2008
Voor het eerst begon mijn moeder vragen te stellen
April 2008


Voor het eerst begon mijn moeder vragen te stellen

Toen de begrafenisauto’s het weggetje naar het kerkhof opreden, werd ik overspoeld door herinneringen. Ik was zo verdrietig over de onverwachte dood van mijn vader dat ik troost zocht in het evangelie en de Schriften. Prediker 3:1 schoot mij te binnen: ‘Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd.’

Toen ik jong was gingen we niet naar een kerk, maar mijn ouders gaven op een christelijke manier blijk van hun geloof door hoe zij anderen hulp boden en hoe zij hun kinderen te kennen gaven dat ze van hen hielden. Mijn ouders hadden elke tijd in mijn leven meegemaakt, uitgezonderd één, en die tijd bezorgde hen veel verdriet, omdat ze niet open stonden voor mijn getuigenis en niets wilden weten van wat ik had gevonden.

Toen ik zeventien was, vertelde goede vrienden mij over de kerk. Het herstelde evangelie beantwoordde vragen waar ik jaren mee gelopen had, maar mijn ouders wilden er niets mee te maken hebben. Toen ik op mijn achttiende tot de kerk toetrad, was alleen mijn oma bij mijn doop. Zij was geen heilige der laatste dagen, maar ze leek mijn geestelijke honger te begrijpen en verzekerde mij dat mijn ouders mijn beslissing eens zouden accepteren.

Ik trouwde kort na mijn doop en verhuisde met mijn man. Een paar jaar later had ik mijn ouders een brief geschreven, waarin ik het over mijn tempelverzegeling had, en over de vreugde die mijn nieuwe geloof mij bracht. Maar ze waren niet echt geïnteresseerd in het evangelie. En nu was mijn vader er niet meer, en bleven mijn moeder en zusje alleen achter.

Mijn gedachten werden onderbroken toen de auto’s stilhielden. Onmiddellijk links van ons merkte ik een monument op dat bedekt was met gebladerte. De inscriptie op de steen leek ons te wenken, maar we gingen naar de plechtigheid aan het graf zonder die te lezen.

Na de plechtigheid verwoordden we onze dank aan onze vrienden en verwanten en namen afscheid. Mijn man, moeder en ik wandelden terug naar het monument. Er bleek een schrifttekst in gegraveerd te zijn die mijn familie voor altijd veranderde: ‘Want zie, dit is mijn werk en mijn heerlijkheid: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39).

Voor het eerst, veertien jaar na mijn doop en bevestiging, begon mijn moeder vragen te stellen. Dankzij het herstelde evangelie kon ik die beantwoorden. Niet lang daarna hebben mijn moeder en zus zich laten dopen. En iets meer dan een jaar later is het tempelwerk voor mijn vader gedaan.

Sinds die dag op het kerkhof zijn er ruim dertig jaar voorbijgegaan. In die tijd zijn verschillende andere familieleden in de tempel aan elkaar verzegeld. Mijn moeder was een aantal jaar een toegewijde ZHV-presidente. Mijn zus trouwde, kreeg kinderen en was vele jaren werkzaam als adviseuse van de lauwermeisjes, jongevrouwenpresidente, en medewerkster van LDS Family Services.

Alles heeft zijn tijd onder de hemel — zo ook een tijd van vreugde en een tijd van verdriet. Ik ben dankbaar dat ik weet dat gebeden op Gods tijd worden verhoord en dat de Schriften ons de woorden des levens schenken waarnaar we op zoek zijn, waarover we nadenken en die we aan elkaar kunnen doorgeven.