Leringen van kerkpresidenten
Zelf de Schriften ontdekken


Hoofdstuk 6

Zelf de Schriften ontdekken

Ieder van ons kan zegeningen ontvangen door zich te verdiepen in de Schriften.

Uit het leven van Spencer W. Kimball

Toen Spencer W. Kimball veertien jaar was, hoorde hij Brigham Youngs dochter Susa Young Gates op een ringconferentie spreken over het lezen van de Schriften: ‘Ze hield een vurig betoog voor het lezen van de Schriften en ze ons eigen maken; vervolgens vroeg ze het ongeveer duizendkoppige gemengde publiek: “Hoevelen van u hebben de Bijbel helemaal gelezen?”

‘(…) Ik werd overspoeld door een enorm schuldgevoel. Ik had al veel boeken, strips en lichte lectuur gelezen, maar mijn beschuldigende hart zei: “Spencer Kimball, jij hebt dat heilige boek nog nooit gelezen. Waarom?” Ik keek om mee heen, naar de mensen voor me en aan beide zijden van de zaal om te zien of ik de enige was die dat heilige boek nog niet had gelezen. Van de duizend aanwezigen waren er misschien zes die trots hun hand opstaken. Ik zakte in elkaar op mijn stoel. Ik dacht niet aan de anderen die ook gefaald hadden, maar had alleen diep van binnen een sterk schuldgevoel. Ik weet niet wat de andere mensen deden en dachten, ik hoorde verder niets meer van de toespraak. Die had zijn uitwerking gehad. Toen de bijeenkomst voorbij was, zocht ik de grote dubbele deuren op en haastte mij naar huis, een straat verder. Ik zette mijn tanden op elkaar en zei tegen mezelf: “Ik doe het. Ik doe het. Ik doe het.’

‘Ik ging door de achterdeur het huis binnen, liep naar de keukenplank waar we de olielampen bewaarden, pakte een volle met een pas bijgeknipte lont, en liep de trap op naar mijn zolderkamer. Daar sloeg ik de Bijbel open en begon bij Genesis, hoofdstuk 1, vers 1. Tot diep in de nacht las ik over Adam en Eva, Kaïn en Abel, Henoch en Noach, van de zondvloed zelfs tot Abraham.1

Ongeveer een jaar later had Spencer de Bijbel helemaal gelezen. ‘Wat een tevreden gevoel had ik toen ik besefte dat ik de Bijbel van begin tot einde had gelezen! En wat een onuitsprekelijke vreugde! En wat had ik een vreugde gevonden in het algehele beeld dat ik van de inhoud had gekregen!’2 Die ervaring liet een blijvende indruk achter en later in zijn leven vertelde hij er vaak over tijdens algemene en gebiedsconferenties.

President Kimball bleef de rest van zijn leven de zegeningen van schriftstudie genieten en moedigde andere mensen aan om dat ook te doen. Ouderling Richard G. Scott, die later lid werd van het Quorum der Twaalf Apostelen, herinnert zich: ‘Ouderling Spencer W. Kimball hield toezicht op ons gebied toen ik zendingspresident was. Ik zag hoe goed hij het Boek van Mormon begreep en het gebruikte bij zijn inspirerende boodschappen voor leden en zendelingen. (…) Hij zei een keer op een zoneconferentie: “Richard, je hebt vandaag een tekst uit het Boek van Mormon gebruikt waarvan ik nooit bedacht zou hebben dat je hem zo kon gebruiken.” Dat was de zorgvuldige voorbereiding op een uiterst belangrijke les die hij me wilde leren. Hij voegde eraan toe: “En dan te bedenken dat ik het boek meer dan 67 keer heb gelezen.” Hij hoefde niet zo duidelijk te zeggen dat ik erg weinig van de Schriften wist en dat ik ze mijn hele leven lang moest overpeinzen en toepassen. Die ene opmerking heeft mij gemotiveerd om mijn hele leven lang meer begrip op te doen van het heilige woord Gods.’3

Leringen van Spencer W. Kimball

De Schriften zijn een kostbaar bezit dat we zelf moeten ontdekken

Soms lijken we de Schriften als te vanzelfsprekend te zien omdat we niet helemaal begrijpen hoe bijzonder het is dat we ze hebben en hoe gezegend we daarmee zijn. We lijken zo gewend te zijn aan onze ervaringen in deze wereld en aan het evangelieonderricht onder ons dat we ons moeilijk kunnen voorstellen dat het ooit anders is geweest.

