De zending en de bediening van Jezus Christus
Naar een toespraak, gehouden tijdens een devotional aan de Brigham Young University op 18 augustus 1998. Zie voor de volledige tekst in het Engels speeches.byu.edu.
De beste manier om Jezus echt te vereren, is Hem na te volgen.
Als een van de ‘bijzondere getuigen van de naam van Christus in de ganse wereld’ (LV 107:23) geloof ik dat ik Hem het beste dien als ik van Hem spreek en getuig. Allereerst kan ik dezelfde vragen stellen die Hij ooit aan de Farizeeën stelde: ‘Wat dunkt u van de Christus? Wiens zoon is Hij?’ (Matteüs 22:42.)
Ik moet vaak aan die vragen denken als ik spreek met leiders van regeringen of van andere godsdienstige stromingen. Sommigen erkennen dat ‘Jezus een groot Leraar was.’ Anderen zeggen: ‘Hij was een profeet.’ Weer anderen kennen Hem helemaal niet. Dat zou ons eigenlijk niet zo moeten verbazen. Tenslotte hebben slechts relatief weinig mensen de waarheden van het herstelde evangelie die wij hebben. De leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn slechts een kleine minderheid onder hen die zich christenen noemen.
Nephi voorzag onze omstandigheid in deze tijd al eeuwen geleden:
‘Het geschiedde dat ik de kerk van het Lam Gods zag, en haar ledental was klein (…) ; niettemin zag ik dat de kerk van het Lam, die bestond uit de heiligen Gods, zich ook op het gehele oppervlak der aarde bevond; en haar heerschappij op het oppervlak der aarde was gering. (…)
‘En het geschiedde dat ik, Nephi, de macht van het Lam Gods zag, dat die neerdaalde op de heiligen van de kerk van het Lam en op het verbondsvolk des Heren, dat op het gehele oppervlak der aarde was verspreid; en zij waren gewapend met gerechtigheid en met de macht Gods in grote heerlijkheid’ (1 Nephi 14:12, 14).
Die gerechtigheid, macht en heerlijkheid, ja, al onze zegeningen komen voort uit het kennen, gehoorzamen, waarderen en liefhebben van de Heer Jezus Christus.
Tijdens zijn relatief korte tijd in het sterfelijk leven bereikte de Heiland twee allesoverkoepelende doelstellingen. De ene was zijn ‘werk en […] heerlijkheid: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Over de andere zei Hij eenvoudigweg: ‘Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb’ (Johannes 13:15).
Wij kennen zijn eerste doel als de verzoening. Dat was zijn magnifieke zending in het sterfelijk leven. De herrezen Heer verklaarde aan het volk in het oude Amerika wat zijn zending inhield:
‘Ik [ben] in de wereld […] gekomen om de wil te doen van mijn Vader, want mijn Vader heeft Mij gezonden.
‘En mijn Vader heeft Mij gezonden opdat Ik aan het kruis zou worden verhoogd, en opdat Ik, na aan het kruis te zijn verhoogd, alle mensen tot Mij zou kunnen trekken’ (3 Nephi 27:13–14).
Toen Hij zijn rede vervolgde, onthulde Hij zijn tweede doel — ons Voorbeeld zijn: ‘Gij weet de dingen die gij (…) moet doen; want de werken die gij Mij hebt zien doen, die zult gij eveneens doen’ (3 Nephi 27:21).
Ik heb zijn eerste doel gedefinieerd als zijn zending. Ik zou zijn tweede doel willen definiëren als zijn bediening. Laten we deze twee componenten van zijn leven eens nader onder de loep nemen: zijn zending en zijn bediening.
De zending van Jezus Christus: de verzoening
Zijn zending was de verzoening. Die zending was uitsluitend voor Hem bestemd. Daar Hij was geboren uit een sterfelijke moeder en een onsterfelijke vader, was Hij de enige die vrijwillig zijn leven kon neerleggen en het weer op kon nemen (zie Johannes 10:14–18). De heerlijke gevolgen van zijn verzoening waren oneindig en eeuwig. Hij ontnam de dood haar prikkel en maakte het verdriet om het graf tijdelijk (zie 1 Korintiërs 15:54–55). Al vóór de schepping en de val was bekend dat Hij verantwoordelijk was voor de verzoening. De verzoening moest niet alleen de opstanding en onsterfelijkheid voor alle mensen mogelijk maken, maar was ook bedoeld om ons in staat te stellen vergiffenis te krijgen voor onze zonden — op de voorwaarden die Hij had vastgesteld. Door zijn verzoening werd het mogelijk om voor eeuwig met Hem en onze familie herenigd te worden. Dit vooruitzicht noemen wij het eeuwige leven, wat de grootste gave is die God de mens biedt (zie LV 14:7).
Geen ander kon de verzoening tot stand brengen. Geen ander, zelfs niet met de grootste rijkdom en macht, kon ook maar één ziel redden, zelfs niet zijn eigen ziel (zie Matteüs 19:24–26). En het zal van geen enkele andere persoon vereist worden om bloed te vergieten voor het eeuwige heil van een ander mensenwezen. Jezus heeft dit ‘eens voor altijd’ gedaan (Hebrews 10:10).
