Het voorbereidende priesterschap
Als het om priesterschapsvoorbereiding gaat, is wat we te zien krijgen belangrijker dan wat er verteld wordt.
Ik ben dankbaar dat ik vanavond aan deze bijeenkomst met de priesterschap van God over de hele wereld mag deelnemen. Ik waardeer uw geloof, uw inzet en uw gebeden.
Ik wil het vanavond over het Aäronisch priesterschap hebben. Ik richt me tot allen die meewerken om Gods beloften aan de dragers van wat de Schriften het ‘lagere priesterschap’1 noemen in vervulling te laten gaan. Het wordt ook het voorbereidende priesterschap genoemd. Ik wil het vanavond over die geweldige voorbereiding hebben.
Het plan van de Heer voor zijn werk staat bol van voorbereiding. Hij bereidde de aarde voor, zodat we de beproevingen en mogelijkheden van het sterfelijke leven konden ervaren. We bevinden ons hier in wat de Schriften een ‘voorbereidende staat’2 noemen.
De profeet Alma beschreef hoe cruciaal die voorbereiding voor het eeuwige leven is, waarin we in gezinsverband voor eeuwig bij God de Vader en Jezus Christus wonen.
Hij beschreef de behoefte aan voorbereiding als volgt: ‘En wij zien dat de dood over het mensdom komt, ja, de dood waarover Amulek heeft gesproken, die de stoffelijke dood is; niettemin werd de mens een tijdspanne toegestaan waarin hij zich kon bekeren; zo werd dit leven een proefstaat, een tijd om zich voor te bereiden om God te ontmoeten, een tijd om zich voor te bereiden op die eindeloze staat waarover wij hebben gesproken, die volgt op de opstanding der doden.’3
Net zoals dit sterfelijke leven de tijd is om ons voor te bereiden om God te ontmoeten, is de tijd die we in het Aäronisch priesterschap dienen een mogelijkheid om anderen te leren helpen. Net zoals de Heer ons helpt om de beproevingen van het aardse leven te doorstaan, stuurt Hij ons ook hulp bij onze priesterschapsvoorbereiding.
Ik richt me zowel tot wie de Heer stuurt om de Aäronisch-priesterschapsdragers bij hun voorbereiding te helpen als tot de Aäronische priesterschap zelf. Ik richt me tot de vaders. Ik richt me tot de bisschoppen. En ik richt me tot Melchizedeks-priesterschapsdragers met de taak om een collega of leerkracht van jongemannen in hun priesterschapsvoorbereiding te zijn.
Ik loof en dank velen onder u over de hele wereld.
Het zou achteloos van me zijn om een gemeentepresident en een bisschop uit mijn jeugd niet te vermelden. Toen ik twaalf was, werd ik diaken in een kleine gemeente in het oosten van de Verenigde Staten. De gemeente was zó klein dat mijn oudere broer en ik de enige Aäronisch-priesterschapsdragers waren, totdat mijn vader, de gemeentepresident, een man van middelbare leeftijd uitnodigde om lid van de kerk te worden.
Het nieuwe lid ontving het Aäronisch priesterschap en daarbij de opdracht om over de Aäronisch-priesterschapsdragers te waken. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Ik herinner me de prachtige herfstbladeren toen mijn broer en ik samen met die man iets voor een weduwe gingen doen. Ik ben vergeten wat we precies deden, maar ik weet nog wel dat ik de macht van het priesterschap voelde toen we deden wat volgens de Heer voor ons allemaal noodzakelijk is om vergeving van onze zonden te krijgen en ons erop voor te bereiden om Hem te zien.
Als ik nu terugkijk, ben ik dankbaar voor een gemeentepresident die een nieuw lid riep om de Heer met de voorbereiding van twee jongens te helpen, die op hun beurt op een dag als bisschop verantwoordelijk zouden zijn om te zorgen voor de armen en hulpbehoevenden en ook de voorbereidende priesterschap te presideren.
Ik was nog steeds diaken toen ons gezin naar een grote wijk in Utah (VS) verhuisde. Het was de eerste keer dat ik de kracht van een voltallig Aäronisch-priesterschapsquorum ervoer. Eigenlijk was het de eerste keer dat ik een voltallig quorum zag. En later ervoer ik voor het eerst welke kracht er uitging van een bisschop die het priestersquorum presideerde, en hoe hij ons tot zegen was.
De bisschop riep me als zijn eerste assistent in het priestersquorum. Ik weet nog dat hij zelf in het quorum lesgaf, hoewel hij het druk had en er andere talentvolle mannen waren die hij daarvoor had kunnen roepen. Hij zette de stoelen in het lokaal in een kring. Ik moest op de stoel aan zijn rechterkant gaan zitten.
Ik keek over zijn schouder heen terwijl hij lesgaf. Af en toe keek hij naar de zorgvuldig getypte notities in de kleine lederen ringmap op zijn ene knie en naar de versleten gemarkeerde Schriften die op zijn andere knie open lagen. Ik weet nog dat we vol spanning luisterden naar de heldhaftige verhalen uit het boek Daniël en naar zijn getuigenis van de Heiland, de Heer Jezus Christus.
