2011
Zij moeten veranderen
December 2011


Zij moeten veranderen

Toen ik me liet dopen, wees mijn familie de kerk af. Nu moest ik bedenken hoe ik zou reageren als hun levenswijze in strijd was met de evangeliebeginselen.

Toen ik mij liet dopen, was ik het enige lid van mijn familie die het evangelie aanvaardde. Ik was 19 jaar en ik was blij met mijn doop. De broeders en zusters in de gemeente Panuco 1 in Veracruz (Mexico) heetten me van harte welkom. En zodra ik een jaar lid was van de kerk, begon ik me voor te bereiden op een voltijdzending. Het was geweldig om de ware kerk te kennen, en ik wilde andere mensen over het evangelie vertellen.

Mijn vader, mijn stiefmoeder (mijn moeder was overleden toen ik twaalf was) en mijn drie oudere broers wezen de kerk af toen ik me liet dopen. Helaas reageerde ik daar niet goed op. Ik behandelde ze niet met respect. Ik hield geen rekening met mijn vader of zijn mening. Toen ik hem vertelde dat ik al gauw op zending zou gaan, was hij daar niet blij mee omdat ik dan met mijn werk zou stoppen en ik bovendien wel eens ver weg zou kunnen gaan. Het zat me telkens dwars als de levenswijze van mijn familie in strijd was met mijn principes, wanneer ze bijvoorbeeld op zondag naar tv-programma’s keken of muziek luisterden die ik ongepast vond voor die dag, of als mijn vader me op een vastenzondag vroeg om te komen lunchen.

Ik rechtvaardigde mijn negatieve houding tegenover mijn familie door mezelf te vertellen dat ik niets verkeerd deed — als lid van de kerk moest ik de evangeliebeginselen naleven zelfs als dat mijn familieleden dwarszat. Ik hield mezelf voor dat zij maar moesten veranderen. Door die redenering was de band met mijn vader niet goed. En dat werd nog erger door mijn hoogmoedige houding. Ik ging hier maar mee door en maakte me niet druk om zijn geestelijke welzijn.

Op een dag was ik materiaal voor de instituutsles aan het bestuderen en kwam ik bij 1 Nephi 16, waar Nephi zijn stalen boog breekt, waardoor het moeilijk wordt om aan voedsel te komen. Iedereen begint te morren — Laman en Lemuël, zoals gebruikelijk, en ook hun vader, de profeet Lehi. Nephi maakt een boog en pijl van hout en vraagt zijn vader waar hij heen moet gaan voor voedsel. Zijn vader bidt om leiding en wordt vanwege zijn morren vermaand door de Heer. Lehi reageert daar goed op en neemt zijn rol als leider van de familie en als profeet van de Heer weer op zich. Nephi veroordeelde zijn vader in diens zwakte niet, noch vond hij dat Lehi geen profeet meer moest zijn, zelfs niet toen Nephi zelf met de Heer had gesproken en visioenen had gekregen.

Toen ik dit verhaal las en het begreep, bedacht ik onmiddellijk hoe slecht ik me tegenover mijn familie had gedragen. Ik schaamde me voor mijn houding, omdat ik had gemeend dat ik beter was dan zij, en ik vond het vooral heel erg dat ik mijn vader geen respect had betoond. Het bedroefde me dat ik het niet belangrijk had gevonden om hem in het evangelie te laten delen.

Ik had mijn familieleden niet gezien als de mensen die zij konden worden. Ik had alleen maar naar hun zwakheden gekeken. Van die dag af aan veranderden mijn houding en mijn gedrag geleidelijk. Ik streefde ernaar om mijn vaders meningen altijd te respecteren ondanks de vele keren dat ik het niet met hem eens was. Als hij me uitnodigde voor de lunch als ik aan het vasten was, zei ik dat het me speet dat ik niet bij hem kon komen eten. De programma’s die ze op zondag bekeken en de muziek die ze beluisterden zaten me niet meer dwars, want ik bedacht dat ze nog geen verbond met onze hemelse Vader hadden gesloten zoals ik.

Op een ochtend hielp ik mijn vader met een maaltijd. Ik vertelde hem hoeveel ik van hem hield en dat het me speet dat ik me zo onbeschoft had gedragen. Ik zei dat ik er trots op was dat hij mijn vader was en dat ik graag een goede band met hem wilde hebben.

Toen begon alles te veranderen. De ruzies werden minder en hielden zelfs op. Hoewel ik dacht dat het wel eens heel lang zou kunnen duren voor mijn familie lid van de kerk werd, verbeterde hun houding tegenover de kerk. Geen van deze veranderingen zou hebben plaatsgevonden als ik niet eerst zelf veranderd was.

Toen ik een jaar lid van de kerk was, ging ik op voltijdzending in het zendingsgebied Tijuana (Mexico). Drie maanden voor het einde van mijn zending kreeg ik een brief van mijn familie waarin ze vertelden dat ze het evangelie hadden aanvaard en dat ze zich zouden laten dopen. Toen ik terugkwam, waren ze al lid van de kerk.

In mijn vijftien jaar als lid van de kerk leerde ik een van de grootste lessen door mijn studie van het Boek van Mormon en door de kinderen van God die het dichtst bij mij stonden: mijn familie.

Illustratie Dan Burr