2014
Voortdurende openbaring
November 2014


Voortdurende openbaring

Het gezonde verstand gebruiken en logisch redeneren zijn niet voldoende om antwoord op belangrijke vragen te krijgen. We hebben openbaring van God nodig.

Ik hoop dat we vandaag allemaal de liefde en het licht van God mogen voelen. Velen die vandaag luisteren hebben behoefte aan de zegen van persoonlijke openbaring die van onze liefdevolle hemelse Vader komt.

Een zendingspresident bidt misschien om te weten hoe hij een zendeling die het moeilijk heeft, kan aanmoedigen. Een vader of moeder in een oorlogsgebied ergens in de wereld is wanhopig en wil weten of het gezin veiliger oorden moet opzoeken of daar moet blijven. Honderden ringpresidenten en bisschoppen bidden om te weten hoe ze samen met de Heer verloren schapen kunnen redden. En een profeet wil weten wat de Heer wil dat hij tot de kerk en een wereld in beroering zegt.

We weten allemaal dat het gezonde verstand gebruiken en logisch redeneren niet voldoende zijn om antwoord op belangrijke vragen te krijgen. We hebben openbaring van God nodig. En we hebben niet slechts behoefte aan één openbaring in een tijd van nood, maar aan een voortdurend hernieuwde stroom. We hebben niet slechts een flits van licht en troost nodig, maar de voortdurende zegen van communicatie met God.

Het bestaan van de kerk is het gevolg van een jongen die wist dat dit waar was. De jonge Joseph Smith wist dat hij niet uit zichzelf kon weten bij welke kerk hij zich moest aansluiten. Dus vroeg hij het God, zoals het boek Jakobus hem aanraadde. God de Vader en zijn geliefde Zoon verschenen in het bos. Ze beantwoordden de vraag die Joseph niet zelf kon beantwoorden.

Niet alleen werd hij toen door God geroepen om de ware kerk van Jezus Christus te stichten, ook werd de macht hersteld waarmee een beroep op de Heilige Geest kon worden gedaan, zodat openbaring van God kon voortduren.

President Boyd K. Packer heeft dat karakteristieke kenmerk van de ware kerk als volgt omschreven: ‘Openbaring in de kerk duurt voort: de profeet ontvangt ze voor de kerk; een president voor zijn ring, zendingsgebied of quorum; een bisschop voor zijn wijk; een vader voor zijn gezin; een persoon voor zichzelf.’1

Dat geweldige proces van openbaring begint, eindigt en duurt voort, doordat we persoonlijke openbaring ontvangen. Neem bijvoorbeeld de grote Nephi, zoon van Lehi. Zijn vader kreeg een droom. Voor enkelen in de familie was die droom het bewijs dat Lehi verward was. In die droom kregen Lehi’s zoons de moeilijke opdracht van God om naar Jeruzalem terug te keren en de platen met het woord van God te halen, zodat ze die op hun reis naar het beloofde land met zich mee konden nemen.

We citeren vaak Nephi’s moedige antwoord op de vraag van zijn vader om naar Jeruzalem terug te gaan. U kent de woorden: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden.’2

Toen Lehi Nephi die woorden hoorde uitspreken, was hij volgens de Schriften ‘buitengewoon verheugd’.3 Hij was verheugd omdat hij wist dat Nephi in een openbaring de bevestiging had gekregen dat zijn vaders droom ware communicatie met God was geweest. Nephi zei niet: ‘Ik zal heengaan en doen wat mijn vader me heeft gevraagd.’ Hij zei: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden.’

U weet zelf ook uit ervaringen met uw gezin waarom Lehi ‘buitengewoon verheugd’ was. Zijn vreugde kwam voort uit de kennis dat Nephi een bevestigende openbaring ontvangen had.

Veel ouders hebben een tijd vastgesteld waarop een tiener ’s avonds thuis moet zijn. Maar denk u eens in hoe blij zo’n ouder is als hij of zij te horen krijgt, zoals een ouder enkele weken geleden, dat een kind dat op zichzelf is gaan wonen niet alleen een avondklok voor zichzelf heeft ingesteld, maar ook de sabbat eert zoals het haar thuis geleerd was. De openbaring aan een ouder is van blijvende invloed op de bevestigende openbaring die het kind krijgt.

Mijn moeder moet dat beginsel van openbaring begrepen hebben. Telkens als ik als jongeman ’s avonds laat thuiskwam, sloot ik de achterdeur heel stilletjes. Op weg naar mijn slaapkamer moest ik langs die van mijn moeder. Maar hoe zachtjes ik de half openstaande deur ook op mijn tenen voorbij liep, telkens weer hoorde ik haar net zo zachtjes zeggen: ‘Hal. Kom even binnen.’

Ik ging dan naar binnen en ging op de rand van haar bed zitten. Het was dan donker in haar kamer. Als u had kunnen meeluisteren, zou u denken dat het slechts een vriendelijk praatje over het leven was. Maar tot op de dag van vandaag kan ik me haar woorden herinneren met dezelfde kracht die ik voel als ik mijn patriarchale zegen lees.

