Hoe is het om een gloednieuwe bekeerling te zijn?
Jij kunt nieuwe leden helpen door begrip voor ze te hebben.
Als je in de kerk opgroeit, zijn kerkelijke dingen de normaalste zaak van de wereld. Je bent gewend aan het aantal bijeenkomsten, het kerkgebouw, de kleding die mensen in de kerk dragen. Een toespraak in de avondmaalsdienst houden, tiende en vastengaven betalen, en maandelijks vasten, horen bij je levenswijze. Je leert om het woord van wijsheid na te leven, roepingen te aanvaarden en de wet van kuisheid te gehoorzamen.
Maar voor bekeerlingen is het vaak een uitdaging om zich aan al deze dingen aan te passen. Een getuigenis van het evangelie ontvangen, is uiteraard de eerste stap van lidmaatschap in de kerk van Christus. Maar als je een getuigenis hebt, is het niet vanzelfsprekend dat de overgang naar een leven als lid van de kerk makkelijk is.
De kerk kan heel anders lijken
Ik wil je vertellen hoe het voor mij was. Ik had al sinds mijn dertiende mormoonse vrienden en werd uiteindelijk lid van de kerk toen ik negentien was. Ik had in al die jaren veel over de kerk geleerd, maar toch was de aanpassing moeilijk. De cultuur en gebruiken van de kerk waren zo anders dat ze een beetje raar leken.
Ik groeide in een kerk op die op verschillende vlakken heel anders is dan de kerk die jij gewend bent of leert kennen. In mijn kerk droegen de predikanten en het koor lange gewaden. Tijdens de eredienst — een beetje te vergelijken met onze avondmaalsdienst — gaf de predikant een preek. Hij was de enige die sprak. Elke zondag zegden we samen het Onze Vader op en zongen we dezelfde lofzang. Baby’s werden door besprenkeling met water gedoopt, maar de bevestiging gebeurde pas als ze veertien werden.
We gebruikten druivensap in plaats van water voor het avondmaal en tieners gingen vanaf hun veertiende mee met de volwassenen naar de zondagsschool, waar ze de huidige situatie in de maatschappij bespraken.
Zelfs het gebouw was anders dan de mormoonse kerkgebouwen die ik bezocht had. We hadden een grote kerk die op een Europees kerkgebouw leek, met een hoog, spits dak en grote glas-in-loodramen. Er stond een kruis op de plek waar het koor zat. Voor de kerk stond een prachtige, hoge klokkentoren. Ik vond het geweldig om na de diensten de klok te luiden. Die was zo zwaar dat het touw dat op en neer ging een klein kind van de grond kon tillen.
Ook onze gewoonten en sociale overtuigingen waren anders. Ons werd geleerd dat alcohol drinken en roken in orde was. Verkering hebben als tiener was in orde. Ons werd zelfs geleerd dat seks vóór het huwelijk geen probleem was als je maar geloofde dat je van elkaar hield. We praatten niet over een getuigenis. Ik stond versteld toen ik mijn eerste vasten-en-getuigenisdienst bijwoonde. Dat leek me zo raar. In mijn kerk ging niemand naar voren om over zijn overtuiging te spreken.
Lid worden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen ging niet alleen om nieuwe leerstellingen zoals het voorsterfelijke leven en doop voor de doden aanvaarden. Het was een verandering van cultuur, levenswijze en verwachtingen. Het was moeilijk om aan al die verschillen te wennen.
Ik vond het eerste half jaar na mijn doop erg moeilijk. Ik had er bijna de brui aan gegeven. Alles was zo anders, vooral omdat ik als enige in ons gezin naar de kerk ging. Ik had het nog moeilijk met sommige leerstellingen en voelde me van mijn verleden vervreemd.
Gelukkig waren mijn vrienden in de kerk geduldig, vriendelijk en trouw. Ze namen me mee naar activiteiten, nodigden me uit om bij hen thuis te komen eten of op hun gezinsavond, en ze baden met me. Dat maakte niet alleen een groot verschil uit bij de beslissing om lid te worden van de kerk, maar het hielp me ook om actief te blijven en de nodige kracht te vinden toen mijn getuigenis wankelde. Ik ben hun veel verschuldigd.
