2008
De verzoening en geloof
April 2008


De verzoening en geloof

Uit een toespraak in juni 2001 gehouden in een bijeenkomst voor zendingspresidenten in Provo (Utah, VS).

Elder Dallin H. Oaks

Het eerste evangeliebeginsel is geloof in de Heer Jezus Christus. Zonder geloof, zegt de profeet Mormon, zijn we niet geschikt om onder het volk van ’s Heren kerk te worden gerekend (zie Moroni 7:39). Het eerste gebod dat Jehova aan de kinderen Israëls gaf was: ‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’ (Exodus 20:3). We moeten de Heiland altijd op de eerste plaats zetten. Dit krachtige idee — dat we geloof moeten hebben en de Heer op de eerste plaats moeten zetten — lijkt eenvoudig, maar in de praktijk vinden velen het moeilijk.

In de Schriften staat dat geloof ontstaat door het horen van het woord Gods (zie Romeinen 10:17). Het woord van God, dat tot ons komt door de Schriften, door profetische leringen, en door persoonlijke openbaring, leert ons dat we kinderen van God de eeuwige Vader zijn. Het leert ons aangaande de ware identiteit en zending van zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, onze Redder en Verlosser. Indien ons geloof in de Heer Jezus Christus gebaseerd is op die waarheden dan kan dat omschreven worden als de overtuiging en het vertrouwen dat God ons kent,van ons houdt, en onze gebeden hoort en verhoort op de wijze die voor ons het beste is.

Geloof in de Heer is vertrouwen op de Heer. We kunnen niet echt op de Heer vertrouwen als we niet volledig op zijn wil en zijn timing vertrouwen. Bijgevolg kan ons geloof, hoe groot het ook is, geen resultaat opleveren dat ingaat tegen de wil van God in wie wij ons geloof hebben gesteld. Denk daaraan als uw gebeden niet beantwoord lijken te worden op de manier of op het tijdstip dat u dat verlangt. Geloofsoefening in de Heer Jezus Christus is altijd onderworpen aan de regels van de hemel en aan de goedheid, wil, wijsheid en timing van de Heer. Zulk soort geloof en vertrouwen in de Heer geeft ons echte zekerheid en gemoedsrust.

We kijken allereerst naar onze Heiland, Jezus Christus. Hij is ons voorbeeld, niet de populaire sportheld of filmster. Evenzo moeten we dure speeltjes en vermakelijkheden niet tot het belangrijkste in ons leven verheffen, omdat we daarmee het tijdelijke boven het eeuwige stellen. Ons voorbeeld – onze eerste prioriteit – is Jezus Christus. Wij moeten van Hem getuigen en elkaar leren hoe we zijn leringen en zijn voorbeeld met ons leven kunnen verweven.

De Heiland bouwt ons op

President Brigham Young (1801–1877) heeft ons praktisch advies gegeven hoe we Jezus Christus kunnen herkennen. ‘Het verschil tussen God en de duivel’, zei hij, ‘is dat God schept en formeert, terwijl de duivel slechts wil vernietigen.’ Dat belangrijke voorbeeld geeft aan hoe wezenlijk ‘de tegenstelling in alle dingen’ (2 Nephi 2:11) is.

Denk eraan dat onze Heiland, Jezus Christus, ons altijd zal opbouwen en ons nooit zal neerhalen. We moeten aan de hand van dit krachtige voorbeeld gaan bekijken hoe wij onze tijd gebruiken, met inbegrip van hoe wij ons ontspannen en vermaken. Denk eens aan de boeken, tijdschriften, films, tv-programma’s en muziek die wij met onze klandizie populair hebben gemaakt. Is dat het soort amusement waarmee de kinderen Gods worden opgebouwd of neergehaald?

In mijn leven heb ik een sterke neerwaartse trend in het amusement gezien: datgene wat de kinderen Gods opbouwde, is vervangen door beelden en uitvoeringen die deprimerend, onterend en vernietigend zijn. Het krachtige, onderliggende idee hierbij is dat wat de mens opbouwt het doel van de Meester dient, en dat wat neerhaalt het doel van de tegenpartij dient. Wij scharen ons elke dag achter het ene of het andere doel door de steun die wij er in gedachte en daad aan geven. Dat zou ons moeten doordringen van onze plicht om het goede te steunen en die steun zodanig te geven dat het Hem, wiens lijden ons hoop verschaft en wiens voorbeeld ons richting geeft, welgevallig is.

Lijden maakt deel uit van bekering

Het centrale idee in het evangelie van Jezus Christus is — samen met de algehele opstanding het krachtigste idee in dat evangelie — de verzoening van onze Heiland. Wij dienen Hem. Het is van groot belang dat wij de rol van de verzoening in ons eigen leven en in dat van anderen begrijpen. Daarvoor is het van essentieel belang dat we het verband tussen gerechtigheid, barmhartigheid, de verzoening en de rol van lijden en bekering in dit goddelijke proces begrijpen.

