2021
Wat ik als vrijwilliger in een vluchtelingenkamp heb geleerd
Juni 2021


Digitaal thema-artikel

Wat ik als vrijwilliger in een vluchtelingenkamp heb geleerd

De auteur woont in Utah (VS).

Ik werkte als vrijwilliger in het grootste vluchtelingenkamp in Griekenland, en het heeft mijn leven veranderd.

man die de hand van een oudere vrouw vasthoudt

In november 2015 keek ik vanuit mijn warme, comfortabele bed naar een video over de verschrikkelijke vluchtelingencrisis in Griekenland. Tegen de tijd dat de video voorbij was, voelde het alsof mijn hart zou exploderen. Ik wist wat dat bekende gevoel betekende. Ik had een ingeving gekregen, en een paar weken later bevond ik me al middenin het grootste vluchtelingenkamp op het eiland Lesbos.

Zoals ouderling Patrick Kearon van het Quorum der Zeventig tijdens de algemene conferentie heeft gezegd: ‘Men moet deze schrijnende situaties met eigen ogen zien om ze te geloven.’1

Ik kan getuigen dat dit waar is.

Toen ik de onvoorstelbare omstandigheden met eigen ogen had gezien, en toen ik hoorde hoe de vluchtelingen met gevaar voor hun leven het kamp hadden bereikt, vroeg ik aan een man uit Syrië waarom hij zoveel risico’s wilde nemen om daar te komen. Zijn antwoord maakte een einde aan mijn naïeve verbazing:

‘Of we blijven en sterven, of we gaan en sterven misschien.’

Mijn tijd in het vluchtelingenkamp Moria was een van de moeilijkste dingen die ik ooit heb meegemaakt, maar het werd al snel ook een van de meest inspirerende. Eerst dacht ik dat de kleine taken die ik kreeg voor niemand echt een verschil uitmaakten, maar ik heb de ware, onmiskenbare kracht van liefde zelf mogen ervaren.

De invloed van liefde

Op een middag sprak ik met Ebrahim, een nieuwe vriend uit Iran. Hij vroeg hoeveel ik betaald kreeg om in het kamp te helpen. Ik glimlachte, en vertelde Ebrahim dat ik vrijwilliger was. Hij kende dit woord niet, dus ik legde het aan hem uit. Hij was geschokt en vroeg hoeveel geld mijn teamleider verdiende. Ik moest lachen, en vertelde hem dat iedereen in het kamp vrijwilliger was.

Deze informatie deed al snel de ronde, en meer van mijn nieuwe vrienden begonnen erover en vertelden hoe verbaasd ze waren dat we ze wilden helpen zonder daar iets voor terug te vragen. Ze hadden zoiets nog nooit gezien.

Na de vreselijke, onmenselijke manier waarop ze waren behandeld, was hun aanname dat niemand, laat staan vreemdelingen, ze zou helpen gegrond. Veel van hen vertelden me dat ze geen idee hadden wat er met ze zou gebeuren wanneer ze in Europa aankwamen. Wat moet het een geweldige verrassing zijn geweest om van de woeste zee te worden ontvangen met open, zorgzame armen en met nooddekens.

Niet lang nadat deze gesprekken over ons, vrijwilligers, in het kamp waren begonnen, merkte ik iets interessants op. De vluchtelingen begonnen mij met mijn werk te helpen! Ze begonnen afval op te rapen. Ze vroegen of ze konden helpen met het maken en uitdelen van warme dranken tijdens de ijskoude nachten. Ze hielpen met het vouwen, sorteren en verdelen van gedoneerde kleding, en met het opzetten en afbreken van tenten. En tot mijn verbazing waren er aan het einde van mijn dienst bijna geen taken meer voor mij over om uit te voeren.

Ik kon geen zware waterfles dragen zonder dat een man aanbood om hem van mij over te nemen. Ik kon niet afwassen zonder dat vluchtelingen zeiden dat zij dat graag zouden doen. En ik kon geen afvalzak openen zonder dat er een groepje jongens naar mij toe rende om te helpen. De vluchtelingen gooiden zelfs bijna geen afval meer op de grond!

