiets bij zich! Ik zag de “Ik hou van je”-sticker op het stuur en wist dus dat het de mijne was’, zei Nick. Hij tikte de man op de schouder.

‘Ik zei: “Ik moet u vragen waar u die fiets vandaan hebt.” Hij antwoordde: “Op een rommelmarkt.”’ Nick legde uit dat zijn fiets gestolen was. De jonge man zei dat hij geen dief was en dat Nick de fiets mocht hebben.

‘Ik bedankte hem en zei dat ik de politie zou vragen om hem te bellen, zodat de “rommelmarkt” onderzocht kon worden’, zei Nick. ‘Hij vertelde me dat hij Harley heette en gaf me zijn telefoonnummer. Ik zei dat ik hem een deel van het bedrag zou geven dat hij betaald had, omdat we beiden pech hadden. Blij dat ik mijn fiets terug had, stapte ik uit.

Dat was echter nog maar het begin.

‘Uit nieuwsgierigheid belde ik Harley de volgende ochtend op. Hij zei dat de politie de zaak onderzocht. Hij vroeg me vervolgens of mijn vrouw en ik later die dag tijd over hadden. Ik realiseerde me dat hij vrienden wilde worden.

‘Omdat het zondag was, zei ik dat we naar de kerk gingen, maar dat we graag op een andere keer iets samen wilden doen. Toen ik ophing, drong het opeens tot me door dat dit een mooie kans tot zendingswerk was. Ik belde hem terug en vroeg of hij misschien met ons mee naar de kerk wilde. Daar stemde hij mee in! Hij woonde alle bijeenkomsten bij en vertelde me achteraf dat hij het gevoel had dat de sprekers en leerkrachten rechtstreeks tot hem spraken.

‘Harley had familie in het buitenland en verhuisde kort erna’, zei Nick. ‘Maar hij werd onze vriend, kreeg respect voor de kerk en wist dat zijn hemelse Vader aan hem dacht.’

Praat met de apothekersassistent

‘Toen ik op een dag naar een toespraak van de algemene conferentie luisterde, kreeg ik het gevoel dat ik met de apothekersassistent in de winkel moest praten’, zei Hannah Rawhouser die ook in Arizona woont. ‘De stem in mijn binnenste zei: “Hij is een goed mens. Je moet hem voor een activiteit van de kerk uitnodigen.”’

Toen Hannah de volgende keer in de winkel was, keek ze of hij er was, maar hij was er niet. Het gevoel ging echter niet weg.

‘Een paar weken later ging ik terug en deze keer was hij er wel. Ik dacht dat ik weinig tijd had en vatte de koe bij de horens. “Gaat u naar de kerk?” vroeg ik. Hij was even met stomheid geslagen en zei toen ja. Ik gaf hem mijn kaartje. “Bel me maar een keer”, zei ik en ik ging weg. Nou, ik heb mijn best gedaan, dacht ik. Nu zal dat gevoel niet meer aan me knagen.’

Tot haar verbazing belde hij haar de volgende dag. Hij zei dat hij Greg Eiselin heette. ‘Achteraf vertelde hij me dat hij dacht dat ik hem uitvroeg, omdat we beiden jong en ongehuwd waren’, zei ze. ‘Uiteindelijk hebben we het drie uur lang over religie gehad, waarmee zijn interesse in de kerk was gewekt.’ Ouderling Eiselin is nu op zending in Montana (VS).

Vraag het aan de liftbediende

Op 26-jarige leeftijd werkte Robert G. Ellis jr. als politieman in een kantoorgebouw van de senaat in Washington D.C. (VS).

‘Ik dacht veel na over Jezus’, zei hij. ‘Mijn vader en moeder gingen niet naar een kerk, maar ze lieten me vrij om dat wel te doen. Ik heb een stuk of tien verschillende kerken bezocht.’ Als pasgetrouwde jongvolwassene vond hij dat hij zich moest laten dopen — maar in welke kerk?

‘Het liet mij niet los. Ik wilde een kerk vinden waar de leringen van Christus werden gepredikt. Mensen zeiden tegen me dat alle kerken van de Heer waren, maar ze zeiden er gelijk bij dat alle andere kerken dan de hunne fout zaten. Ik bad: “Ik wil me laten dopen, maar ik weet niet bij welke kerk ik me moet aansluiten.”’

Robert herinnerde zich Christus’ woorden ‘Bidt en u zal gegeven worden’ (Matteüs 7:7) en bleef bidden. Op een zekere dag op het werk was Robert opnieuw bezorgd. Hij kreeg er tranen van in de ogen.

‘Ik had een angstig gevoel en wist niet of mijn gedachten juist of fout waren. Toen kwam er een vredig gevoel over me heen. Vraag mij niet waarom ik het deed, maar ik benaderde de liftbediende en vroeg hem: “Naar welke kerk ga jij?”’

De liftbediende was Norman Maxfield, een teruggekeerde zendeling die studeerde aan de Georgetown University.

‘Hij keek op uit zijn boeken. Ik zag dat hij verbaasd was. Hij antwoordde: “Ik ben mormoon. Waarom?”

‘Ik zei: “Ik wil me laten dopen, maar ik weet niet bij welke kerk ik me moet aansluiten.”

‘Hij vroeg: “Waar gelooft u in?”

‘“In Jezus Christus”, antwoordde ik trots.

‘Hij vroeg: “Mag ik u wat meer vertellen over mijn kerk, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen?” Toen hij me vertelde dat de Kerk van Christus op de aarde hersteld was, wist ik dat mijn gebeden verhoord waren. Ik had een geweldig gevoel in mijn binnenste.’

Dat gebeurde in 1977. Nu zijn broeder en zuster Ellis leden van de kerk in Virginia (VS).

Vertrouw op de Heer

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Als wij “te allen tijde en in alle dingen […] als getuige van God [optreden]” (Mosiah18:9), zal de Heer ons mogelijkheden geven om zoekenden te vinden en hun te vertellen wat zij zoeken. Dat zal gebeuren als wij ernaar streven leiding te ontvangen, en als wij dit doen uit oprechte, christelijke liefde voor andere mensen.’2

Nick, Hannah, Greg, Robert en Norman kunnen dat beamen.

Noten

  1. Thomas S. Monson, ‘Welkom op de conferentie’, Liahona, november 2013, p. 4.

  2. Dallin H. Oaks, ‘Anderen over het evangelie vertellen’, Liahona, januari 2002, p. 9.

  3. Russell M. Nelson, ‘Vraag dat maar aan de zendelingen! Zij kunnen u helpen!’ Liahona, november 2012, pp. 18–21.