Leringen van kerkpresidenten
‘Dat ik tot Hem wederkeer.’


Hoofdstuk 1

‘Dat ik tot Hem wederkeer.’

De enige manier om vreugde, waarheid en bevrediging te krijgen, is naar het plan van onze hemelse Vader te leven.

Uit het leven van Spencer W. Kimball

Over de hele wereld houden kerkleden van het jeugdwerkliedje ‘Ik ben een kind van God’, wat een eenvoudige maar leerstellig belangrijke boodschap heeft over wie wij zijn, waarom we hier op aarde zijn en wat de Heer de getrouwen belooft. Zuster Naomi W. Randall schreef de tekst voor het liedje in 1957, toen ouderling Spencer W. Kimball lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was. Aanvankelijk eindigde het refrein, vertaald, met de woorden ‘Leer mij al wat ik moet weten dat ik tot Hem wederkeer.’

Tijdens een ringconferentie luisterde ouderling Kimball naar een groep jeugdwerkkinderen die ‘Ik ben een kind van God’ zongen. Kort daarna maakte hij in een gesprek met een lid van het algemeen jeugdwerkbestuur een opmerking over het liedje. ‘Ik vind het een prachtig kinderliedje,’ zei hij, ‘maar er is één woord dat me dwars zit. Zou zuster Randall het erg vinden als het woord weten werd veranderd in doen?’1

Zuster Randall stemde toe in de verandering. En nu eindigt het liedje met de woorden ‘leer mij al wat ik moet doen dat ik tot Hem wederkeer.’2 Die woorden geven een beginsel weer dat president Kimball zijn hele ambtsperiode heeft beklemtoond: ‘Ieder die aan de vereisten voldoet, kan het celestiale leven verkrijgen. Weten is niet genoeg. Men moet ook doen. Rechtschapenheid is essentieel en verordeningen zijn nodig.’3 Hij leerde dat het evangelie ‘een levenswijze is, het individuele heilsplan, en dat het gebaseerd is op individuele verantwoordelijkheid. Het is ontwikkeld voor de mens, het nageslacht van God. De mens is een god in embryovorm. Hij heeft de zaadjes van het godschap in zich en kan, als hij dat wil, tot grote hoogten stijgen.’4

Leringen van Spencer W. Kimball

Onze hemelse Vader heeft ons in ons voorsterfelijk leven zijn heilsplan geleerd

Toen wij geestelijke wezens waren in zijn tegenwoordigheid, geheel georganiseerd en in staat om te denken, onderzoeken en begrijpen, zei onze hemelse Vader ongeveer het volgende tegen ons: ‘Nu, geliefde kinderen, u hebt zo veel vooruitgang gemaakt in uw toestand als geest als u maar kunt. Voor verdere vooruitgang hebt u een stoffelijk lichaam nodig. Ik heb een plan waardoor u uw groei voort kunt zetten. Zoals u weet, kunt u alleen maar groeien door moeilijkheden te overwinnen.

‘Welnu,’ zei de Heer, ‘we nemen de beschikbare elementen en maken er een aarde van, beplanten die, zetten er dieren op en staan u toe om erheen te gaan. Dat wordt uw testterrein. Wij geven u een overvloedige aarde, ruim voorzien van alles wat u nodig hebt voor uw welzijn en genot, en wij zullen zien of u getrouw blijft en doet wat er van u gevraagd wordt. Ik sluit een contract met u. Als u erin toestemt om uw verlangens in toom te houden en vooruitgang te blijven maken op de weg naar volmaking en godschap door het plan dat ik verschaf, geef ik u een stoffelijk lichaam van vlees en beenderen, en een overvloedige, productieve aarde met zon, water, bossen, metalen, grond en alles wat u nodig hebt om u te voeden, kleden en u van onderdak te voorzien, en u van elk genot te voorzien dat gepast en goed voor u is. Daarnaast stel ik u in staat om uiteindelijk naar Mij terug te keren als u zich betert, hindernissen overwint en u vervolmaakt.’

Het bovenstaande uiterst gulle aanbod namen wij als zoons en dochters van onze hemelse Vader dankbaar aan.5

De Heer gaf duidelijk aan wat het plan inhield, inclusief de voorwaarden en de voordelen. (…) De mens zou keuzevrijheid krijgen zodat hij zijn eigen keuzen kon doen.

