Huisbezoekboodschap
De goddelijke bediening van Jezus Christus: Brood des levens
Bestudeer dit materiaal onder gebed om te weten te komen wat u moet bespreken. Hoe zal uw inzicht in het leven en de zending van de Heiland uw geloof in Hem vergroten en is het hen over wie u door huisbezoek waakt tot zegen? Ga voor meer informatie naar reliefsociety.lds.org.
Jezus heeft gezegd: ‘Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven’ (Johannes 6:51). ‘Jezus leert ons, zijn discipelen, dat we elke dag op God behoren te vertrouwen voor het brood, ofwel zijn hulp en steun, dat we die dag nodig hebben’, zegt ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen. ‘De uitnodiging van de Heer […] laat ons een liefdevolle Vader zien, die Zich bewust is van zelfs de kleinste, dagelijkse noden en die ons heel graag bij al die noden wil helpen. Hij zegt ons dat we in geloof kunnen bidden tot Hem “die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden” (Jakobus 1:5).’1 Begrijpen wij dat Jezus Christus in onze behoeften zal voorzien, dan wenden wij ons tot Hem voor geestelijke voeding.
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen nodigt ons uit om ‘ons ook het avontuur van de eerste discipelen van Christus mee te maken — zij die niet wegliepen, maar naar Hem toegingen, bij Hem bleven en inzagen dat ze zich nooit tot iemand anders konden wenden voor veiligheid en heil.’2
Aanvullende teksten
Uit de Schriften
Jezus Christus onderwees een menigte van meer dan vierduizend mensen. Na drie dagen zei Hij tegen zijn discipelen: ‘Ik ben innerlijk met ontferming bewogen over de menigte, want zij […] hebben niets wat zij kunnen eten.
‘En als ik hen nuchter naar hun huis stuur, zullen zij onderweg bezwijken […].
‘En Zijn discipelen antwoordden Hem: Waar haalt iemand hier in deze afgelegen plaats zoveel vandaan, dat hij deze mensen kan verzadigen?
‘En [Jezus] vroeg hun: Hoeveel broden hebt u? En zij zeiden: Zeven.’
Toen nam Christus ‘de zeven broden en nadat Hij gedankt had, brak Hij ze en gaf ze aan Zijn discipelen om ze hun voor te zetten. […]
‘En zij hadden enkele visjes; en toen Hij ze gezegend had, zei Hij dat zij ook die moesten voorzetten.
‘En zij aten en werden verzadigd. En zij raapten het overschot van de stukken brood op, zeven manden.’ (Zie Markus 8:1–9.)