Maar we moeten inzien dat het nog [niet] zo [lang] geleden is dat de wereld uit de lange nacht van het geestelijke duister kwam die we de grote afval noemen. We moeten iets van de grote geestelijke duisternis aanvoelen die heerste voor die grote dag in het voorjaar van 1820 kwam waarop de Vader en de Zoon aan de profeet Joseph Smith verschenen. Die duisternis was voorzien door de profeet Nephi die hem beschreef als ‘die verschrikkelijke toestand van verblindheid’ waarin de mens het evangelie werd onthouden. (Zie 1 Nephi 13:32.) (…)

Het feit dat ik niet in tijden van geestelijke duisternis ben geboren, waarin de hemelen zwegen en de Geest zich terug had getrokken, vervult mijn ziel met dankbaarheid. Het zonder het woord van de Heer te moeten doen om ons te leiden is net als wandelaars in een uitgestrekte woestijn zijn waar we geen oriëntatiepunten kunnen vinden, of ons in het diepe duister van een grot bevinden waar geen licht is om ons de uitweg te tonen. (…)

Jesaja had het duidelijk over een einde aan de duisternis en het te voorschijn komen van het Boek van Mormon [zie Jesaja 29:11–12]. (…)

En zo begon het wonderbare werk, ja, een ‘wonderlijk en wonderbaar’ werk dat de Heer beloofd had uit te voeren. (Zie Jesaja 29:14.)

Sinds het begin van de herstelling van het evangelie door de profeet Joseph Smith zijn er [miljoenen] exemplaren van het Boek van Mormon gedrukt en gedistribueerd. (…) Er is een ontelbaar aantal bijbels gedrukt, een aantal dat ver uitstijgt boven dat van alle andere werken die ooit zijn uitgegeven. We hebben ook de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde. Naast het feit dat we toegang hebben tot onze dierbare Schriften, hebben we een tot nog toe in de wereldgeschiedenis ongekend scholingsniveau en vermogen om er gebruik van te maken als wij willen.

De profeten vanouds wisten dat er na de duisternis licht zou komen. Wij leven in dat licht, maar begrijpen wij het wel helemaal? Nu de leer van het heil binnen ons bereik is, ben ik bang dat sommigen nog onder de invloed zijn van de ‘de geest van diepe slaap [met] ogen van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen’ (Romeinen 11:8).

(…) Ik vraag ons allen om eerlijk onze prestaties op het gebied van de schriftstudie te evalueren. Het is gewoon om enkele schriftpassages tot onze beschikking te hebben, dat ze als het ware in onze gedachten rondzweven, waardoor we de illusie hebben dat we veel van het evangelie weten. In dat opzicht kan het echt een probleem zijn om een beetje kennis te hebben. Ik ben ervan overtuigd dat eenieder van ons op een zeker moment in zijn leven zelf de Schriften moet ontdekken — niet eenmaal, maar keer op keer.4

Wij dienen de Heer met meer toewijding als wij ons tot de Schriften wenden

Het verhaal van koning Josia in het Oude Testament is heel nuttig om ‘op uzelf toe’ te passen (1 Nephi 19:24). Ik vind het een van de fijnste verhalen in de Schriften.

Josia was nog maar acht jaar oud toen hij de troon in Juda besteeg. Hoewel zijn onmiddellijke voorgangers uitermate goddeloos waren, staat er in de Schriften dat ‘hij deed wat recht is in de ogen des Heren en wandelde op al de wegen van zijn vader David; hij week niet af, rechts noch links’ (2 Koningen 22:2). Dit is des te verrassender als we in aanmerking nemen dat de geschreven wet van Mozes tegen die tijd (slechts twee generaties vóór de vernietiging van Jeruzalem in 587 v.C.) verloren was gegaan en vrijwel onbekend was, zelfs onder priesters in de tempel!

