Voor ons geloof opkomen
Wij leven in een wereld waarin veel mensen kwaad als goed beschouwen en goed als kwaad, en wij moeten het goede verdedigen. Hier volgen de getuigenissen van jongvolwassenen die hun geloofsovertuiging verdedigden. Ze maakten er geen ruzie over en reageerden niet boos of onvriendelijk. Ze waren ‘zowel moedig als hoffelijk’1 en sterkten daardoor anderen (zie 3 Nephi 12:44–45).
Mijn broer weigerde champagne te drinken
Frankrijk heeft militaire dienstplicht. Mijn jongere broer Loïc (20) besloot naar de opleiding voor reserve-officieren te gaan en luitenant te worden. Aan het eind van zijn opleiding was er een beëdigingsceremonie voor nieuwe officieren. Ieder moest op zijn beurt het motto van het regiment opzeggen. Vervolgens moest hij een glas champagne met een roos leegdrinken, en beide doorslikken. Dat was een traditie ingesteld door Napoleon Bonaparte, en sindsdien had elke officier zich eraan gehouden.
Loïc zei tegen de kolonel dat zijn geloofsovertuiging hem niet toestond alcohol te drinken. Op Loïcs verzoek om vrijstelling van deelname volgende een ijzige stilte. De kolonel stond op. In plaats van Loïc te dwingen om de champagne te drinken, feliciteerde hij hem omdat hij zich ondanks de druk aan zijn principes hield en zei dat hij er trots op was om deze integere man in zijn regiment welkom te heten. Men verving de champagne en Loïc nam deel aan de beëdigingsceremonie.
Pierre Anthian, Frankrijk
Ik werd uitgenodigd voor een wild feest
Na onze studie werkten mijn zus, Grace, en ik met enkele andere heiligen der laatste dagen voor een bedrijf. Onze werkgevers waren geen lid van de kerk. Toen mijn zus zich verloofde, zette onze werkgeefster als verrassing een feestje voor haar op touw. Ik hoopte dat ze onze normen zou respecteren, maar in plaats daarvan bestelde ze drank, een stripper en een schandalige video.
Vóór het feest voelde ik de influistering van de Heilige Geest die me aanmoedigde om mijn bazin aan onze normen te herinneren. Ik hield mijn jongevrouwenmedaillon vast en dacht aan alle moeite en opofferingen die ik me in de jongevrouwen getroost had om mijn Persoonlijke vooruitgang af te maken. Ik bad dat ik leiding mocht ontvangen om dit juist op dit moment pal te staan. Ik stuurde mijn bazin een sms’je over mijn bedenkingen, hoewel ik heel goed wist dat het haar wel eens in het verkeerde keelgaat zou kunnen schieten. Maar mijn verlangen om mijn hemelse Vader te behagen, was sterker.
Toen het feest begon, sprak mijn bazin niet tegen me, en glimlachte zelfs niet naar me. Maar ze had wel de stripper en de video afgezegd.
In de dagen na het feest praatte en lachte mijn bazin niet met me zoals ze vóór het feest altijd deed. Maar ik was gerust omdat ik wist dat God blij was met wat ik had gedaan. Ongeveer een week later was mijn verstandhouding met mijn bazin weer normaal. Ik wist dat God haar hart had verzacht en haar had laten inzien dat ik naar mijn geloof leefde.
Lemy Labitag, Cagayan Valley (Filipijnen)
Ik hoorde vloeken in de klas
Toen ik ongeveer achttien was, ging ik naar naailes. Op een dag zaten drie meisjes op korte afstand van me te vloeken. Ik wist niet of ik ze moest negeren om een conflict te vermijden, of dat ik voor mijn normen moest opkomen door te vragen ermee op te houden. Uiteindelijk zei ik zo vriendelijk mogelijk: ‘Neem me niet kwalijk, maar zouden jullie alsjeblieft op je taalgebruik willen letten?’
Het grootste meisje wierp me een boze blik toe en zei: ‘Wij zeggen wat we willen.’
Ik zei: ‘Maar is het echt nodig om te vloeken? Ik neem er echt aanstoot aan.’
Zij zei: ‘Luister dan gewoon niet.’
Ik begon boos te worden en zei: ‘Het is moeilijk om niet te luisteren als jullie hardop praten.’
Zei zij: ‘Pech.’
Ik gaf het op. De meisjes irriteerden me, maar ik was nog meer geïrriteerd door mijn eigen reactie. Het viel mij tegen van mijzelf dat er irritatie in mijn stem had doorgeklonken. De meisjes zaten nog steeds te vloeken, en nu waren we allemaal boos.
