Tot we elkaar weerzien
Mogen wij allen de waarheden die we hebben gehoord overpeinzen, en mogen ze ertoe bijdragen dat we nóg kloekmoediger discipelen worden.
Broeders en zusters, we hebben twee heerlijke dagen met inspirerende boodschappen achter de rug. Ons hart is geraakt en ons geloof is gesterkt doordat we in deze conferentiebijeenkomsten de Geest hebben gevoeld. Aan het slot van deze conferentie danken wij onze hemelse Vader voor de vele zegeningen die Hij ons heeft gegeven.
Wij zijn opgebouwd en geïnspireerd door de prachtige muziek die tijdens de bijeenkomsten ten gehore is gebracht. Door de gebeden die zijn uitgesproken, hebben we een nauwere band met de hemel gekregen.
Ik spreek namens de hele kerk onze grote waardering uit voor de broeders die tijdens de conferentie zijn ontheven. We zullen ze missen. Hun bijdragen aan het werk van de Heer zijn groot en zullen nog generaties lang te merken zijn.
Mogen wij naar huis terugkeren met een voornemen in ons hart om een iets beter mens te zijn dan voorheen. Mogen wij wat vriendelijker en attenter zijn. Mogen wij anderen hulp bieden — niet alleen onze medeleden, maar ook mensen die niet tot ons geloof behoren. Mogen wij hun in onze onderlinge omgang respect tonen.
Er zijn mensen die dagelijks met moeilijkheden worstelen. Laten we ze tonen dat we om hen geven, en ze de helpende hand toesteken. Als we voor elkaar zorgen, worden we gezegend.
Mogen wij aan de bejaarden en hen die aan huis gebonden zijn, denken. Als we de tijd nemen om ze te bezoeken, weten ze dat we hen liefhebben en waarderen. Mogen we de opdracht uitvoeren om ‘de zwakken te hulp [te komen], de handen [te verheffen] die slap neerhangen en […] de knikkende knieën’ te sterken.1
Mogen wij eerlijke en integere mensen zijn die altijd, onder alle omstandigheden, proberen het goede te doen. Mogen wij getrouwe volgelingen van Christus en voorbeelden van rechtschapenheid zijn, zodat we ‘lichten in de wereld’ worden.2
Broeders en zusters, ik dank u voor uw gebeden voor mij. Zij sterken mij en bouwen mij op in mijn streven om met heel mijn hart en kracht Gods wil te doen, en Hem en u te dienen.
Aan het slot van deze conferentie smeek ik de zegeningen van de hemel over ieder van u af. Moge u die van huis zijn daar weer veilig terugkeren en alles in goede orde aantreffen. Mogen wij allen de waarheden die we hebben gehoord overpeinzen, en mogen ze ertoe bijdragen dat we nóg kloekmoediger discipelen worden dan we waren voordat deze conferentie begon.
Totdat wij over een half jaar weer bijeenkomen, vraag ik dat de zegeningen van de Heer op u mogen rusten, ja, op ons allen. En dat doe ik in zijn heilige naam — namelijk Jezus Christus, onze Heer en Heiland. Amen.