Ik zal nooit vergeten dat de Heer zorgvuldig uitgekozen collega’s voor zijn priesterschapsdragers-in-voorbereiding riep.
Mijn bisschop had capabele raadgevers, maar om redenen die ik toen niet snapte, belde hij mij meer dan eens thuis op en zei: ‘Hal, ik wil dat je met me meegaat om wat mensen te bezoeken.’ Op een keer nam hij me mee naar een weduwe die alleen woonde en geen eten in huis had. Op de terugweg zette hij de auto aan de kant, sloeg zijn Schriften open en vertelde me waarom hij haar behandeld had alsof ze niet alleen goed voor zichzelf kon zorgen, maar ergens in de toekomst ook anderen zou kunnen helpen.
Een andere keer bezochten we een minderactieve man. Mijn bisschop nodigde hem uit om zich weer bij de heiligen te voegen. Ik voelde de liefde van mijn bisschop voor iemand die onsympathiek en opstandig op mij overkwam.
Nog een andere keer bezochten we alcoholisten die hun twee dochtertjes stuurden om ons bij de deur te woord te staan. De meisjes zeiden door de hordeur heen dat hun ouders sliepen. Mijn bisschop bleef met hen praten. Hij glimlachte en prees hen voor hun goedheid en moed, en dat deed hij volgens mij wel een minuut of tien. Toen we weggingen, zei hij zachtjes: ‘Dat was een goed bezoek. Die meisjes zullen ons bezoek nooit vergeten.’
Een ervaren priesterschapsdrager kan zijn jongere collega tot zegen zijn door hem zijn vertrouwen te geven en door zijn voorbeeld van zorg dragen. Dat merkte ik toen mijn zoon een huisonderwijscollega toegewezen kreeg die veel meer priesterschapservaring had dan hij. Zijn senior collega was twee keer zendingspresident geweest en had ook in andere leidinggevende functies gediend.
Vóór ze de hun toegewezen gezinnen bezochten, vroeg die ervaren priesterschapsleider of hij mijn zoon bij ons thuis mocht spreken. Ze stonden me toe bij dat gesprek aanwezig te zijn. De senior collega opende met een gebed waarin hij om hulp vroeg. Vervolgens zei hij ongeveer het volgende: ‘Ik denk dat we hun een les moeten geven die dit gezin als een oproep tot bekering in de oren klinkt. Ik denk niet dat ze mij dat in dank zullen afnemen. Ik denk dat ze de boodschap eerder van jou zullen accepteren. Wat vind je daarvan?’
Ik herinner mij de ontzetting in de ogen van mijn zoon. Ik weet nog steeds hoe gelukkig ik was toen mijn zoon dat vertrouwen aanvaardde.
De bisschop had die twee broeders niet per toeval aan elkaar toegewezen. De ervaren collega had door zijn zorgvuldige voorbereiding de gevoelens achterhaald van het gezin dat ze zouden onderwijzen. Door inspiratie kreeg hij het gevoel dat hij zich op de achtergrond moest houden en een onervaren jongere moest vertrouwen om oudere kinderen van God tot bekering en veiligheid te roepen.
Ik weet niet hoe hun bezoek verlopen is, maar ik weet wél dat een bisschop, een Melchizedeks-priesterschapsdrager en de Heer een jongen aan het voorbereiden waren om priesterschapsman en op een dag bisschop te worden.
Zulke succesverhalen over priesterschapsvoorbereiding hebt u in uw eigen leven ook al gezien en meegemaakt. U kent zo’n bisschop, collega of ouder, of bent er misschien zelf een. U hebt de hand van de Heer gezien in uw voorbereiding op priesterschapstaken waarvan Hij wist dat die op uw pad zouden komen.
Als priesterschapsdrager heeft ieder van ons de plicht om samen met de Heer anderen voor te bereiden. Sommige dingen die we doen, kunnen een grote impact hebben. Hoe we de leer zelf in praktijk brengen, is nog krachtiger dan de woorden waarmee we in de leer onderwijzen.
Het allerbelangrijkste aspect van ons priesterschapswerk is mensen uitnodigen om tot Christus te komen door geloof, bekering, de doop en het ontvangen van de Heilige Geest. President Thomas S. Monson heeft over die leerstellingen ontroerende toespraken gehouden. Maar wat hij voor de mensen, zendelingen en vrienden van de kerk als zendingspresident in Toronto gedaan heeft, zet mij tot handelen aan.
Als het om priesterschapsvoorbereiding gaat, is wat we te zien krijgen belangrijker dan wat er verteld wordt.
Daarom zijn de Schriften zo belangrijk voor onze voorbereiding in het priesterschap. Ze staan vol met voorbeelden. Ik kan me Alma inbeelden die aan het gebod van de engel gehoor geeft en vlug terugkeert om het goddeloze volk van Ammonihah dat hem verworpen heeft te onderwijzen.4 Ik voel de koude van de gevangenis waar God de profeet Joseph Smith aanspoorde om de moed niet te laten zakken en hem vertelde dat er over hem gewaakt werd.5 Als we die beelden uit de Schriften voor ogen houden, zijn we voorbereid om in moeilijke tijden in onze priesterschapstaken te volharden.
