Hoe kan ik vooroordelen opzijzetten?
Zes manieren om vooroordelen opzij te zetten en respect te bevorderen.
Wat kan ik doen om vooroordelen opzij te zetten?
1. Kijk eerst naar jezelf. We kunnen ons erop toeleggen om elke ‘houding of handeling die door vooroordeel wordt ingegeven’ bij onszelf te ontdekken en opzij te zetten.1
President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Wie van ons vooroordelen tegen mensen van een ander ras heeft, moet zich daarvan bekeren!’2
2. Breng begrip op. Neem de tijd om naar iemand te luisteren die met discriminatie te maken heeft gekregen. U kunt daarnaast betrouwbare boeken, films en nieuwsberichten over het onderwerp lezen en bekijken.3
Darius Gray, vooraanstaand Afro-Amerikaans lid en kerkleider, heeft gezegd: ‘Als we ons best zouden doen om naar iemand te luisteren die we onder “de anderen” scharen, en als we die anderen oprecht de kans zouden geven om over hun leven te vertellen, over hun familie, hun verwachtingen, hun verdriet, zouden we niet alleen meer begrip voor hen opbrengen, maar zou dat een grote stap in de richting van genezing van de wonden van racisme zijn.’4
3. Laat uw mening horen. Als u iemand een foutief of negatief denkbeeld over etniciteit hoort uiten, geef dan vriendelijk en duidelijk uw mening.
President Dallin H. Oaks, eerste raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘We moeten als burgers en leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen meer doen om racisme uit te bannen.’5
Ouderling Gerrit W. Gong van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘[We worden] uitgenodigd om de wereld van binnenuit te verbeteren – één persoon, één gezin en één buurt tegelijk.’6
Wat kan ik doen als ik gediscrimineerd word?
1. Vergeef, en krijg er een vriend bij. Als iemand ons kwetst, krijgen we de kans die persoon iets te leren en hem te vergeven, en een band met hem te ontwikkelen.
Toen ouderling Fred A. ‘Tony’ Parker als gebiedszeventiger werkzaam was, zei hij: ‘Telkens als ik het slachtoffer van racisme was, pakte ik de kwestie meteen aan, schonk ik de persoon vergiffenis en maakte ik het onderwerp bespreekbaar. Als iemand iets zegt dat mij kwetst, moet ik een manier zien te vinden om hem duidelijk te maken dat het mij pijn doet. Het is niet alleen een goede gelegenheid om te vergeven, maar ook om een relatie op te bouwen, zodat de persoon mij niet alleen als een Afro-Amerikaan maar als een kind van God ziet. Jezus onderwees in vergevensgezindheid (zie Mattheüs 18:21–35), en Hij leerde ons om iemand die ons heeft gekwetst erop aan te spreken en het probleem uit de weg te ruimen (zie Mattheüs 18:15).’7
2. Leer nuttige lessen uit pijnlijke ervaringen (zie Leer en Verbonden 122:7).
Doopsgezind predikant Amos C. Brown vertelt een verhaal over Howard Washington Thurman. Howard woonde naast een vrouw die zijn familie niet mocht omdat ze zwart waren. Ze gooide zelfs de mest uit haar kippenren in de tuin van de Thurmans.
Toen de vrouw ziek werd, bracht Howards moeder haar een pannetje soep en een boeket rozen. De vrouw vroeg dankbaar waar de bloemen vandaan kwamen. Mevrouw Thurman legde uit: ‘De kippenmest die u over de heg hebt gegooid, heeft God gebruikt om de grond vruchtbaar te maken.’
‘Dat is wat we met kwaadaardigheid moeten doen’, zei eerwaarde Brown. ‘Neem de mest voor lief, maar heb het geloof dat God die zal gebruiken om een rozentuin te kweken.’8
3. Wend u tot Christus voor genezing en leiding. De Heiland uw pijn toevertrouwen en Hem volgen, kan vrede brengen.
Ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat Jezus Christus ons niet alleen van onze zonden verlost door de eisen in te lossen die de gerechtigheid aan ons stelt, maar Hij ‘lost ook de schuld in die de gerechtigheid bij ons heeft, door ons te genezen van en te compenseren voor alle leed dat we onschuldig ondergaan’.9
De Heiland verschaft ons het volmaakte voorbeeld dat we moeten volgen. Hij heeft ons geleerd wat we moeten doen als we worden beledigd (zie Mattheüs 18:15), vervolgd (zie Mattheüs 5:38–48), en zelfs onrechtvaardig ter dood veroordeeld (zie Lukas 23:34).