Digitaal thema-artikel
Wat ik over bekering heb geleerd
De auteur woont in Arizona (VS).
Niets haalt het bij de vreugde van een betere band met God krijgen.
Het grootste deel van mijn leven heb ik met bekering geworsteld. Ik wist dat het belangrijk was en dat ik het moest doen, maar ik begreep het niet helemaal. En omdat het iets was wat ik niet goed deed, raakte ik ontmoedigd als iemand het belang ervan in een toespraak beklemtoonde.
Ik had er zelfs een hekel aan om het woord bekering te horen, omdat het mij confronteerde met het feit dat ik er niet mee bezig was. Het leek wel of ik achterbleef, en hoe langer het probleem aansleepte, hoe verder ik achteropraakte.
Uiteindelijk hoorde ik in de algemene conferentie de volgende uitspraak van toenmalig algemeen jongemannenpresident Stephen W. Owen, en ik begon er anders over te denken: ‘De vreugde van bekering houdt meer in dan de vreugde van een goed leven leiden. Het is de vreugde van vergeving, van opnieuw rein zijn en van dichter bij God leven. Als we die vreugde eenmaal hebben ervaren, voldoet al het andere niet meer.’1
Een andere conferentietoespraak wekte in mij een groter verlangen op om het beter te doen. President Russell M. Nelson zei: ‘Of u nu ijverig het verbondspad bewandelt, van het verbondspad bent afgedwaald, of het pad niet eens kunt zien, ik smeek u om u te bekeren. U zult merken dat u sterker wordt door dagelijkse bekering – door elke dag meer te doen om een beter mens te worden.’2
Toen ik mijn best deed om deze raad op te volgen, vond ik antwoorden op vragen waar ik mee zat, en kreeg ik een beter begrip van de zegeningen van bekering. Maar ik vroeg me af wat ik nog steeds niet begreep over bekering waardoor ik het zo moeilijk had.
Een probleem voor mij was dat ik me niet alle zonden kon herinneren die ik op een bepaalde dag had begaan. Ik wist zeker dat ik sommige vergeten was. Hoe kon ik me van al mijn zonden bekeren als ik ze niet allemaal kon onthouden?
Die vraag had me dwarsgezeten sinds ik als 8-jarige gedoopt was. Ik wist dat ik me moest bekeren, maar welke 8-jarige houdt elke zonde die hij begaat bij, zodat hij zich van die zonden kan bekeren? Ik weet nog dat ik een keer in gebed knielde en zei: ‘Hemelse Vader, ik bekeer me van al mijn zonden!’ Ik betwijfelde dat het voldoende was, maar ik wist niet wat ik nog meer moest doen.
Later vond ik een antwoord in het Boek van Mormon. In Alma 38:14 staat: ‘Zeg niet: O God, ik dank U dat wij beter zijn dan onze broeders; maar zeg liever: O Heer, vergeef mijn onwaardigheid. […] Ja, erken te allen tijde je onwaardigheid voor God.’
Als we onze onwaardigheid voor God erkennen, worden we nederig, wat essentieel is voor bekering. Daarnaast kunnen we onze hemelse Vader vragen om ons de dingen in ons leven te laten zien waarvan we ons moeten bekeren, of die we moeten veranderen of verbeteren. Hij weet beslist wat we moeten veranderen om meer zoals Hij te worden, en Hij zal het ons in ons verstand en ons hart influisteren als we vragen met een oprecht verlangen om te veranderen en ons te bekeren.
De andere moeilijkheid die ik met bekering had, was dat ik het idee om onze zonden te verzaken niet helemaal begreep. In Leer en Verbonden 58:43 staat: ‘Hierdoor zult u weten of iemand zich van zijn zonden bekeert – zie, hij zal ze belijden en ze verzaken.’
Ik geloofde dat het verzaken van onze zonden betekende dat we beloofden om ze nooit meer te begaan. Betekende dit dat als ik ze opnieuw deed, ik ze eigenlijk niet verzaakt had? En toen ik in gebed knielde om mijn zonden te belijden en te verzaken, betekende mijn besef van mijn eigen zwakheden – het feit dat ik de zonde opnieuw zou kunnen herhalen – dat ik mijn zonden niet echt verzaakte? Maar ik heb geleerd dat het verzaken van mijn zonden meer is dan er alleen spijt van hebben. Als ik alleen maar spijt heb, heb ik ze waarschijnlijk niet verzaakt.
Ouderling Dale G. Renlund van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende gezegd: ‘De christelijke schrijver C.S. Lewis heeft over de noodzaak van en de methode voor verandering geschreven. Hij merkt op dat bekering impliceert “terug op de goede weg gezet [te] worden. Een foute som kan worden verbeterd,” zegt hij, “maar alleen door terug te gaan tot u de fout vindt en dan vandaar opnieuw te beginnen, nooit door gewoon door te gaan.” Ons gedrag aanpassen en naar de “goede weg” terugkeren horen bij bekering, maar zijn er slechts een onderdeel van. Ware bekering houdt ook in dat we ons hart en onze wil tot God wenden en de zonde verzaken. Zoals in Ezechiël wordt uitgelegd, betekent bekering dat iemand “zich van zijn zonde bekeert [en] gerechtigheid doet: [hij] geeft het onderpand terug, [en] wandelt overeenkomstig de verordeningen van het leven zonder onrecht te doen” [Ezechiël 33:14–15].’3
Toen ik om hulp bij bekering bad, zei ik tegen mijn hemelse Vader dat ik echt wilde veranderen en dat ik daartoe bereid was. Ik wist dat de Heer me zou helpen. En Hij heeft me ook echt geholpen om te veranderen.
In het begin was de verandering soms niet blijvend en moest ik het opnieuw proberen. Maar onze inzet is belangrijk voor de Heer. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Met de gave van de verzoening van Jezus Christus en de kracht van de hemel om ons te helpen, kunnen we ons wel degelijk verbeteren. En het mooie van het evangelie is dat het proberen beloond wordt, ook al slagen we niet altijd.’4
Nu ik bekering beter begrijp, heb ik meer vertrouwen gekregen in mijn vermogen om deze raad van president Nelson op te volgen: ‘Niets is meer bevrijdend, louterend of cruciaal voor onze vooruitgang dan regelmatige, dagelijkse bekering. Bekering is geen eenmalige gebeurtenis, maar een proces. Bekering is de sleutel tot geluk en gemoedsrust. In combinatie met geloof geeft bekering ons toegang tot de kracht van de verzoening van Jezus Christus.’5
Toen ik de beslissing nam om me beter te bekeren, had ik geen idee dat het zo’n verstrekkende en blijvende invloed op mijn leven zou hebben. We worden er echt voor gezegend. Ik kwam tot het besef dat de ontmoediging die ik had gevoeld van de vijand van mijn ziel kwam, die niet wilde dat ik me bekeerde. Ik kwam er ook achter dat ik niet altijd achterop raakte als ik me niet bekeerde, en dat ik soms gewoon de zegeningen verspeelde die ik had kunnen ontvangen als ik meer moeite had gedaan om te doen wat ik kon doen.
Nu ik mijn best blijf doen om me dagelijks te bekeren, voel ik Gods liefde en leiding op manieren die ik me nauwelijks had kunnen voorstellen. Ik ga niet meer gebukt onder zonde. Ik ben gaan inzien dat bekering echt een voorrecht en een zegen is. Ik begrijp nu wat broeder Owen zei: ‘Als we die vreugde [van bekering] eenmaal hebben ervaren, voldoet al het andere niet meer.’