Maar in het achttiende jaar van zijn regering gaf Josia bevel om de tempel te restaureren. Toen had Chilkia, de hogepriester, namelijk het wetboek gevonden dat Mozes in de ark des verbonds had gelegd, en had hij het aan koning Josia overhandigd.

Toen het wetboek aan Josia was voorgelezen, ‘scheurde hij zijn klederen’ en weende hij voor de Heer.

‘Groot is de gramschap des Heren, die over ons ontbrand is, omdat onze vaderen naar de woorden van dit boek niet hebben geluisterd en niet hebben gedaan overeenkomstig al wat voorgeschreven is’ (2 Koningen 22:13).

Vervolgens las de koning het boek aan het hele volk voor, waarop zij allen een verbond sloten om ‘van ganser harte en ganser ziele’ al Gods geboden te gehoorzamen (2 Koningen 23:3). Vervolgens haalde Josia de bezem door het koninkrijk Juda. Hij liet alle afgodsbeelden, heilige plekken en offerplaatsen en andere gruwelen die tijdens de regering van zijn vaderen het land en volk hadden gecorrumpeerd, verwijderen. (…)

‘Vóór hem is er geen koning geweest, die zich zo tot de Here keerde met zijn ganse hart, zijn ganse ziel en zijn ganse kracht, naar de gehele wet van Mozes; en na hem stond zijns gelijke niet op’ [2 Koningen 23:25].

Ik vind echt dat wij ons allen weer tot de Schriften moeten wenden, net als koning Josia, en ze een grote werk in onszelf tot stand moeten laten brengen om ons aan te zetten tot onwankelbare vastberadenheid om de Heer te dienen.

Josia had alleen maar de wet van Mozes. Wij hebben in onze Schriften het volledige evangelie van Jezus Christus. En als er iets vreugde oplevert, dan is het die volledigheid.

Toen de Heer ons dit gaf, nam Hij het niet licht op, want van hem aan wie veel is gegeven, wordt veel geëist. (Lucas 12:48.) Maar hieraan is ook een verantwoordelijkheid verbonden. We moeten de Schriften bestuderen, het gebod van de Heer indachtig (zie 3 Nephi 23:1–5). We moeten ze tot leidraad van ons leven en het leven van onze kinderen nemen.5

Door schriftstudie leren wij levenslessen

Elke les in ethische normen en een goed geestelijk leven is te vinden in de standaardwerken. Hier vinden wij de beloningen van rechtschapenheid en de straffen voor zonde.6

We leren onze levenslessen sneller en beter als we het resultaat van goddeloosheid en rechtschapenheid in andermans leven zien. (…) Als we Job goed leren kennen, leren we ons geloof te behouden in de grootste tegenspoed. Als we de kracht van Jozef in de luxe van het oude Egypte leren kennen, waar hij door een wellustige vrouw werd verleid, en zien dat deze reine jongeman alle duistere krachten van deze verleidster weerstaat, dan zou dat ons als lezer tegen dergelijke zonden moeten sterken. Als we de verdraagzaamheid en kracht van Paulus zien die zijn leven aan zijn zending wijdde, dan zou dat ons moed moeten geven, zelfs als wij gekwetst en beproefd zijn. Hij werd vele malen gegeseld, regelmatig voor de goede zaak gevangengezet, bijna dood gestenigd, leed drie keer schipbreuk, verdronk bijna, en viel ten prooi aan valse, ontrouwe broeders. Paulus bleef zijn roeping trouw, zelfs als hij bijna verhongerde, stikte, kou leed en slecht gekleed was. Toen hij na zijn bovennatuurlijke ervaring eenmaal zijn getuigenis had gekregen, wankelde hij nooit meer. De groei zien die Petrus door het evangelie doormaakt, van een eenvoudig visser — hij werd gezien als iemand zonder cultuur, scholing en kennis — waarbij hij opbloeit tot een groot organisator, profeet, leider, theoloog en leerkracht (…).