Toen ik gekalmeerd was, zag ik dat de meisjes moeite hadden met hun naaimachine. Ik wist wat er mis was, want ik had datzelfde probleem eerder ook gehad. Dus liet ik ze zien hoe ze het konden oplossen. Ik zag de uitdrukking op het gezicht van het grootste meisje veranderen. Ze zei: ‘Zeg, het spijt ons.’ Ik kon nauwelijks geloven dat ze haar excuses aanbood. ‘Het spijt mij ook’, zei ik. ‘Ik had niet zo boos mogen worden.’
Ik ging terug naar mijn eigen naaimachine en hoorde geen enkel vloekwoord meer. Door die ervaring heb ik geleerd dat we de houding van andere mensen misschien niet kunnen veranderen met onze woorden, maar vaak wel met vriendelijkheid en dienstbaarheid.
Katie Pike, Utah (VS)
Ik verdedigde mijn beslissing om op zending te gaan
Toen ik als middelste van drie zoons in het gezin als enige lid van de kerk werd, was ik negentien jaar. Kort na mijn doop kreeg ik het verlangen om een zending te vervullen. Na een jaar gaf de Geest me in dat ik op zending moest. Ik besprak het met mijn moeder, die het geen goed idee vond. Ik stelde het nog een jaar uit, maar het verlangen om op zending te gaan hield aan. Dat jaar verdiepte ik mij in de Schriften, spaarde ik, maakte ik mijn aanvraagformulieren in orde, liet ik alle medische onderzoeken doen en wachtte ik toen al het andere klaar was op de Heer. Het duurde niet lang voor ik een oproep kreeg voor het zendingsgebied Campinas (Brazilië).
Mijn ouders waren er nog steeds tegen. Ik vastte en bad openlijk en vertelde mijn hemelse Vader over al mijn angsten. Ik vroeg Hem om het hart van mijn aardse vader te raken. En dat deed Hij. Tot mijn verrassing woonde mijn vader het afscheidsfeest bij dat mijn vrienden op de zaterdag voor mijn vertrek hadden georganiseerd. En die maandag bracht mijn vader me naar de luchthaven.
Tijdens mijn zending voelde ik bij de verkondiging van het evangelie Gods liefde. Toen ik weer naar huis ging, was mijn moeder nog dezelfde: zij was de eerste die me omhelsde.
Ik heb geleerd dat een zending vervullen meer dan een plicht is: het is een voorrecht, en een geweldige tijd om te groeien en te leren.
Cleison Wellington Amorim Brito, Paraíba (Brazilië)
Ik getuigde van God
Ik was eerstejaarsstudent aan de beste universiteit van mijn land en voelde de druk om te presteren. Ik kreeg tegenwerking en ik begon mijn geloof in het evangelie in twijfel te trekken toen veel docenten uitwijdden over wat zij zeiden dat de ‘realiteit’ was. Veel klasgenoten trokken zich daar wat van aan. In die omstandigheden was het moeilijk om me aan christelijke waarden te houden. Ik dacht erover om mijn studie op te geven, maar besloot dat het beter was om te blijven. Ik redeneerde dat er maar weinig studenten in aanmerking kwamen om naar deze universiteit te gaan, en dat zich onder die weinigen maar een paar heiligen der laatste dagen bevonden, dus dat ik zou blijven en dat ik pal zou staan voor de waarheid.
Mijn biologiedocent, die zei dat hij atheïst was, onderwees zijn vak zonder enig geloof in een Opperwezen als Schepper. Maar hoe meer ik hoorde, hoe meer ik ervan overtuigd was dat er een Opperwezen is — God, onze Vader — die dit alles heeft geschapen. Anderen stelden dat dit denkbeeld niet logisch was. Onze discussies raakten steeds verhitter. Ik wilde erg graag mijn hand opsteken en uitleggen dat ik in God als Schepper geloofde.
De tijd voor het uiteenzetten van je standpunt brak aan. Op mijn school was het normaal dat men voor de mensen die hun denkbeelden uiteenzetten applaudisseerde of ze uitjouwde. Ik stond stoutmoedig op en zei heel duidelijk tegen de andersdenkenden: ‘Geloof in God lijkt jullie nu misschien niet logisch toe, maar de dag zal komen dat je het net zo logisch en helder vindt als ik nu.’
Vanaf die dag werd ik niet meer uitgejouwd als ik mijn geloofsovertuiging verdedigde. Vanaf dat moment maakte ik vooruitgang in mijn studie, maar groeide ik ook in sociaal en geestelijk opzicht. Ik nam deel aan studentenactiviteiten en werd verscheidene malen tot studentenfuncties verkozen.
Ik leerde dat opkomen voor de waarheid zelfs onze toekomstige beslissingen sterk beïnvloedt.
Vince A. Molejan jr., Mindanao (Filipijnen)