Digitaal thema-artikel
Met vooroordelen op de werkplek omgaan
De auteur woont in Zacatecas (Mexico).
Ik had het er best moeilijk mee dat ik een baan niet kreeg omdat ik lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen ben.
Toen ik jonger was, studeerde ik aan een particuliere universiteit. Ik kon altijd heel goed met de docenten en de rector van de universiteit opschieten. Ik deed het goed als student en de rector en ik hielden contact nadat ik afgestudeerd was.
Op een dag in 2010 sprak ik met de rector. Ze zei dat de universiteit een paar docenten extra kon gebruiken. Ze bood me vanwege mijn vaardigheden en ervaring dan ook een baan als docent aan.
Het was echt een geschenk uit de hemel. Ik was in die periode werkloos en we hadden amper te eten. Lesgeven was dus een droombaan voor me, zodat ik de kost voor mijn vrouw en kinderen kon verdienen.
Ik zei: ‘Natuurlijk. Heel graag.’
Ze zei: ‘Mooi! Het volgende semester begint over vijftien dagen. Vul deze papieren maar in en kom naar de instructiebijeenkomst, dan kunt u daarna aan de slag.’
Onverwacht en onverdiend
Een andere docent zag me de papieren invullen en vroeg wat ik bij het gedeelte over mijn godsdienst zou invullen.
Ik zei: ‘Ik ben lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.’
Hij zei: ‘Dat kunt u maar beter niet invullen. Doet u dat wel, dan leggen ze uw papieren meteen aan de kant.’
Ik vroeg me af: hoezo? Het is de 21e eeuw. Hoe kan godsdienst nu een probleem zijn? Ik vond bovendien dat ik eerlijk moest zijn. Ik vulde alles verder in en stuurde het formulier per e-mail door. De volgende dag wachtte ik op mijn lesrooster als docent. Maar er gebeurde niets.
De dag daarna nam ik contact op met de rector en vroeg haar hoe het zat. Ze zei: ‘Het zit er toch niet in.’
Ik vroeg: ‘Waarom, wat is er aan de hand?’
Ze zei: ‘Uw diploma voldoet niet aan de academische eisen.’
Dat was raar, want zij had me de baan immers aangeboden. De bestuurders vertelden me later hoe het echt zat: ik heb de baan vanwege mijn godsdienst niet gekregen.
De universiteit had geen schriftelijke bepaling of beleidsregel inzake de geloofsopvattingen of godsdienst van de faculteit, dus er was in mijn geval sprake van oneerlijke discriminatie. Ik had het er persoonlijk erg moeilijk mee, maar vooral omdat ik niet wist hoe ik mijn gezin nu moest onderhouden.
God om hulp vragen
Ik moest onder andere denken aan Nephi. Hij was in staat om een boot te bouwen zonder te weten hoe dat moest (zie 1 Nephi 17:7–55; 18:1–4). In het besef dat God me kon leiden en in de behoeften van mijn gezin kon voorzien, heb ik deze moeilijke tijd weten te doorstaan. Toen ik mijn situatie onder de loep nam, hielp mijn hemelse Vader me zodat ik me niet boos voelde. Ik besloot dan ook om het verder maar los te laten. Hij hielp me aandacht voor mijn gezin te hebben en een andere baan als verslaggever te vinden. Dat was een geweldige zegen.
Anderen helpen
Jezus Christus heeft ons het volmaakte voorbeeld gegeven. In plaats van vooroordelen jegens anderen te hebben, kunnen we anderen behandelen zoals Hij dat doet.
In mijn roeping als instituutsleerkracht gaf ik onlangs les over de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (zie Lukas 10:25–37). In het leven lijden we soms pijn die we niet verdienen. We voelen ons misschien vaak als de man die geslagen en beroofd werd, hopend dat iemand ons te hulp komt. Maar in deze gelijkenis wil onze Heiland, Jezus Christus, dat we meer lijken op de Samaritaan of de herbergier, die voor de gewonden zorgde. Dat deed de Heiland ondanks zijn eigen intense afwijzing en pijn zelf ook. Ik realiseerde me dat ik in plaats van de slachtofferrol ook kan kiezen voor een genezende rol.
We kunnen als mens allemaal ons best doen om een goede naaste, vriend, vriendin en burger te zijn. Dat wordt makkelijker als we onze naasten liefhebben en proberen te begrijpen dat mensen fouten maken. Soms pakken die fouten voor ons onplezierig uit. Maar als we begrip en vergeving aan de dag leggen, gaan we anderen leren liefhebben, mensen in nood steunen en de wereld veranderen.
God sterkt ons zodat we anderen in hun moeilijkheden kunnen bijstaan. We moeten er gewoon klaar voor zijn, zodat Hij ons kan leren hoe.