Onze kinderen kunnen levenslessen leren door de vasthoudendheid en krachtige persoonlijkheid van Nephi; de goddelijkheid van de drie Nephieten; het geloof van Abraham; de kracht van Mozes; de misleiding en het bedrog door Ananias; de moed, zelfs tot in de dood, van de volhardende Ammonieten; en het onbetwistbare geloof van de Lamanitische moeders, dat zij zo goed overdroegen op hun zonen dat het de jeugdige krijgers van Helaman redde. Geen enkele jeugdige krijger kwam in die oorlog om.

Overal in de Schriften staan voorbeelden opgetekend van bijna elke zwakheid of kracht die de mens eigen is, en de beloningen en straffen die daarbij horen. Je moet wel blind zijn als je door het lezen ervan niet kunt leren hoe je moet leven. De Heer heeft gezegd: ‘Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen’ (Johannes 5:39). En het was diezelfde Heer en Meester in wiens leven wij elke goede eigenschap vinden: goddelijkheid, kracht, beheersing en volmaking. En hoe kan iemand dit geweldige verhaal nu bestuderen zonder er iets van over te nemen in zijn eigen leven?

[In de standaardwerken] staan de biografieën van de profeten en leiders en van de Heer zelf die de mensen leiding geven zodat zij, door hun voorbeeld te volgen, volmaking, geluk en vreugde kunnen ontvangen en in de eeuwigheid hun doel en verwachtingen kunnen vervullen.8

Ieder die de Schriften bestudeert en onderzoekt staat geestelijke kennis ter beschikking

Er zijn nog steeds veel heiligen die de Schriften niet regelmatig bestuderen en overpeinzen en die weinig kennis hebben van de instructies die de Heer de mensenkinderen heeft gegeven. Velen hebben zich laten dopen en hebben een getuigenis ontvangen, en hebben dit ‘enge en smalle pad’ betreden maar hebben de benodigde verdere stap niet genomen om ‘voorwaarts [te streven, zich] vergastend aan het woord van Christus, en tot het einde toe’ te volharden (2 Nephi 31:19, 20; cursivering toegevoegd).

Alleen de getrouwen krijgen de beloofde beloning, namelijk het eeuwige leven. Want we kunnen geen eeuwig leven ontvangen als we geen ‘daders des woords’ zijn (zie Jakobus 1:22) en niet kloekmoedig zijn in gehoorzaamheid aan de geboden van de Heer. En men kan geen ‘dader des woords’ worden zonder eerst een ‘hoorder’ te worden. En ‘hoorder’ worden betekent niet alleen maar wachten tot ons toevallig stukjes informatie bereiken, maar informatie opzoeken, bestuderen, erover bidden en het begrijpen. Want de Heer heeft gezegd: ‘En wie mijn stem niet aanneemt, is niet met mijn stem bekend, en is niet van Mij’ (LV 84:52).9

In de loop der jaren heb ik geleerd dat als wij dit goede persoonlijke doel [om de Schriften te bestuderen] vol energie nastreven, wij echt antwoorden vinden op problemen en dat wij gemoedsrust krijgen. We merken dat de Heilige Geest ons begrip verruimt, dat we nieuwe inzichten krijgen, dat zich voor ons een schriftuurlijk patroon ontvouwt, en dat de leerstellingen van de Heer meer betekenis voor ons krijgen dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden. Als gevolg daarvan krijgen we meer wijsheid om onszelf en ons gezin te leiden.10

Ik vraag iedereen om nu te beginnen de Schriften ernstig te bestuderen, als u dat niet al gedaan hebt.11

Verdiepen we ons in de Schriften, dan leren we onze hemelse Vader en Jezus Christus kennen en liefhebben

Ik heb gemerkt dat als mijn relatie met de Godheid oppervlakkig wordt en het erop lijkt dat God niet naar mij luistert of tot mij spreekt, ík heel ver weg ben. Als ik mijzelf in de Schriften verdiep, wordt de afstand kleiner en keert de spiritualiteit terug. Ik merk dan dat ik intenser houd van hen die ik met heel mijn hart, verstand en sterkte moet liefhebben, en omdat ik meer van hen houd, vind ik het gemakkelijker om naar hun raad te luisteren.12

