Jongvolwassenen
De fatsoensnormen: meer dan kleding
Er is veel aandacht voor fatsoen aan de buitenkant. Maar hoe zit het met innerlijk fatsoen?
Velen van ons hebben in de kerk over de fatsoensnormen geleerd. En het is duidelijk waarom – fatsoen is een belangrijk evangeliebeginsel waarmee we onze gedachten en daden kunnen beheersen, evenals de manier waarop we onszelf vertonen. Als we leren hoe we deze en verwante evangeliebeginselen kunnen hanteren en naleven, gaan we meer op onze Heiland lijken.
In onze jeugd hebben we misschien geleerd dat fatsoen voornamelijk om ons uiterlijk draait. Leringen over fatsoen zijn misschien uitsluitend gericht op kleding die te onthullend is of andere aspecten van ons uiterlijk die extreem kunnen zijn, zoals piercings, tatoeages, haardracht of algehele verzorging. Maar fatsoen draait niet alleen om kleding of wat zich aan de buitenkant bevindt – het gaat ook om de binnenkant.
Fatsoen komt tot uiting ‘in onze wijze van kleden, in onze uiterlijke verzorging, in ons taalgebruik en in ons gedrag. Fatsoen weerspiegelt een nederige instelling: u loopt niet met uzelf te koop. U wilt liever “God [verheerlijken] in uw lichaam en in uw geest” (1 Korinthe 6:20; zie ook vers 19).’1
Als we deze volledigere definitie begrijpen en naleven, en ernaar streven om God te verheerlijken, kunnen we al onze daden aan fatsoen afmeten – niet alleen ons uiterlijk.
Onze innerlijke toewijding
Zuster Elaine S. Dalton, voormalig algemeen jongevrouwenpresidente, heeft gezegd: ‘Fatsoen omvat veel meer dan ons uiterlijk. Het is een aangelegenheid van het hart. Het is een uiterlijke manifestatie van innerlijke kennis en toewijding. Het is een teken dat we onze identiteit als [kinderen] van God begrijpen. Het is een teken dat we weten wat Hij van ons verwacht. Het is een uiting van onze verbondsgetrouwheid.’2
Dus als fatsoenlijke kleding een uiterlijke weerspiegeling is van onze innerlijke toewijding om fatsoenlijk te leven, hoe kunnen we die innerlijke toewijding dan ontwikkelen?
Ten eerste moeten we beter begrijpen wie we zijn, wat onze verbonden voor ons betekenen en hoe heilig ons lichaam is. Bovendien kunnen we bedenken wat de echte redenen zijn om ons fatsoenlijk te kleden. Het gaat erom dat we leven zoals God dat wil.
We kunnen ons afvragen: zou ik mij, zoals ik er nu uitzie, in het bijzijn van de Heer op mijn gemak voelen? Zo kunnen we ook aan ons taalgebruik en gedrag denken: ‘U kunt zich afvragen: zou ik deze woorden gebruiken of meedoen aan deze activiteit als de Heer naast me stond? Als u die vragen eerlijk beantwoordt, kan dat tot belangrijke veranderingen in uw leven leiden.’3
Zuster Carol F. McConkie, voormalig eerste raadgeefster in het algemeen jongevrouwenpresidium, heeft gezegd:
‘Fatsoen in kleding, voorkomen, gedachten en gedrag is een persoonlijk getuigenis tot de Heer dat we Hem eren en dat we ons verheugen in de verbonden die we door heilige priesterschapsverordeningen hebben gesloten. […]
‘Onze dagelijkse keuzes aangaande de kleding die we dragen, de woorden die we spreken, de gedachten die we koesteren, de beelden die we bekijken, de muziek die we tot ons nemen, de media die we in ons verstand en hart toelaten, en ons gedrag in het openbaar en in het verborgene, weerspiegelen allemaal hoe goed we dat verbond naleven.’4
We kunnen ons zo op één aspect van fatsoen concentreren dat we niet eens overwegen of we op andere manieren onfatsoenlijk zijn. Waar letten we naast onze kleding op, waar kijken we naar, wat lezen we, waar luisteren we naar, en waar maken we met onze vriend(inn)en grapjes over? Je kunt uiterlijk fatsoenlijk zijn, en vanbinnen toch onfatsoenlijk zijn.
