Tot we elkaar weerzien
Ik weet dat Hij leeft
Ik zou er alles voor over hebben om te voelen wat ik toen voelde!
Ik denk er graag over na wat het onze hemelse Vader heeft gekost om ons het geschenk van zijn geliefde Zoon te geven, die dierbare Zoon van onze Vader, die de wereld zo liefhad dat Hij zijn leven aflegde om haar te verlossen, om ons te redden en in onze levenswandel geestelijk te voeden, en ons voor te bereiden op het eeuwige leven in zijn tegenwoordigheid. […]
Ik herinner mij dat ik iets meemaakte […] dat tot mijn ziel getuigde van de waarheid van de dood [van de Heiland], zijn kruisiging en zijn opstanding. Ik zal die dag nooit vergeten. […]
Op een avond droomde ik dat ik in dat heilige gebouw, de tempel, was. Na een tijdje bidden en mij verheugen werd me verteld dat ik het voorrecht zou hebben in een van die kamers te gaan om een heerlijk Iemand te ontmoeten. Toen ik het vertrek binnenliep, zag ik op een verhoging het heerlijkste Wezen zitten dat ik ooit gezien had of dat ik me ooit had voorgesteld dat in alle eeuwige werelden bestond.
Toen ik dichterbij kwam om voorgesteld te worden, stond Hij op en liep met uitgestrekte armen op me af. Hij glimlachte toen Hij zachtjes mijn naam uitsprak. Al word ik een miljoen jaar oud, ik zal die glimlach nooit vergeten. Hij nam me in zijn armen en kuste me, hield me stevig tegen zich aangedrukt en zegende mij tot het merg in mijn beenderen leek te smelten! Daarna viel ik aan zijn voeten en toen ik die baadde in mijn tranen en kussen, zag ik de tekens van de nagels in de voeten van de Verlosser van de wereld. Het gevoel dat ik kreeg bij Hem die alle dingen in handen heeft, zijn liefde, zijn genegenheid en zijn zegen te voelen, was zo dat als ik ooit dat zou mogen ontvangen waarvan ik slechts een voorproefje heb gekregen, ik alles wat ik heb, alles wat ik ooit hoop te worden, zou willen geven om nog eens te voelen wat ik toen gevoeld heb!
[…] Ik zie Jezus niet meer aan het kruis. Ik zie zijn hoofd niet meer gekroond met doornen, of zijn handen doorboord met nagels. Ik zie Hem glimlachen en met uitgestrekte armen tot ons allen zeggen: ‘Kom tot Mij!’