2014
Dienen en het eeuwige leven
Maart 2014


Boodschap van het Eerste Presidium

Dienen en het eeuwige leven

President Henry B. Eyring

De Heiland is ons voorbeeld van onbaatzuchtig dienen. Hij diende zijn hemelse Vader en alle kinderen van zijn Vader volmaakt. Het gezamenlijke doel van de Vader en de Zoon is ons de onsterfelijkheid en het eeuwige leven te geven (zie Mozes 1:39).

Om het eeuwige leven te verwerven, moeten we door de verzoening van Jezus Christus worden veranderd — herboren en van zonde gereinigd. Kleine kinderen, jonger dan acht, zijn zonder zonde en worden door de verzoening verlost (zie Mosiah 3:16, 21; Moroni 8:10–12).

Voor al wie de jaren van verantwoordelijkheid bereiken, is er een geweldig plan dat reiniging van zonden mogelijk maakt en dat ons in staat stelt om ons op het eeuwige leven voor te bereiden. Die voorbereiding begint bij de doop door het gezag van het priesterschap en de ontvangst van de Heilige Geest. Vervolgens moeten we de Heiland steeds indachtig zijn en de geboden onderhouden die Hij ons heeft gegeven.

In het Boek van Mormon vertelt koning Benjamin zijn volk over de vreugde die iemand voelt die door de verzoening van Jezus Christus vergeving heeft gekregen. Als ze echter vergeving van hun zonden willen behouden, zo legt hij vervolgens uit, moeten ze hun kinderen leren elkaar te dienen en moeten ze zo gul mogelijk zijn als ze de stoffelijke en geestelijke noden van hun naasten lenigen. (Zie Mosiah 4:11–16.)

Hij zegt ook: ‘Ik vertel u deze dingen opdat gij wijsheid zult leren; opdat gij zult leren dat wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, gij louter in dienst van uw God zijt’ (Mosiah 2:17).

Jezus is rondgegaan om zijn evangelie te prediken en goed te doen (zie Handelingen 10:38). Hij genas de zieken. Hij wekte de doden op. Door zijn macht voedde Hij duizenden hongerigen die niets te eten hadden (zie Matteüs 14:14–21; Johannes 6:2–13). Na zijn opstanding bereidde Hij aan de zee van Galilea een maaltijd voor een aantal apostelen dat aan wal kwam (zie Johannes 21:12–13). In Amerika genas Hij de zieken en zegende Hij de kinderen een voor een (zie 3 Nephi 17:7–9, 21).

De apostel Jakobus leert ons dat het verlangen om anderen te dienen voortvloeit uit onze dankbaarheid voor wat de Heer voor ons gedaan heeft:

‘Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen. […]

‘Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren’ (Jakobus 1:25, 27).

Een toenemend verlangen om anderen namens de Heiland te dienen, is een van de tekenen dat u gereinigd wordt. Huisonderwijs of huisbezoek, schenkt u meer vreugde en voelt minder aan als een opgelegde taak. U doet vaker vrijwilligerswerk in een plaatselijke school of onder de armen in uw gemeenschap. Hoewel u misschien weinig geld hebt om aan de minderbedeelden te schenken, verlangt u meer te hebben, zodat u hun meer kan geven (zie Mosiah 4:24). U wilt uw kinderen dienen en hun tonen hoe ze anderen kunnen dienen.

Naarmate uw aard verandert, zult u verlangen anderen vaker te dienen zonder er erkenning voor te ontvangen. Ik ken volgelingen van de Heiland die een groot bedrag aan geld schonken en ergens veel werk in staken zonder dat aan de grote klok te hangen. Ze wilden dat alleen God en hun kinderen ervan afwisten. God heeft hun dienstbaarheid beloont door hun in dit leven te zegenen, en Hij zal hun ook in het eeuwig leven zegenen (zie Matteüs 6:1–4; 3 Nephi 13:1–4).

Wie het gebod om zijn naaste te dienen al naleeft (zie Matteüs 22:39), zal een kentering in zijn hoogmoedige gevoelens hebben ervaren. De Heiland wees zijn apostelen terecht toen zij betwistten wie de grootste onder hen was. Hij zei:

‘Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus.

‘Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn’ (Matteüs 23:10–11).

De Heiland leert ons hier hoe we kunnen dienen. Hij diende volmaakt en wij moeten leren dienen zoals Hij dat leerde — regel op regel (zie LV 93:12–13). We kunnen door te dienen meer op Hem gaan lijken. We zullen met heel ons hart moeten bidden om onze vijanden lief te hebben zoals Hij hen liefheeft (zie Matteüs 5:43–44; Moroni 7:48). Uiteindelijk zullen we dan geschikt worden voor het eeuwige leven bij Hem en onze hemelse Vader.

Ik beloof u dat we veel beter zullen dienen als we de leerstellingen en het voorbeeld van de Heiland navolgen.

Lesgeven met deze boodschap

Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen raadt ons aan om te bidden voor mogelijkheden om te dienen: ‘Vraag je hemelse Vader elke dag opnieuw in je ochtendgebed of Hij je wil laten zien hoe je die dag een van zijn dierbare kinderen kunt helpen. En kijk daarna de rest van de dag uit naar iemand die je kunt helpen.’ (‘Met alle ijver’, Liahona, november 2012, p. 31.) U kunt wie u onderwijst, vragen zich ten doel te stellen om elke ochtend te bidden voor mogelijkheden om te dienen en er daarna de rest van de dag naar uit te kijken.