Een vader, bisschop of ervaren huisonderwijscollega die toont dat hij een jonge priesterschapsdrager vertrouwt, kan diens leven veranderen. Een lid van het Quorum der Twaalf Apostelen vroeg mijn vader ooit om een korte verhandeling over wetenschap en godsdienst te schrijven. Mijn vader was een vermaard wetenschapper en een getrouwe priesterschapsdrager. Ik weet nog goed dat hij me zijn tekst gaf en vroeg: ‘Hier, ik wil dat je dit leest vóór ik het naar de Twaalf stuur. Jij zult weten of het goed is.’ Hij was 32 jaar ouder dan ik, en bezat veel meer wijsheid en intelligentie.
Ik voel me nog steeds gesterkt door het vertrouwen van die geweldige vader en priesterschapsman. Ik wist dat hij niet op mij vertrouwde, maar erop vertrouwde dat God me kon en zou vertellen wat waar was. Ervaren collega’s, jullie kunnen jonge priesterschapsdragers met hun voorbereiding helpen als u hun dat soort vertrouwen toont. Het zal hem leren zelf op dat zachte gevoel van inspiratie te vertrouwen wanneer hij op een dag zijn handen op het hoofd van een ziek kind legt dat volgens de artsen niet zal genezen. Dat vertrouwen heeft me meer dan eens gesterkt.
Hoe meer we anderen liefhebben, hoe beter we ze in hun priesterschapsvoorbereiding tot steun kunnen zijn. Dat wordt vooral duidelijk als we hen moeten corrigeren. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin een Aäronisch-priesterschapsdrager, misschien aan de avondmaalstafel, bij het verrichten van een verordening een fout maakt. Dat is een ernstige zaak. Soms moet de fout in het openbaar worden gecorrigeerd, wat misschien verkeerd wordt opgevat, en een gevoel van vernedering of zelfs van afwijzing teweegbrengt.
U herinnert zich vast de volgende raad van de Heer: ‘Intijds met strengheid berispend, wanneer daartoe gedreven door de Heilige Geest, en dan daarna een toename van liefde tonend jegens hem die gij hebt berispt, opdat hij u niet als zijn vijand zal beschouwen.’6
Het woord toename heeft een bijzondere betekenis als nog onervaren priesterschapsdragers moeten worden gecorrigeerd. Dat woord duidt op een toename van liefde die er al was. Die toename dient getoond te worden. Wie van u priesterschapsdragers voorbereidt, zal ze zeker fouten zien maken. Ze moeten uw liefde al vroeg en regelmatig gevoeld hebben vóór u ze corrigeert. Ze moeten uw oprechte lof voelen vóór ze uw correctie zullen aanvaarden.
De Heer zelf respecteerde de dragers van het lagere priesterschap en achtte hun potentieel en waarde in zijn ogen. Luister eens naar deze woorden, gesproken door Johannes de Doper toen het Aäronisch priesterschap werd hersteld: ‘Aan u, mijn mededienstknechten, verleen ik, in naam van de Messias, het priesterschap van Aäron, dat de sleutels omvat van de bediening van engelen en van het evangelie van bekering en van de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden; en dit zal nimmermeer van de aarde worden weggenomen, totdat de zonen van Levi de Heer wederom een offer offeren in gerechtigheid.’7
Het Aäronisch priesterschap is een toevoeging aan het hogere Melchizedeks priesterschap.8 Als president van de gehele priesterschap, presideert de president van de kerk ook de voorbereidende priesterschap. Door de jaren heen waren zijn toespraken over de reddende hand aanbieden perfect afgestemd op de opdracht om het evangelie van bekering en de doop aan anderen uit te dragen.
Diakenen-, leraren- en priestersquorums bespreken vaak hoe ze elk quorumlid dichter tot de Heer kunnen brengen. Presidiums geven leden de opdracht om anderen in geloof en liefde de hand te reiken. Diakenen dienen het avondmaal met eerbied en in geloof rond, zodat de leden de invloed van de verzoening kunnen voelen en ertoe besluiten om de geboden te onderhouden als ze van die symbolen nemen.
Leraren en priesters bidden met hun collega om de opdracht om over de kerk te waken lid voor lid goed te vervullen. En die koppels bidden samen terwijl ze de behoeften en hoopvolle dromen van het gezinshoofd achterhalen. Door dat te doen, worden ze voorbereid op die geweldige dag waarop ze zelf in geloof hun eigen gezin als vader zullen presideren.
Ik getuig dat wie samen in het priesterschap dienen, een volk op de wederkomst van de Heer tot zijn kerk voorbereiden. God de Vader leeft. Ik weet heel zeker dat Jezus de Christus is en dat Hij ons liefheeft. President Thomas S. Monson is de levende profeet van de Heer. Dat getuig ik in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.