De vreselijke eisen die de gerechtigheid stelt aan hen die de wetten van God hebben geschonden — de staat van ellende en eindeloze kwelling beschreven in de Schriften — kunnen ondervangen en weggevaagd worden door de verzoening van Jezus Christus. Het verband tussen de gerechtigheid aan de ene kant en de barmhartigheid en de verzoening aan de ander kant is het kernidee van het evangelie van Jezus Christus.

Het Boek van Mormon leert ons dat de Heiland de mensen niet in hun zonden zal verlossen: ‘De goddelozen [blijven] alsof er geen verlossing was teweeggebracht, uitgezonderd de verbreking van de banden des doods’ (Alma 11:41). De Heiland is gekomen om de mensen van hun zonden te verlossen op de voorwaarden van bekering (zie Helaman 5:11).

Eén van die voorwaarden van bekering is geloof in de Heer Jezus Christus, met inbegrip van geloof en vertrouwen in zijn zoenoffer. Amulek onderwees: ‘Hij die geen geloof tot bekering oefent [is] aan de gehele wet van de eisen der gerechtigheid […] blootgesteld; daarom is het grote en eeuwige verlossingsplan alleen van kracht voor hem die geloof tot bekering heeft’ (Alma 34:16). Dit maakt duidelijk dat de onboetvaardige overtreder voor zijn eigen zonden moet lijden. Betekent het ook dat iemand die zich bekeert in het geheel niet hoeft te lijden, omdat de gehele straf door de Heiland wordt gedragen? Dat kan niet de strekking van dit vers zijn, omdat het onverenigbaar zou zijn met de andere leringen van de Heiland.

Alma 34:16 betekent dat iemand die zich bekeert niet hoeft te lijden zoals de Heiland voor die zonde heeft geleden. Zondaren die zich bekeren zullen wel in zekere mate lijden, maar door hun bekering en de verzoening hoeven ze niet de volledige, hevige en eeuwige kwelling te ondervinden die de Heiland voor die zonden heeft ondergaan.

President Spencer W. Kimball (1895–1985), die uitgebreid is ingegaan op bekering en vergeving, heeft verklaard dat persoonlijk lijden een belangrijk onderdeel is van bekering. ‘Pas dan is iemand aan zijn bekeringsproces begonnen als hij intens voor zijn zonden heeft geleden. (…) Als iemand niet heeft geleden’, zei hij, ‘heeft hij zich niet bekeerd.’2

De Heiland onderwees in dit beginsel toen Hij zei dat zijn zoenoffer bestemd was ‘voor allen die een gebroken hart en een verslagen geest hebben; en voor niemand anders kan aan de doeleinden der wet worden voldaan’ (2 Nephi 2:7). De werkelijke boetvaardige die met een gebroken hart en een verslagen geest tot Christus komt, heeft voor zijn zonden een pijn- en lijdensproces doorgemaakt. Hij of zij begrijpt de betekenis van Alma’s verklaring dat alleen iemand die zich werkelijk heeft bekeerd wordt gered. Alma de Jonge begreep dit maar al te goed. Lees zijn woorden in Mosiah 27 en in Alma 36.

President Kimball heeft gezegd: ‘Vaak denkt men dat men zich bekeerd heeft en voor vergeving in aanmerking komt als het enige wat men gedaan heeft, is verdriet onder woorden brengen of spijt hebben van de betreurenswaardige gebeurtenis.’3

Er is een groot verschil tussen het verdriet naar Gods wil dat een smartelijke bekering in de hand werkt (zie 2 Korintiërs 7:10) en het gemakkelijke en relatief pijnloze verdriet omdat de zonde aan het licht is gekomen of het misplaatste verdriet dat Mormon omschrijft als ‘de droefheid van de verdoemden, omdat de Heer hun niet altijd zou toestaan behagen te scheppen in zonde’ (Mormon 2:13).

We moeten een grote verandering doormaken

Waarom is het noodzakelijk dat we als onderdeel van onze bekering lijden voor ernstige overtredingen? Vaak denken we dat het gevolg van bekering louter de reiniging van zonde is, maar dat is een onvolledige kijk op de zaak. Iemand die zondigt is als een boom die gemakkelijk buigt in de wind. Op een winderige en regenachtige dag buigt de boom zo ver door dat de bladeren de grond raken en besmeurd worden met modder, ofwel met zonde. Als we ons slechts richten op de reiniging van de bladeren, zal de zwakheid in de boom, waardoor die doorboog en de bladeren bevuilde, blijven bestaan. Zo zal iemand die slechts spijt heeft van de zonde, weer zondigen bij de volgende sterke wind. Pas als de boom sterker is geworden, zal herhaling tot het verleden behoren.