Het leven zou uit drie onderdelen of staten bestaan: de voorsterfelijke, de sterfelijke en de onsterfelijke. (…) De prestaties in de ene staat zouden een grote uitwerking hebben op de daaropvolgende staat of staten. Als iemand zijn eerste staat behield, zou hem toegestaan worden de tweede staat ofwel het sterfelijk leven in te gaan als nadere proefperiode. Als hij die tweede staat, zijn aardse ervaring, grootmaakte, zou hem het eeuwige leven wachten.6

Hoewel wij geen herinneringen hebben aan ons voorsterfelijke leven, begrepen wij voorafgaand aan onze komst naar deze aarde wat het doel van ons bestaan hier was. Er werd van ons verwacht dat wij kennis vergaarden, ons schoolden en trainden. We moesten onze driften, verlangens en lusten beheersen en onze grote en kleine zwakheden overwinnen. We moesten zowel actieve als passieve zonden elimineren en de wetten en geboden van onze Vader gehoorzamen. (…)

Wij begrepen dat ons lichaam na een periode, die kan variëren van enkele seconden tot tientallen jaren, in het sterfelijk leven terug zou gaan naar moeder Aarde, naar dat waaruit het geschapen is, en dat onze geest naar de geestenwereld zou gaan, waar wij ons verder zouden voorbereiden op onze eeuwige bestemming. Na een bepaalde periode zou er een opstanding komen, oftewel een hereniging van lichaam en geest, die ons onsterfelijk zou maken en ons in staat zou stellen om verder op te klimmen naar de volmaking en het godschap. Deze opstanding is ons ter beschikking gesteld door het offer van de Heer Jezus Christus, de Schepper van deze aarde, die ons deze onvergelijkelijke dienst bewees — een wonder dat we zelf niet konden verrichten. En zo werd de deur opengedaan naar onze onsterfelijkheid en — als we ons dat waardig betonen — uiteindelijke verhoging in Gods koninkrijk.7

Wij begrepen voorafgaand aan onze komst naar dit tranendal heel goed dat er verdriet, teleurstelling, harde arbeid, bloed, zweet en tranen zouden zijn, maar ondanks dat alles keken we naar beneden en zagen deze aarde die voor ons werd klaargemaakt en zeiden zoiets als: ‘Ja, Vader, ondanks alles kan ik inzien dat ik als een van uw zoons en dochters grote zegeningen kan krijgen. Ik zie in dat ik door een lichaam aan te nemen uiteindelijk net zo kan worden als U, dat ik de gevolgen van zonde kan overwinnen en vervolmaakt kan worden, en ik wil maar al te graag bij de eerste de beste gelegenheid naar de aarde.’ En dus kwamen wij hierheen.8

Het sterfelijk leven is de tijd om ons voor te bereiden God te ontmoeten

Wij sterfelijken die nu op deze aarde wonen bevinden ons in onze tweede staat. Het feit dat wij ons hier bevinden in een sterfelijk lichaam is het bewijs dat we onze eerste staat ‘behouden’ hebben. Onze geest bestaat uit eeuwig materiaal dat bij God voorhanden was en het werd door Hem georganiseerd tot een geestlichaam. Ons geestlichaam maakte een lange periode van groei, ontwikkeling en opleiding door, en toen het de proef met succes had doorstaan, werd het uiteindelijk toegelaten tot deze aarde en het sterfelijk leven.

Eén concreet doel waarom onze geest naar deze aarde ging en er de sterfelijke staat aannam, was om een stoffelijk lichaam te verkrijgen. Dit lichaam zou onderworpen zijn aan alle zwakheden, verleidingen en beperkingen van de sterfelijkheid en zou geconfronteerd worden met de uitdaging om zichzelf te overwinnen.9

U bent niet alleen naar deze aarde gestuurd om plezier te hebben of uw verlangens en lusten te bevredigen (…) en om wat de wereld ‘plezier’ noemt te hebben.

U bent met een ernstig doel naar deze wereld gestuurd. U bent als het ware naar school gestuurd om als mensenkind te beginnen en op ongelooflijke wijze te groeien in wijsheid, oordeelskracht, kennis en kracht.10

Een van de ernstigste menselijke tekortkomingen aller tijden is uitstellen, een gebrek aan bereidheid om meteen je verantwoordelijkheid te aanvaarden. De mens kwam bewust naar de aarde om hier geschoold en opgeleid te worden en zich te ontwikkelen en vervolmaken, maar velen hebben zichzelf laten afleiden en zijn (…) verslaafd geraakt aan mentale en geestelijke luiheid en aan het najagen van wereldse pleziertjes.11

