‘Je moet deze plek verlaten’
De auteur woont in Antofagasta (Chili).
Ik was ongerust omdat we als gezin naar het noorden van Chili verhuisden, maar de woestijn werd ons beloofde land.
Toen ik vroeger in het Boek van Mormon las hoe Nephi zijn geïnspireerde vader altijd steunde, dacht ik dat de meeste jongeren in de kerk zoals Nephi waren. Maar toen mijn ouders besloten om naar de woestijn te verhuizen, voelde ik me eerder zoals Laman en Lemuel. Ik wilde mijn thuis niet achterlaten.
Net als Nephi en zijn broers ben ik ‘geboren uit goede ouders’ (1 Nephi 1:1). Ze werden beiden in hun tienerjaren lid van de kerk. Mijn moeder wachtte op mijn vader toen die op zending was. Ze waren actief in de kerk en werkten hard.
Toen ik naar de middelbare school ging, ontstond er in Concepción (Chili) een economische crisis. Banen verdwenen en mijn vader had moeite om nog werk te vinden. Uiteindelijk zocht hij buiten de stad naar werk.
Tijdens zijn zoektocht naar werk kwam hij in de stad Calama, in de mijnstreek in het noorden van Chili, terecht. Hij is ingenieur en vond er een goede baan. Maar hij woonde er alleen, ver van ons vandaan. We zagen hem alleen wanneer hij zich de 32 uur durende busrit naar huis kon veroorloven.
Na enkele jaren waarin we mijn vader maar twee à drie keer per jaar zagen, vond mijn moeder dat er iets moest veranderen. Mijn ouders besloten dat de rest van het gezin naar het noorden moest verhuizen.
We moeten bij onze vader zijn
Mijn jongere broer had er niets op tegen. En mijn oudere zus, die aan de universiteit studeerde, gaf me het goede voorbeeld.
‘Ik zal mijn studie opofferen’, zei ze. ‘We moeten bij onze vader zijn.’
Iedereen stond achter de beslissing om te verhuizen, behalve ik. Ik wilde ook bij mijn vader zijn, maar ik verzette me tegen veranderingen en persoonlijke offers. Ik had mijn vrienden, kende mijn omgeving, genoot van mijn leven en wilde in Concepción studeren. Ik probeerde mijn moeder er uit alle macht van te overtuigen om niet te verhuizen.
Uiteindelijk zei ze: ‘Jongen, je vader is eenzaam. Hij wil dat we bij hem zijn. Ik wou dat je dat begreep, maar je bent te egoïstisch.’ En ze verzekerde me: ‘We zullen daar kansen krijgen.’
Ik wist in mijn hart dat ze gelijk had, maar mijn hoofd was nog niet overtuigd. Ik had nog geen sterk getuigenis, maar besloot in gebed te vragen of ik met mijn familie mee moest gaan. Ik kreeg een duidelijk antwoord: ‘Je moet deze plek verlaten.’ Ik was verdrietig, maar vertelde mijn ouders dat ik mee zou gaan.
Waar zijn de bomen?
Concepción is een groene plek met veel bomen. Er valt jaarlijks 127 cm neerslag. In Antofagasta, de stad bij Calama waar we zouden wonen, valt er jaarlijks amper 0,25 cm neerslag.
Maar het schokkendste vond ik de reis. We zagen tijdens de lange busrit de geleidelijke overgang van groen naar bruin. Het was verschrikkelijk. Ik vroeg me af waar de bomen waren. Waar waren de koeien in de wei? Ik zag alleen maar zand, stenen en heuvels.
En dat was logisch, want het noorden van Chili is een woestijn. Ik moest denken aan Laman en Lemuel en hoe ze zich voelden toen ze als gezin hun erfland achterlieten en de wildernis introkken.
Ik was heel ongerust toen we in Antofagasta aankwamen. Wat als ik geen vrienden kon vinden? Wat als ik niet aan het gebied gewend kon raken? Wat als ik mijn toekomstplannen niet kon verwezenlijken?
Achteraf gezien had ik niet ongerust hoeven te zijn. Mijn moeder had gelijk over de kansen die ons wachtten – vooral de geestelijke kansen.
Vóór ons vertrek was het evangelie geen prioriteit voor me. De Heer was niet zo belangrijk. Maar in Antofagasta ontmoette ik mensen die me de pracht van het evangelie lieten inzien. Ik kreeg hulp van bijzondere priesterschapsleiders. Ik sloot vriendschappen die ik nog steeds koester. Mijn geestelijke leven veranderde volledig.
Ik ben dankbaar dat ik naar mijn moeder luisterde. Ik ben dankbaar dat de Heer mijn gebed verhoorde. Ik ben dankbaar dat ik de moed had om met mijn familie naar het noorden te verhuizen.
Hier in de woestijn ben ik in de man veranderd die ik nu ben. Hier heb ik me voorgenomen om het evangelie ter harte te nemen, op zending te gaan, in de tempel te trouwen en mijn leven aan de Heer te wijden. Hier heb ik besloten dat ik niet meer zoals Laman en Lemuel wil zijn.
De wildernis werd voor onze familie het beloofde land.