Als iemand het bekeringsproces heeft doorlopen dat in de Schriften ‘een gebroken hart en een verslagen geest’ wordt genoemd, doet de Heiland meer dan die persoon van zonde reinigen. Hij geeft hem of haar nieuwe kracht. Die nieuwe kracht is van essentieel belang om het doel van de reiniging te verwezenlijken, namelijk naar onze hemelse Vader terugkeren. Om in zijn tegenwoordigheid te worden toegelaten, moeten we niet alleen rein zijn. We moeten ook veranderd zijn van een zwak zondig mens in een sterk geestelijk mens die in Gods tegenwoordigheid kan vertoeven. We moeten, volgens de schrifttekst, ‘een heilige [worden] door de verzoening van Christus, de Heer’ (Mosiah 3:19). Dat is wat de tekst betekent waar staat dat iemand die zich van zijn of haar zonden heeft bekeerd, die zal verzaken (zie LV 58:43). Je zonde verzaken is meer dan je voornemen om het nooit meer te doen. Verzaken sluit een fundamentele verandering in.

Koning Benjamins toehoorders beschreven die grote verandering als ‘niet meer geneigd zijn om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen’ (Mosiah 5:2). Mensen die een dergelijke verandering in hun hart hebben ondergaan, hebben zich de kracht en de gestalte eigen gemaakt om bij God te wonen. Dat noemen we gered zijn.

Bekering is in elke bedeling gepredikt. De herrezen Heer legde hier nadruk op bij de Nephieten toen Hij ‘het evangelie dat Ik u heb gegeven’ (3 Nephi 27:13) uitlegde: ‘Welnu, dit is het gebod: bekeert u, al gij einden der aarde, en komt tot Mij en laat u dopen in mijn naam, zodat gij door het ontvangen van de Heilige Geest kunt worden geheiligd, zodat gij ten laatsten dage vlekkeloos voor mijn aangezicht kunt staan’ (3 Nephi 27:20).

In hedendaagse openbaring heeft de Heer uitgelegd: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie niet in uw woorden geloven en zich niet in water laten dopen in mijn naam, tot vergeving van hun zonden, opdat zij de Heilige Geest kunnen ontvangen, zullen worden verdoemd, en zullen niet in mijn Vaders koninkrijk komen, waar mijn Vader en Ik zijn’ (LV 84:74).

Vergeving is zeker

Ik besluit met de hoopvolle boodschap die voor ieder geldt, maar in het bijzonder voor hen die vinden dat bekering te moeilijk is. Bekering is een voortdurend veranderingsproces dat alle mensen moeten doorlopen, want ‘allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods’ (Romeinen 3:23). Bekering is mogelijk, en daarna is vergeving zeker.

President Kimball heeft gezegd: ‘Soms gebeurt het, (…) als een boetvaardige terugkijkt en zich pijnlijk bewust wordt van het walgelijke, weerzinwekkende van zijn overtreding, dat hij ineenkrimpt en zich afvraagt: “Zal de Heer mij ooit kunnen vergeven? Zal ik mijzelf ooit kunnen vergeven?” Maar wanneer iemand in opperste wanhoop verkeert en inziet hoe hopeloos zijn positie is, en wanneer hij God om genade smeekt, hulpeloos maar gelovig, dan zal hij de stille zachte, maar indringende, stem tot zijn ziel horen fluisteren: “Uw zonden zijn u vergeven.”’4

Als dat gebeurt gaat de kostbare belofte in vervulling dat God de schuld uit ons hart wegneemt door de verdiensten van zijn Zoon (zie Alma 24:10). Hoe troostrijk is de belofte in Jesaja 1:18: ‘Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw.’ Hoe glorierijk Gods belofte: ‘Wie zich van zijn zonden bekeerd heeft, die ontvangt vergeving, en Ik, de Heer, denk er niet meer aan’ (LV 58:42).

Ik getuig tot u, geliefde broeders en zusters, dat deze woorden waar zijn, dat deze boodschap de leer van Jezus Christus is, het plan van God onze hemelse Vader, waarvan onze Heiland, Jezus Christus, de leidsman en voleinder is. Ik getuig van Jezus Christus, van zijn profeet en van de herstelling van het evangelie in deze laatste dagen door toedoen van Joseph Smith.

Noten

  1. Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe (1954), p. 69.

  2. The Teachings of Spencer W. Kimball, Edward L. Kimball (red., 1982), pp. 88, 99.

  3. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 87.

  4. The Miracle of Forgiveness (1969), p. 344.