Dit sterfelijke leven is de tijd om ons voor te bereiden God te ontmoeten, onze voornaamste opdracht. Nu we al een lichaam gekregen hebben, dat de permanente tabernakel voor onze geest in de eeuwigheid wordt, moeten we ons lichaam, ons verstand en onze geest trainen. Dan is het voornaamste dat wij dit leven gebruiken om ons te vervolmaken, het vlees te overwinnen, het lichaam aan de geest te onderwerpen, alle zwakheden te overwinnen, onszelf zo te besturen dat we anderen kunnen leiden, en alle nodige verordeningen te verrichten.12

Het evangelie van Jezus Christus geeft onze koers terug naar onze hemelse Vader aan

Als we een bestemming willen vinden waar we nooit eerder zijn geweest, raadplegen we meestal een kaart. (…) De Heer Jezus Christus, onze Verlosser en Heiland, heeft ons een kaart gegeven: een verzameling wetten en geboden waarmee wij de volmaking en uiteindelijk het godschap kunnen bereiken. Die wetten en verordeningen noemen we samen het evangelie van Jezus Christus. En het is het enige plan waardoor de mens verhoogd kan worden. De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is de enige drager van de volheid van dit programma van onschatbare waarde dat ter beschikking staat aan allen die het aanvaarden.13

De Heer heeft zijn koninkrijk in deze tijd hersteld met al zijn gaven, krachten en zegeningen. Welke kerk u ook bedenkt, zij kan u misschien lang bezighouden en u enige mate van gemoedsrust, geluk en zegen brengen, en u naar de sluier dragen en u daar laten vallen. Maar de Kerk van Jezus Christus pakt u op aan deze kant van de sluier en, als u naar haar geboden leeft, draagt ze u naar de andere kant van de sluier alsof die er niet was, en door naar de eeuwigheid en de verhoging.14

Het evangelie van Jezus Christus is het eeuwige heilsplan. Het is het plan dat is opgesteld en aangekondigd door God, de eeuwige Vader, voor het heil van allen die het geloven en gehoorzamen.15

Om het doel van het eeuwige leven, de verhoging en het godschap te bereiken, moet men in het koninkrijk ingewijd worden door middel van de doop, op de juiste wijze verricht; men moet de Heilige Geest ontvangen door de oplegging van bevoegde handen; een man moet door bevoegde priesterschapsdragers tot het priesterschap geordend worden; men moet in het huis van God begiftigd en verzegeld worden door de profeet die de sleutels daartoe draagt, of door iemand aan wie hij die sleutels heeft gedelegeerd; en men moet een rechtschapen, zuiver, rein en dienstbaar leven leiden. Niemand kan het eeuwige leven ingaan door een andere dan de juiste deur — namelijk Jezus Christus en zijn geboden.16

Jezus vervolmaakte zijn leven en werd onze Christus. Het onbetaalbare bloed van een god werd vergoten en Hij werd onze Heiland. Zijn volmaakte leven werd gegeven en Hij werd onze Verlosser. Zijn verzoening stelde ons in staat om terug te keren naar onze hemelse Vader.17

We kunnen alleen maar de grote, heerlijke en wonderbaarlijke zegening van de verzoening van de Heiland ontvangen en de volledige heilbrengende uitwerking daarvan genieten als we ons bekeren.

Wij zijn zo dankbaar dat onze hemelse Vader ons heeft gezegend met het evangelie van bekering. Het is essentieel voor het hele evangelieplan. Bekering is de wet van groei die de Heer ons heeft gegeven, het is zijn beginsel van ontwikkeling en zijn plan voor ons geluk. Wij zijn erg dankbaar dat wij zijn zekere belofte hebben dat zonde en dwaling gevolgd kan worden door oprechte, voldoende bekering, en dat dit wordt beloond met vergiffenis.

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’, heeft de Meester gezegd (Matteüs 11:28).

Wat zo heerlijk is aan bekering, is dat de Schriften net zo vol staan met verzekeringen van de Heer dat Hij ons zal vergeven als ze vol staan met zijn geboden om ons te bekeren, ons leven te veranderen en het volledig in overeenstemming te brengen met zijn geweldige leringen.