In de onderstaande verhalen vertellen twee jonge leden hoe het was om lid van de kerk te worden en hoe ze de nodige kracht kregen. Lees hun verhalen en bedenk hoe je een nieuwe bekeerling of iemand die weer actief wordt, kunt helpen om zich sociaal en cultureel aan te passen en geestelijk te groeien.
Jaren wachten op de doop
Nadat ik in mijn tienerjaren de zendelingen had ontmoet door een cursus Engels, had ik de zendelingenlessen gevolgd, en besloten om lid van de kerk te worden. Mijn ouders reageerden nogal negatief toen ik hun vertelde dat ik me wou laten dopen. Ze wisten niet veel over de kerk en waren bang dat ik in iets gevaarlijks verwikkeld zou raken. Ze dachten dat de kerk mijn opleiding zou dwarszitten en dat ik door alle regels geen plezier in het leven zou hebben. Ze gaven me twee en een half jaar lang geen toestemming om me te laten dopen.
Mijn geloof werd vanaf het begin op de proef gesteld. Tijdens die jaren bad ik voortdurend om kracht en het geloof om te volharden. Ik mocht niet naar de kerk gaan of met leden of zendelingen omgaan. Ik moest mijn geloof en getuigenis zelf met gebed, Schriftstudie en de woorden van hedendaagse profeten voeden. Ik kon niet aan de vele interessante programma’s en leuke activiteiten deelnemen.
Toen ik naar Rome verhuisde om te studeren, werd mijn bisschop een ware vriend die me bijstond toen mijn ouders erg kwaad waren. Hij leerde me dat ik toch van mijn ouders moest houden.
Toen ik me uiteindelijk liet dopen, waren er veel leden van de wijk aanwezig om me te steunen. Ik ging bij het koor en vond er veel nieuwe vrienden. Ik voelde me thuis omdat ze me vriendschap boden en aardig voor me waren.
Als we trouw aan de leringen van Jezus Christus blijven en zijn voorbeeld volgen door anderen lief te hebben en om hen te geven, zien nieuwe bekeerlingen en onderzoekers in dat we menen wat we zeggen.
Ottavio Caruso komt uit Italië en is momenteel op zending.
Er niet bij horen
Ik werd lid van de kerk toen ik dertien was. Ik had een getuigenis van het evangelie, maar ook een knagend gevoel dat ik er in de kerk niet echt bij hoorde. Iedereen kende de lofzangen en de verhalen uit de Schriften, maar ik niet. Iedereen herinnerde zich de jeugdwerkactiviteiten of gezinsavondlessen, maar ik had geen van beiden ooit bijgewoond.
Maar bovenal leek iedereen dezelfde interesses en opinies te hebben — soms zelfs een heel sterke opinie die lijnrecht tegenover de mijne stond — over allerlei onderwerpen, van films tot politiek, en in de interpretatie van bepaalde Schriftteksten. Soms keek ik naar al die jaknikkers en dacht: ‘Jullie zijn goede mensen en ik ben ook een goed mens. Maar we zijn gewoon te verschillend. Ik hoor hier niet thuis.’
Ik heb vele jaren met die gevoelens geworsteld. Op een dag herinnerde ik me en herlas ik het verhaal in Lukas 19 over Zacheüs. Hij was niet populair en men dacht dat hij een zondaar was omdat hij tollenaar was. Maar toen Jezus door de stad trok, klom Zacheüs in een boom om over de menigte heen te kunnen kijken. Het kon hem niet schelen wat anderen van hem dachten. Door in die boom te klimmen — en zichzelf van de menigte af te zonderen — had hij een prachtige persoonlijke ervaring met de Heiland. Toen ik dat las, besefte ik dat mijn gevoelens van eenzaamheid niet van Christus kwamen. Jezus sloot niemand uit en was vergevensgezind. Hij hield zich bewust bezig met wie veroordeeld en uitgeworpen werden — met wie anders leken.
Ik kan niet zeggen dat ik me sindsdien altijd thuis heb gevoeld. Want dat is niet zo. Maar ik heb geleerd dat de dingen die me anders maken, zoals mijn uiterlijk, de manier waarop anderen naar me kijken, mijn interesses en levensvisie, geen redenen zijn om het op te geven. De kerk heeft onze diversiteit aan talenten, sterke punten en visies juist nodig.
Elaine Vickers woont in Utah (VS).