Ik weet niet waar ze om bad terwijl ze die avonden op me wachtte. Waarschijnlijk deels om mijn veiligheid. Maar ik ben er zeker van dat ze bad zoals een patriarch dat doet vóór hij een zegen geeft. Hij bidt dat de ontvanger zijn woorden als de woorden van God mag ontvangen. Mijn moeders gebeden om die zegen werden in mijn geval beantwoord. Ze vertoeft nu ruim veertig jaar in de geestenwereld. Ik ben er zeker van dat ze buitengewoon verheugd is dat ik in haar raad de geboden van God hoorde, zoals ze gebeden had. En ik heb geprobeerd om datgene te doen wat zij hoopte dat ik zou doen.

Datzelfde wonder van voortdurende openbaring heb ik ook in ringpresidenten en bisschoppen gezien. En net als bij openbaring aan het hoofd van een gezin hangt de waarde van de openbaring af van de bevestigende openbaring aan hen die geleid worden.

Dat wonder van openbaring heb ik gezien toen de Teton Dam in 1976 in Idaho doorbrak. Velen onder u kennen dat verhaal. Maar het voorbeeld van voortdurende openbaring die aan een ringpresident gegeven werd, kan ons allen in de toekomst tot zegen zijn.

Duizenden werden geëvacueerd omdat hun woningen verwoest waren. Een plaatselijke ringpresident, een boer van beroep, kreeg de leiding over de hulpverlening. Enkele dagen na de ramp bevond ik me in een klaslokaal in Ricks College. Een leider van de federale rampenbestrijdingsdienst was aangekomen. Hij betrad met zijn assistenten de grote ruimte waar de ringpresident bisschoppen en zelfs een paar geestelijken van andere kerken bijeengebracht had. Ik was er ook omdat vele overlevenden op de campus van de universiteit waarvan ik president was, verzorgd en ondergebracht werden.

Aan het begin van de vergadering ging de vertegenwoordiger van de federale rampenbestrijdingsdienst staan en begon met gezag te vertellen wat er moest gebeuren. Nadat hij de vijf of zes taken had opgenoemd die volgens hem van essentieel belang waren, antwoordde de ringpresident zachtjes: ‘Dat hebben we al gedaan.’

Na een paar minuten zei de man van het federale rampenbureau: ‘Ik denk dat ik maar beter kan gaan zitten en luisteren.’ Samen met zijn assistenten luisterde hij naar de bisschoppen en quorumpresidenten ouderlingen die verslag van hun werkzaamheden uitbrachten. Ze beschreven de aanwijzingen die ze van hun leiders gekregen hadden en die ze uitgevoerd hadden. Ze vertelden ook welke inspiratie ze hadden gekregen toen ze de aanwijzingen uitvoerden om gezinnen te zoeken en hen te helpen. Het was laat. Ze waren allen te moe om emotie te tonen, behalve dan hun liefde voor de mensen.

De ringpresident gaf de bisschoppen enkele laatste aanwijzingen en kondigde de volgende vergadering aan die de volgende ochtend vroeg zou plaatsvinden.

De volgende ochtend arriveerde de leider van het federale team twintig minuten vóór aanvang van de vergadering. Ik stond vlakbij. Ik hoorde hem de ringpresident zachtjes vragen: ‘President, wat wilt u dat mijn team en ik doen?’

Wat die man toen zag, heb ik wereldwijd in tijden van nood gezien. President Packer had gelijk. Ringpresidenten krijgen voortdurende openbaring die hun eigen wijsheid en capaciteiten overstijgt. En daarenboven geeft God een bevestiging aan wie onder de leiding van de president vallen, dat God door middel van de Heilige Geest opdrachten geeft aan een onvolmaakte man.

Mij is een groot deel van mijn leven de zegen ten deel gevallen dat ik samen met geïnspireerde leiders mocht dienen. Als jonge man werd ik als raadgever van een quorumpresident ouderlingen geroepen. Ik ben raadgever van twee districtspresidenten en een presiderende bisschop van de kerk geweest, lid van het Quorum der Twaalf Apostelen en raadgever van twee presidenten van de kerk. Ik heb mogen zien dat ze openbaring ontvingen en die aan hun volgelingen doorgaven.

Die persoonlijke openbaring van bevestiging, die we allen verlangen, komt niet meteen, en krijgen we ook niet door er alleen om te vragen. De Heer heeft ons de volgende richtlijn gegeven voor het ontvangen van zo’n bevestiging van God. Het is een richtlijn voor iedereen die persoonlijke openbaring wil ontvangen. En iedereen dient daarnaar te streven.

‘Laat daarbij uw binnenste vol naastenliefde zijn jegens alle mensen en jegens uw geloofsgenoten, en laat deugd onophoudelijk uw gedachten sieren; dan zal uw vertrouwen in de tegenwoordigheid van God sterk worden; en de leer van het priesterschap zal zich op uw ziel vormen als dauw uit de hemel.

‘De Heilige Geest zal uw constante metgezel zijn.’4

Daar haal ik raad voor ons allen uit. Ga niet lichtvaardig om met de liefde die u hebt voor de profeet van God. Waar ik ook kom en wie de profeet op dat ogenblik ook is, de leden vragen me altijd: ‘Wilt u de profeet, als u weer op de hoofdzetel van de kerk bent, alstublieft vertellen dat we hem liefhebben?’