God is goed. Hij wil ons graag vergeving schenken. Hij wil dat wij ons vervolmaken en dat wij ons beheersen. Hij wil niet dat Satan en anderen ons leven beheersen. Wij moeten leren dat het onderhouden van de geboden van onze hemelse Vader de enige manier is tot volledige zelfbeheersing, de enige manier om vreugde, waarheid en vervulling te bereiken in dit leven en in de eeuwigheid.19

De schatkist van geluk wordt ontsloten voor hen die het evangelie van Jezus Christus in al zijn zuiverheid en eenvoud naleven. (…) De verzekering van het hoogste geluk, van een succesvol leven hier en de verhoging en het eeuwige leven hierna, vallen hen ten deel die zich voornemen om hun leven te leiden in overeenstemming met het evangelie van Jezus Christus en zich vervolgens consequent aan de uitgezette koers houden.20

Alleen de kloekmoedige getrouwen ontvangen de verhoging

Als wij getrouw zijn, zullen wij vooruitgang maken — niet alleen tot de onsterfelijkheid, maar tot het eeuwige leven. Onsterfelijkheid betekent voor altijd in het toegewezen koninkrijk leven. Eeuwig leven is de verhoging ontvangen in de hoogste hemel en in familieverband leven.21

Onlangs zei iemand dat er maar één ding was dat hem aan de mormoonse kerk niet beviel, en dat was de bewering dat het de enige kerk was waardoor iemand gered kon worden. Ik zei: “O, maar dat beweren we niet. Wij stellen dat ieder die goed godsdienstig is, en ieder goed mens die niet godsdienstig is, gered zal worden. Er zijn alleen verschillende niveaus van redding (…).’22

Zij die werelds hebben geleefd, gaan naar een telestiaal koninkrijk, waarvan de heerlijkheid gelijk staat aan de sterren.

Zij die fatsoenlijk, eerlijk, respectabel en goed hebben geleefd, gaan naar een terrestriaal koninkrijk, waarvan de heerlijkheid gelijk staat aan de maan.

Zij die in Christus geloofd hebben, de wereld hebben verzaakt, de Heilige Geest als gids hebben gebruikt en bereid zijn geweest om al wat zij hadden op het altaar te leggen, zij die de geboden van God hebben onderhouden, gaan naar een celestiaal koninkrijk, waarvan de heerlijkheid gelijk staat aan de zon.23

Op onze levensweg is duidelijk aangegeven wat het goddelijke doel is — de kaart van het evangelie van Jezus Christus wordt aan reizigers ter beschikking gesteld en de bestemming van het eeuwige leven is duidelijke aangegeven. Onze Vader wacht vol hoop op die bestemming. Hij verlangt ernaar zijn terugkerende kinderen te begroeten. Maar helaas zullen velen daar niet aankomen.24

Waarom bereiken slechts enkelen de verhoging in het celestiale koninkrijk? Niet omdat het hun niet ter beschikking stond, niet omdat zij niet wisten dat het beschikbaar was, niet omdat ze het getuigenis ervan niet ontvingen, maar omdat zij de moeite niet wilden doen om hun leven in orde te brengen en het op dat van de Heiland te laten lijken en dat zo goed te doen dat ze tot het einde toe die ingeslagen weg bleven bewandelen.25

Er zijn (…) veel leden van de kerk die laks en zorgeloos zijn en die van alles voortdurend uitstellen. Zij leven het evangelie nonchalant na, niet met toewijding. Zij voldoen aan sommige vereisten, maar zijn niet kloekmoedig. Zij begaan geen grote overtredingen, maar voldoen gewoon niet aan de vereisten, zoals bidden, tiende betalen, het woord van wijsheid naleven, gezinsgebed houden, vasten, bijeenkomsten bijwonen, dienstbaar zijn in de kerk (…).

De Heer zet de goede verlangens, hoop en bedoelingen van iemand niet om in werken. Dat moet eenieder voor zichzelf doen (…).

Alleen de kloekmoedigen worden verhoogd en ontvangen de hoogste graad van heerlijkheid, vandaar de zinsnede ‘velen [worden] geroepen, maar weinigen gekozen’ (LV 121:40). De Heiland heeft het als volgt gezegd: ‘(…) eng is de poort en smal is de weg die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.’ En daar staat tegenover: ‘(…) wijd is [de poort] en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan’ (Matteüs 7:13–14).

Het is waar dat veel heiligen der laatste dagen na hun doop en bevestiging als lid van de kerk hun begiftiging hebben ontvangen en in de heilige tempel zijn getrouwd en verzegeld, omdat zij meenden dat zij daarmee verzekerd zijn van de zegeningen van de verhoging en het eeuwige leven. Maar dat is niet zo. Er zijn twee fundamentele vereisten waaraan elke ziel moet voldoen om de grote zegeningen te krijgen die hem worden aangeboden. Hij moet de verordeningen ontvangen en moet getrouw zijn en zijn zwakheden overwinnen. Daarom worden niet allen die zich heiligen der laatste dagen noemen, verhoogd.