De veranderingen die ik zag in het kamp waren onmiskenbaar.

Toen de sombere dag aanbrak dat ik de mensen waar ik zoveel van was gaan houden moest verlaten, herkende een man op de veerboot mij. Hij kwam naar me toe om me te bedanken voor wat ik had gedaan, en zag dat ik een tweedeklasticket had. Hij stond erop dat ik met hem zou ruilen, en zijn eersteklasticket voor de lange tocht van 14 uur zou gebruiken. Hij vertelde mij dat het zien van het voorbeeld van de vrijwilligers hem had veranderd. Hij wilde ook graag iemand helpen, en het omwisselen van onze tickets was het beste wat hij op dat moment kon doen.

‘Alstublieft’, smeekte hij. ‘Alstublieft.’

Mijn ogen vulden zich met tranen toen ik opnieuw het domino-effect zag dat oprechte liefde en dienstbetoon kunnen veroorzaken.

Het was ontzettend naïef van mij geweest om te denken dat de bekertjes thee die ik uitdeelde voor niemand een verschil uitmaakten.

Wij hebben elkaar nodig

Dankzij deze ervaring heb ik beseft dat deze mensen ons werkelijk nodig hebben. Ze hebben onze tijd, onze donaties, onze liefde en ons voorbeeld nodig. En wij hebben hen nodig.

Wat zou de wereld mooi zijn als we hen niet de rug toekeerden en ze aan hun lot overlieten bij het navigeren van hun nieuwe omstandigheden, maar als we ze zouden omarmen zoals onze Heiland dat zou doen, door ze liefde, saamhorigheid en dankbaarheid te tonen, waardoor zij ook het verlangen zouden krijgen om te dienen wanneer ze hiertoe in staat zijn.

Door de voortdurende vluchtelingencrises over de hele wereld en de verschillende meningen over de manier waarop we ermee om moeten gaan, moet ik vaak denken aan het beginsel in Mosiah 4:19: ‘Want zie, zijn wij niet allen bedelaars? Zijn wij niet allen afhankelijk van hetzelfde Wezen, namelijk God, voor al ons bezit, voor zowel voedsel als kleding, en voor goud en voor zilver en voor alle rijkdommen van allerlei aard die wij bezitten?’

Het is mijn gebed dat wij eens mogen beseffen dat wij inderdaad allen bedelaars zijn. We hebben allemaal soms hulp nodig, en ik geloof nu sterk dat onze hemelse Vader van ons verwacht dat wij leren van het onvermijdelijke lijden dat in het sterfelijk leven om ons heen gebeurt. We kunnen leren om mensen in nood lief te hebben en te dienen.

Ervaringen zoals dienen in een vluchtelingenkamp geven ons de kans om nederiger, begripvoller en medelevender te worden. En ze bieden ons de heilige eer en het voorrecht om onze broeders en zusters de hand te reiken, en ware, volmaakte christelijke liefde voor elkaar te ontwikkelen.

Ik wist al dat God zoveel van de vluchtelingen hield dat Hij anderen zond om ze te helpen. Maar nu begrijp ik ook dat Hij net zoveel van mij houdt en dat ik van hen mag leren.

Aan het begin van mijn dienstbetoon voelde ik me ontmoedigd en nutteloos, en ik wilde zo graag elk probleem oplossen, of tenminste meer doen dan alleen thee serveren aan die mensen die dat zo verdienden. Maar uiteindelijk zag ik de grotere effecten van wat ik daar eigenlijk deed. Wat mijn roeping daar eigenlijk was: het verspreiden van hoop, goedheid en licht in een steeds donkerdere wereld.

Wij zijn allemaal kinderen van hemelse ouders, en we kunnen veel doen om elkaar te helpen, waar we ook zijn.

Noot

  1. Patrick Kearon, ‘Toevlucht voor de storm’, Liahona, mei 2016, 112.