Onze bediening
De liefde van Jezus Christus moet onze leidraad zijn als we willen weten wat de behoeften zijn van de mensen die we kunnen helpen.
In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen krijgen we de kans en de zegen om te dienen. Zolang als ik lid ben, heb ik op vele manieren gediend. Broeder Udine Falabella, vader van ouderling Enrique R. Falabella, zei altijd: ‘Wie ergens dient, is ergens goed voor; wie nergens dient, is nergens goed voor.’ Dat zijn de woorden die we in ons hart en ons verstand moeten onthouden.
Op zoek naar leiding in mijn bediening vond ik troost in de gedachte dat de Heiland Zich op het individu en het gezin concentreert. Uit zijn liefde en tedere aandacht voor ieder mens heb ik geleerd dat Hij de grote waarde van alle kinderen van onze hemelse Vader kent. En dat het uitermate belangrijk is dat wij ervoor zorgen dat iedereen de nodige hulp krijgt en door het evangelie van Jezus Christus versterkt wordt.
In de Schriften staat:
‘Bedenkt dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God; […]
‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde […] en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!’1
De waarde van elke ziel is groot in de ogen van God. Wij zijn kinderen van Hem en we hebben de mogelijkheid om te worden zoals Hij is.2
De liefde van Jezus Christus moet onze leidraad zijn als we willen weten wat de behoeften zijn van de mensen die we kunnen helpen. De leringen van onze Heer, Jezus Christus, tonen ons de weg. En op die manier begint persoonlijke hulpverlening: weten wat de behoeften zijn en die dan lenigen. Zuster Linda K. Burton, algemeen ZHV-presidente heeft gezegd: ‘Eerst kijken, dan dienen.’3
President Thomas S. Monson is een geweldig voorbeeld van dit beginsel. In januari 2005 presideerde hij een bijeenkomst voor priesterschapsleiders in Puerto Rico. Daar liet hij zien hoe de Heiland en zijn dienstknechten persoonlijke hulp bieden. Aan het eind van die geweldige bijeenkomst begroette president Monson alle aanwezige priesterschapsdragers. Plotseling zag hij dat iemand verderop helemaal alleen stond toe te kijken.
President Monson liep bij de groep vandaan naar die broeder toe en sprak hem aan. Aangedaan, vertelde José R. Zayas hem dat het een wonder was dat hij naar hem toe kwam. Het was een antwoord op de gebeden die hij en zijn vrouw, Yolanda, vóór de bijeenkomst hadden uitgesproken. Hij zei tegen president Monson dat zijn dochter ernstig ziek was en dat zijn vrouw hem had gevraagd om president Monson een brief van haar te overhandigen. Broeder Zayas had tegen zijn vrouw gezegd dat het onmogelijk zou zijn omdat president Monson het te druk had. President Monson luisterde naar het verhaal en vroeg om de brief, die hij rustig doorlas. Toen deed hij de brief in zijn binnenzak en zei tegen broeder Zayas dat hij aan hun verzoek gehoor zou geven.
Op die manier werd dat gezin door een dienstknecht van onze Heer, Jezus Christus, gezegend. Ik geloof dat de woorden van de Heiland in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan ook op ons van toepassing zijn: ‘Ga heen en doet u evenzo.’4
Op 21 september 1998 trof de orkaan George Puerto Rico, met enorme schade als gevolg. Mijn vrouw, onze vijf kinderen en ik hebben die enorme storm met de orkaanwinden overleefd door thuis te blijven. Maar we zaten twee weken zonder water en elektriciteit.
Toen onze watervoorraad op was, was het moeilijk om water te krijgen. Ik zal nooit de broeders vergeten die ons hielpen en ons van water voorzagen. Ook zal ik nooit vergeten hoe liefdevol de zusters ons hielpen.
Germán Colón kwam naar ons huis met een grote plastic watertank in zijn pick-up. Hij vertelde ons dat hij dat deed omdat ‘ik weet dat u kleine kinderen hebt die water nodig hebben.’ Enkele dagen later laadden de broeders Noel Muñoz en Herminio Gómez drie grote watertanks op een dieplader. Ze kwamen onverwachts naar ons huis toe en vulden alle beschikbare waterflessen met drinkwater. En ze lieten ook onze buren hun flessen vullen.
Onze gebeden werden door hun persoonlijke bediening verhoord. Die drie broeders straalden de liefde van Jezus Christus uit. En door hun hulp — met andere woorden, hun persoonlijke bediening — werden we met veel meer dan alleen drinkwater gezegend. Voor alle zoons of dochters van God is het belangrijk dat zij weten dat er mensen zijn die om hen geven, en over hen waken.
Ik getuig tot u dat onze hemelse Vader en onze Heer, Jezus Christus, ons persoonlijk kennen. Daarom geven ze ons wat we nodig hebben, zodat we de kans krijgen om ons goddelijk potentieel te bereiken. Ze plaatsen mensen op ons pad die ons zullen helpen. En als wij een werktuig in hun handen worden, kunnen we anderen helpen en dienen, mensen die Zij door openbaring aan ons bekend maken.
Op die manier kan de Heer Jezus Christus alle kinderen van onze hemelse Vader bereiken. De Goede Herder zal al zijn schapen vergaderen. Dat doet hij één voor één, wanneer zij hun keuzevrijheid goed gebruiken — nadat ze de stem van zijn dienstknechten hebben gehoord en door hen zijn geholpen. Dan zullen ze zijn stem herkennen, en zullen ze Hem volgen. Die persoonlijke bediening maakt een wezenlijk deel uit van ons doopverbond.
Bovendien, als we een goed voorbeeld van een discipel van Jezus Christus zijn, is dat de beste introductie voor hen met wie we over het evangelie willen praten. Als we onze mond opendoen en over het herstelde evangelie van Jezus Christus vertellen, worden we ‘zijn onderherder, met de opdracht om de schapen van zijn weiden en de lammeren van zijn kudde te voeden.’5 Dan worden we ‘de zwakken en eenvoudigen,’6 ‘vissers van mensen’.7
Ons dienstbetoon en onze persoonlijke bediening zijn niet beperkt tot ons aardse leven. We kunnen ook werk voor de doden verrichten — voor hen die in de geestenwereld leven en tijdens hun aardse leven niet de kans hebben gehad om de verlossende verordeningen van het evangelie van Jezus Christus te ontvangen. We kunnen ook een dagboek bijhouden en onze familiegeschiedenis schrijven om het hart van de levenden tot de levenden te wenden — en het hart van de levenden tot hun voorouders. Het gaat erom dat we onze familieleden, generatie op generatie, voor eeuwig aan elkaar verbinden. Als we dat doen, worden we ‘verlossers [op] de berg Sion.’8
We krijgen de bijzondere kans om een werktuig in zijn handen te zijn. Dat kunnen we in ons huwelijk zijn, in ons gezin, met onze vrienden en met onze medemensen. Dat is onze persoonlijke bediening als ware discipelen van Jezus Christus.
‘En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt.
‘En Hij zal de schapen aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.
‘Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.
‘Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt mij gastvrij onthaald.
‘Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.
‘Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven?
‘Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed?
‘Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen?
‘En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zoverre u dit voor een van deze minste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.’9
Dat wij dat zullen doen, is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.