Yancy
‘En nu wil ik dat gij ootmoedig zijt, en onderworpen en zachtmoedig’ (Alma 7:23).
Mijn broertjes, zusjes en ik wilden altijd al een paard. Toen ik negen of tien jaar oud was, kocht mijn vader een prachtige zwarte merrie. We noemden haar Yancy. We waren erg enthousiast, maar het paard kon nog niet bereden worden. We waren te jong om zelf al het harde werk te doen dat nodig is om een paard af te richten. Mijn vader vroeg dus een vriend die veel van paarden afwist om Yancy af te richten.
We gingen vaak naar de weide om naar Yancy te kijken. We wachtten vol ongeduld op de dag dat we haar zouden kunnen berijden. Maar hoeveel moeite ze ook deden, niemand kon Yancy africhten. Ze was te koppig. We hebben haar nooit kunnen berijden.
Op een dag probeerde de vriend van mijn vader haar in een optocht te berijden. Toen Yancy en haar berijder door de straat liepen, wierp Yancy hem af en begon ze wild door de stad te rennen. Yancy was zo wild dat ze haar been aan een brandkraan sneed. Ik liep haar achterna en zag haar met veel pijn op straat liggen.
Ik was bedroefd. We hielden van Yancy. Als ze haar africhter had gehoorzaamd, zou ze een gelukkig paard met een prachtig leven geworden zijn. Maar Yancy wou niet luisteren en haar meester volgen. En daarom lag ze nu gewond midden op straat.
Het verhaal van Yancy heeft me geleerd welke zegeningen we ontvangen als we de Meester, onze Heiland Jezus Christus volgen. Als we aardig, zachtmoedig en ootmoedig zijn en ons door de Heiland laten leiden, zullen we gelukkig zijn.