Ik merk dat ik alleen maar de Schriften hoef te lezen om mijn liefde voor mijn Schepper, het evangelie, de kerk en mijn broeders te vergroten. Ik heb vele uren doorgebracht met lezen in de Schriften. (…) Ik zou niet weten hoe iemand de Schriften kan lezen zonder een getuigenis te krijgen van de goddelijke afkomst ervan en de goddelijke aard van het werk van de Heer, die het woord voert in de Schriften.13

Maar weinigen van de miljarden [op] aarde kunnen met God wandelen zoals Adam, Abraham en Mozes, hoewel de Schriften in de wereld waarin wij leven bijna iedereen ter beschikking staan en de mens daardoor zijn hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, goed kan leren kennen en de vereisten, kansen en verwachtingen van het eeuwige leven te weten kan komen.14

Hoeveel onderzoek de mens ook doet, hij kan God niet ontdekken, maar de Heer heeft zich wel geopenbaard aan zijn dienstknechten, de profeten, en zij hebben ons geleerd wat zijn aard is. Wij kunnen zelf een bevestiging van de waarheid krijgen als we vasten en bidden. Te midden van de theologische stormen om ons heen zijn wij rustig vanwege een eenvoudige, zekere kennis van de Vader en de Zoon, die wij krijgen uit de oude en hedendaagse Schriften en een bevestiging van de Geest. In die kennis vinden wij hoop op het eeuwige leven.15

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–IX voor meer informatie.

  • Neem de verhalen op de pagina’s 67–69 door. Welke uitwerking hebben deze verhalen op u? Vraag u af waar u staat wat betreft het lezen, begrijpen en toepassen van de Schriften. Evalueer uw persoonlijke schriftstudiedoelen.

  • Denk u bij het lezen van de afdeling die op pagina 69 begint eens in dat u het zonder Schriften moest stellen. In hoeverre zou uw leven anders zijn? Wat zijn enkele gevolgen als wij de Schriften te zeer als ‘vanzelfsprekend’ zien?

  • Waarom is het niet genoeg om slechts enkele lievelingsschriftteksten ‘in onze gedachten te hebben rondzweven’? (Zie p. 70.) Wat zou het betekenen om de Schriften keer op keer zelf te ontdekken?

  • President Kimball heeft ons aangemoedigd om het verhaal van koning Josia op onszelf toe te passen (pp. 71–72; zie ook 2 Koningen 22–23). Welke overeenkomsten en verschillen ziet u tussen uw leven en dat van koning Josia en zijn volk?

  • Bedenk welke ‘levenslessen’ u door schriftstudie hebt geleerd. (Zie voor enkele voorbeelden pp. 72–74.)

  • Lees de eerste alinea op p. 75. Noem enkele schriftpassages die u antwoorden op uw problemen en gemoedsrust hebben gegeven.

  • Lees de derde en vierde alinea op pagina 75. Welke uitwerking heeft schriftstudie op uw band met God gehad? Op de band met uw gezinsleden? Op de uitoefening van uw kerkroeping?

Relevante teksten: Amos 8:11–12; 1 Nephi 19:23; Alma 37:8; LV 1:37; 18:33–36

Noten

  1. ‘Read the Scriptures’, Friend, december 1985, binnenzijde vooromslag; zie ook ‘What I Read as a Boy’, Children’s Friend, november 1943, p. 508.

  2. Children’s Friend, november 1943, p. 508.

  3. ‘The Power of the Book of Mormon in My Life’, Ensign, oktober 1984, p. 9.

  4. ‘How Rare a Possession—the Scriptures!’, Ensign, september 1976, pp. 2, 4.

  5. Ensign, september 1976, pp. 4–5.

  6. ‘The Power of Books’ (coauteur Camilla E. Kimball), Relief Society Magazine, oktober 1963, p. 729.

  7. The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball (1982), pp. 131–133.

  8. Relief Society Magazine, oktober 1963, p. 729.

  9. Ensign, september 1976, p. 2.

  10. ‘Always a Convert Church: Some Lessons to Learn and Apply This Year’, Ensign, september 1975, p. 3.

  11. Ensign, september 1976, p. 5.

  12. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 135.

  13. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 135.

  14. Relief Society Magazine, oktober 1963, p. 730.

  15. Faith Precedes the Miracle (1972), p. 67.