Maar voor die heiligen der laatste dagen die kloekmoedig zijn, die getrouw en geheel aan de vereisten voldoen, zijn de beloftes zo heerlijk dat het onbeschrijflijk is:

‘Dan zullen zij goden zijn, want zij hebben geen eind; daarom zullen zij van eeuwigheid tot eeuwigheid zijn, want zij gaan verder; dan zullen zij boven alles zijn, omdat alle dingen aan hen onderworpen zijn. Dan zullen zij goden zijn, omdat zij alle macht hebben, en de engelen zijn aan hen onderworpen’ (LV 132:20).26

Als men beseft hoe enorm, overvloedig en heerlijk dat ‘alles’ is wat de Heer belooft te geven aan zijn getrouwen, dan is dat de prijs in geduld, geloof, opoffering, zweet en tranen meer dan waard. De zegeningen van de eeuwigheid die in dit ‘alles’ besloten liggen, brengen de mens onsterfelijkheid en eeuwig leven, eeuwige groei, goddelijk leiderschap, eeuwig nakomelingschap, volmaking en, met dat alles, godschap.’27

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–IX voor meer informatie.

  • Neem de derde alinea op pagina 2 en de derde hele alinea op pagina 3 door, waarin president Kimball ons voorsterfelijke reactie op het plan van onze hemelse Vader beschrijft. Waarom zouden we zo gereageerd hebben?

  • Lees de derde en vierde hele alinea’s op pagina 4. Hoe vindt u plezier in het leven zonder uw ‘ernstige doel’ uit het oog te verliezen?

  • Bestudeer president Kimballs leringen over de doelen van het sterfelijk leven op pp. 4–5. Gezien in het licht van deze leringen, waarom zou uitstellen ‘een van de ergste tekortkomingen van de mens’ zijn? Hoe kunnen we die neiging overwinnen?

  • Volgens president Kimball is het evangelie Jezus Christus net als een wegenkaart die ons naar de verhoging leidt (pp. 5–7). Bedenk waarom u op deze reis bent en wat u kunt doen om vooruitgang te blijven maken.

  • Wat denkt u dat het betekent om kloekmoedig te zijn in het evangelie? (Zie voor voorbeelden pp. 8–10 en het verhaal op p. 1.) Waarom is het niet voldoende lid van de kerk te zijn en het evangelie te kennen om verzekerd te zijn van verhoging in het celestiale koninkrijk?

Relevante schriftteksten: Jakobus 1:22; Alma 34:30–41; 3 Nephi 27:13–22; LV 76:50–93; Abraham 3:22–26

Noten

  1. Robert D. Hales,‘Friend to Friend: I Am a Child of God’, Friend, maart 1978, p. 9.

  2. Lofzang 195.

  3. Conference Report, april 1964, p. 94; of Improvement Era, juni 1964, p. 496.

  4. The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball (1982), p. 28.

  5. ‘Absolute Truth’, Ensign, september 1978, p. 5.

  6. The Miracle of Forgiveness (1969), p. 4.

  7. The Miracle of Forgiveness, pp. 5–6.

  8. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 31.

  9. The Miracle of Forgiveness, p. 5.

  10. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 31.

  11. The Miracle of Forgiveness, p. 7.

  12. ‘Beloved Youth, Study and Learn’, Life’s Directions (1962), pp. 177–178.

  13. The Miracle of Forgiveness, p. 6.

  14. The Teachings of Spencer W. Kimball, pp. 49–50.

  15. Conference Report, oktober 1978, p. 108; of Ensign, november 1978, p. 71.

  16. The Miracle of Forgiveness, p. 6.

  17. ‘President Kimball Speaks Out on Profanity’, Ensign, februari 1981, p. 5.

  18. ‘The Gospel of Repentance’, Ensign, oktober 1982, p. 5.

  19. Ensign, oktober 1982, p. 2.

  20. The Miracle of Forgiveness, p. 259.

  21. Conference Report, oktober 1978, p. 109; of Ensign, november 1978, p. 72.

  22. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 50.

  23. Conference Report, oktober 1978, p. 109; of Ensign, november 1978, p. 72.

  24. The Miracle of Forgiveness, p. 19.

  25. The Teachings of Spencer W. Kimball, pp. 51–52.

  26. The Miracle of Forgiveness, pp. 7–9.

  27. The Miracle of Forgiveness, p. 311.