Dat gaat veel verder dan de idolate verering of een gevoel van bewondering voor heldhaftige personen. Het is een gave van God. Daardoor zult u makkelijker bevestigende openbaring krijgen als hij in zijn functie als profeet van de Heer spreekt. De liefde die u voelt is dezelfde die de Heer voor zijn woordvoerder voelt, wie dat ook mag zijn.

Het is niet makkelijk om die liefde altijd te voelen, want de Heer vraagt zijn profeten soms raad te geven die mensen maar moeilijk kunnen accepteren. De vijand van onze ziel probeert ervoor te zorgen dat we ons beledigd voelen en aan de goddelijke roeping van de profeet beginnen te twijfelen.

Ik heb gezien dat de Heilige Geest een verzacht hart kan raken om een nederige volgeling van Jezus Christus met bevestigende openbaring te beschermen.

Op een dag vroeg de profeet me om de heilige verzegelbevoegdheid aan een man in een klein afgelegen dorpje te verlenen. Alleen de profeet van God heeft de sleutels om te beslissen wie die heilige bevoegdheid, die de Heer aan Petrus verleende, mag ontvangen. Ik had diezelfde verzegelbevoegdheid ontvangen, maar ik mocht haar alleen op aanwijzing van de president van de kerk verlenen.

In een kamer van een kerkgebouw ver van Salt Lake City (Utah, VS) legde ik mijn handen op het hoofd van een man die door de profeet gekozen was om de verzegelbevoegdheid te ontvangen. Zijn handen toonden aan dat hij zijn hele leven voor een schamel loon op het land had gewerkt. Zijn kleine vrouw zat naast hem. Ook aan haar was af te zien dat ze altijd hard aan de zijde van haar man had gewerkt.

Ik sprak de woorden die de profeet me had gegeven: ‘Krachtens het gezag en onder de verantwoordelijkheid van’, en dan de naam van de profeet, ‘die op dit moment alle sleutels van het priesterschap op aarde draagt, verleen ik de verzegelbevoegdheid aan’, en dan zei ik de naam van de man en vermeldde ik de tempel waar hij als verzegelaar zou dienen.

De tranen rolden over zijn wangen. Ik zag dat zijn vrouw ook huilde. Ik wachtte tot ze tot zichzelf waren gekomen. Ze stond op en kwam naar me toe. Ze keek op en zei bedeesd dat ze gelukkig, maar ook bedroefd was. Ze zei dat ze graag met haar man naar de tempel ging, maar vond dat ze dat nu niet meer kon, omdat God hem zo’n heerlijke en heilige opdracht toevertrouwd had. Ze zei vervolgens dat ze vond dat ze zijn tempelgezellin niet kon zijn omdat ze niet kon lezen of schrijven.

Ik verzekerde haar ervan dat haar man vereerd met haar gezelschap zou zijn vanwege haar grote geestelijke kracht. Ik vertelde haar met mijn beperkte kennis van haar moedertaal dat God haar zaken had geopenbaard die belangrijker dan alle wereldse kennis waren.

Door de gave van de Geest wist ze dat God door zijn profeet haar geliefde man iets hemels had toevertrouwd. Ze wist zelf dat een man die ze nog nooit ontmoet had, maar van wie ze wist dat hij de levende profeet van God was, de sleutels droeg om die verzegelbevoegdheid te verlenen. Zonder dat een levende getuige het haar verteld had, wist ze dat de profeet over de naam van haar man gebeden had. Ze wist dat God hem geroepen had.

Ze wist ook dat de verordeningen die haar man zou verrichten mensen voor eeuwig in het celestiale koninkrijk aan elkaar zouden verzegelen. Ze kreeg in haar hart en verstand de bevestiging dat de volgende belofte van de Heer aan Petrus nog steeds in de kerk gold: ‘Wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn.’5 Ze wist dat zelf dankzij openbaring van God.

Laten we nu terugkeren naar het begin. ‘Openbaring in de kerk duurt voort: de profeet ontvangt ze voor de kerk; een president voor zijn ring, zendingsgebied of quorum; een bisschop voor zijn wijk; een vader voor zijn gezin; een persoon voor zichzelf.’6

Ik getuig dat dit waar is. Uw hemelse Vader hoort uw gebeden. Hij heeft u lief. Hij kent uw naam. Jezus is de Christus, de Zoon van God en onze Verlosser. Zijn liefde voor u gaat uw begrip te boven.

God stort via de Heilige Geest openbaring over zijn kinderen uit. Hij spreekt tot zijn profeet op aarde. In deze tijd is dat Thomas S. Monson. Ik getuig dat hij alle sleutels van het priesterschap op aarde bezit en uitoefent.

Ik bid dat u, als u in deze conferentie naar de mensen luistert die God geroepen heeft, de bevestigende openbaring zult krijgen die u nodig hebt om naar uw eeuwige thuis terug te keren en bij Hem in een voor eeuwig verzegelde familie te wonen. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.