Er zijn veel vormen van gedrag waarvan we misschien niet beseffen dat ze in strijd met de fatsoensnormen zijn, zoals roddelen, anderen oordelen of buitensluiten, hoogmoedig of opschepperig zijn, vloeken of grove taal gebruiken, ons grof of ongepast in het openbaar gedragen, en jaloers zijn. Die eigenschappen en gedragingen zijn een overtreding van andere geboden dan fatsoen, zoals het gebod om je naaste lief te hebben en niet te oordelen. Maar ze tonen ook een gebrek aan nederigheid, zachtmoedigheid en verbondenheid met God – die allemaal met fatsoen te maken hebben.
Innerlijk fatsoen is misschien een nieuwe zienswijze voor ons, maar we kunnen onze denkwijze aanpassen en inzien waarom onze hemelse Vader ons vraagt om in alles fatsoenlijk te zijn. Hij wil dat we ons concentreren op wat we kunnen doen om geestelijk te groeien, anderen te dienen, vriendelijk te handelen en reine gedachten te hebben. Hij wil dat we ons lichaam niet als sieraad gebruiken, maar als werktuig in zijn handen.5
Hoe we anderen fatsoen kunnen bijbrengen
Nu we de fatsoensnormen beter begrijpen, kunnen we die beter aan anderen uitleggen.
We kunnen duidelijk maken dat fatsoen een innerlijke toewijding aan Jezus Christus is, en uitleggen hoe zij een dergelijke toewijding kunnen ontwikkelen.
We kunnen uitleggen dat de fatsoensnormen ons geen gevoel van schaamte voor ons lichaam hoeven te geven. Fatsoen houdt niet in dat we ons lichaam bedekken omdat het slecht is – juist het tegenovergestelde. Ouderling Robert D. Hales (1932–2017) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Wanneer we het geschenk van ons lichaam naar waarde schatten en het doel begrijpen waarvoor het ons is gegeven, zullen we het beschermen en eren door hoe we ons gedragen en kleden.’6
We kunnen ervoor zorgen dat fatsoen zowel aan jongens als meisjes, mannen en vrouwen, wordt uitgelegd. En we kunnen uitleggen dat we zelf de keuze hebben om ‘zelfstandig te handelen en niet om met [ons] te laten handelen’ (2 Nephi 2:26). Dus ook al worden we door de onzedelijkheid van de wereld omringd, we hebben de kracht om zelfbeheersing uit te oefenen en geen ongepaste gedachten te koesteren. Maar we kunnen ook mededogen met anderen hebben en ons best doen om elkaar te helpen onze gedachten en daden in overeenstemming te brengen met wat God van ons vraagt.
Tot slot kunnen we uitleggen dat we fatsoensnormen niet mogen gebruiken om anderen te oordelen. We dienen anderen lief te hebben, welkom te heten en te aanvaarden in plaats van het gevoel te geven dat hun kleding niet deugt. Als we er eerst voor zorgen dat anderen hun goddelijke waarde en identiteit goed begrijpen, gaan ze de beginselen van fatsoen vanzelf toepassen – zowel innerlijk als uiterlijk.
God verheerlijken
Als we ons op innerlijk fatsoen concentreren, zijn we beter in staat om de invloed van de Heilige Geest te voelen. Ouderling Hales heeft gezegd: ‘Ingetogen zijn is nederig zijn, en door nederig te zijn nodigen we de Geest uit om bij ons te zijn.’7 De Geest kan ons ingeven wat we aan moeten trekken, zeggen en doen om in alle opzichten fatsoenlijk en ingetogen te blijven.
Volgens de Schriften zijn we ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat [we] de deugden zou[den] verkondigen van Hem Die [ons] uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht’ (1 Petrus 2:9). We verheerlijken God door ons fatsoenlijke gedrag en uiterlijk. Het gaat niet alleen om onze kleding; het gaat er ook om hoe we het werk verpersoonlijken waartoe we zijn geroepen.
Natuurlijk is Jezus Christus in alle aspecten van het leven ons volmaakte voorbeeld van zachtmoedigheid en fatsoen. Hij wijst altijd op zijn Vader als de bron van zijn macht, niet op Zichzelf. Hij verheerlijkt God in alles wat Hij doet en is. En dat is waar het bij fatsoen echt om gaat.