2014
Jeremia
Oktober 2014


Profeten uit het Oude Testament

Jeremia

‘Jeremia [woonde] in een land waar destijds veel problemen waren, maar als profeet van de Heer voorzag hij “een tijd van hoop […] tijdens de vergadering van Israël in de laatste dagen.”’1 — Linda K. Burton, algemeen ZHV-presidente

Afbeelding
Composite photo's of a scroll on fire, colored paper, and a illustration of Jeremiah of the Old Testament.

Foto van een rol dimdimich/iStock/Thinkstock; Jeremia, Walter Rane © IRI

Ik ben de zoon van Hilkia, een priester in Anathoth, vlakbij Jeruzalem. Toen ik jong was, kwam ‘het woord van de Here […] tot mij:

Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken.’

Ik voelde me ongeschikt voor deze roeping en antwoordde: ‘Zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen.’

Waarop de Heer antwoordde: ‘Zeg niet: Ik ben nog maar een jongen, want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken.

Wees niet bevreesd voor hen, want Ik ben met u om u te redden.’ Toen ‘raakte [de Heer] mijn mond aan’ en gaf Hij mij woorden.2

Ik profeteerde veertig jaar in Jeruzalem van 626 tot 586 v.C. tijdens het bewind van Josia, Jojakim en Zedekia.3 Ik was een tijdgenoot van de profeet Lehi in het Boek van Mormon. We veroordeelden de goddeloosheid van de mensen in Jeruzalem allebei en voorspelden de verwoesting van die grote stad.4

De Heer droeg me op om mijn profetieën op ‘een boekrol’ te schrijven.5 Toen koning Jojakim de profetieën hoorde, verbrandde hij de rol. De Heer gebood me om de profetieën opnieuw op te schrijven en er vele aan toe te voegen.6

Ik had bij het prediken van het woord van de Heer voortdurend tegenstand. Pashur, de zoon van de hoofdopzichter, liet me slaan en zette me in het blok. De menigte wilde me om mijn prediking doden. Ik was geen populaire profeet en werd vaak in kerkers en gevangenissen gesmeten. Ik leefde in een tijd van veel goddeloosheid.7

Maar ondanks al die ellende liet de Heer me zien dat de Israëlieten in de laatste dagen vergaderd zouden worden, dat de Heer zijn wet ‘in hun hart’ zou schrijven, en dat Hij ‘één uit een stad en twee uit een geslacht’ naar Zion zou brengen.8

Ik bleef het woord van de Heer prediken — ook al was dat soms moeilijk — en ontdekte dat innerlijke toewijding aan het evangelie gemoedsrust met zich meebrengt. Door een persoonlijke band met de Heer te ontwikkelen, kan ieder van ons hoop vinden in tijden van beproeving en ellende.

Afdrukken