Hoewel de verzoening tot stand werd gebracht in de tijd van het Nieuwe Testament, voorzegden veel gebeurtenissen in het Oude Testament het belang ervan. Adam en Eva werd geboden offers te brengen als ‘een zinnebeeld van het offer van de Eniggeborene des Vaders’ (Mozes 5:7). Hoe? Door bloedvergieten. Uit eigen ervaring bevestigden zij de Schrifttekst dat ‘het leven van het vlees […] in het bloed’ is (HSV, Leviticus 17:11).
Artsen weten dat de moeilijkheden beginnen zodra er geen bloed meer naar een orgaan toestroomt. Als de bloedstroom naar een been wordt onderbroken, kan er koudvuur optreden. Als de bloedstroom naar de hersenen ophoudt, kan een beroerte het gevolg zijn. Als de bloedstroom door een slagader niet meer normaal is, kan er een hartaanval op volgen. En als een bloeding niet gestelpt wordt, volgt daarop de dood.
Adam, Eva en latere generaties leerden dat als ze het bloed van een dier vergoten, het leven van dat dier werd beëindigd. Niet elk dier was goed genoeg voor hun offerritueel. Het moest een eersteling van de kudde zijn, en het moest vlekkeloos zijn (zie bijvoorbeeld Exodus 12:5). Die vereisten waren een zinnebeeld van het uiteindelijke offer van het vlekkeloze Lam Gods.
Adam en Eva kregen het gebod: ‘Daarom zult gij alles wat gij doet, in de naam van de Zoon doen, en gij zult u bekeren en God voor eeuwig aanroepen in de naam van de Zoon’ (Mozes 5:8). Vanaf die tijd tot aan het midden des tijds bleven dierenoffers een zinnebeeld en voorafschaduwing van de uiteindelijke verzoening die de Zoon van God tot stand zou brengen.
Toen de verzoening volbracht was, vervulde dat grote en laatste offer de wet van Mozes (zie Alma 34:13–14) en maakte een eind aan het gebruik van dierenoffers, dat de mens leerde dat ‘het leven van het vlees […] in het bloed’ is (HSV, Leviticus 17:11). Jezus legde uit dat de elementen van de offers uit het verleden waren ondergebracht in de verzoening en dat ze symbolisch herdacht worden bij het avondmaal. Let nogmaals op verwijzingen naar leven, vlees en bloed:
‘Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage’ (Johannes 6:53–54).
Dankzij de opstanding van Jezus Christus zullen alle mensen uit het graf herrijzen en worden verlost. De Heiland begon al vóór het kruis met het vergieten van zijn bloed, namelijk in de hof van Getsemane. Daar nam Hij het gewicht op Zich van de zonden van alle mensen die ooit zouden leven. Onder die zware last, bloedde Hij daar uit iedere porie (LV 19:18). De kwelling van de verzoening werd voleindigd aan het kruis op Golgota.
De profeet Joseph Smith heeft het belang van de verzoening in het kort als volgt samengevat: ‘De grondbeginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus; dat Hij stierf, werd begraven, ten derden dage verrees en ten hemel opvoer. Al het andere dat verband houdt met onze godsdienst is hier slechts een aanhangsel van.’1
Met dat gezag, en met grote dankbaarheid, spreek en getuig ik van Hem.
De zending van Jezus Christus: ons Voorbeeld
Het tweede verstrekkende doel dat de Heer in het sterfelijk leven had, was om een voorbeeld voor ons te zijn. Zijn aardse bediening bestond uit zijn voorbeeldige leven. Dat omvatte zijn leringen, gelijkenissen en leerredes. Het omvatte zijn wonderen, zijn naastenliefde en de lankmoedigheid die Hij de mensenkinderen betoonde (zie 1 Nephi 19:9). Het omvatte zijn liefdevolle gebruik van priesterschapsgezag. Het omvatte zijn gerechtvaardigde verontwaardiging toen Hij zonde veroordeelde (zie Romeinen 8:3) en toen Hij de tafels van de geldwisselaars omver gooide (zie Matteüs 21:12). En het omvatte alles wat Hem hartzeer opleverde. Hij werd door zijn eigen volk bespot, gegeseld en verstoten (zie Mosiah 15:5) — ja, zelfs verraden door de ene discipel en geloochend door een andere (zie Johannes 18:2–3, 25–27).
Maar hoe geweldig het ook was wat Hij tijdens zijn bediening deed — deze daden waren niet uniek, en zijn dat nog steeds niet. Een oneindig aantal mensen kan het voorbeeld van Jezus volgen. Zijn profeten, apostelen en andere bevoegde dienstknechten hebben soortgelijke daden verricht. Velen zijn om zijnentwil vervolgd (zie Matteüs 5:10; 3 Nephi 12:10). U kent zelf beslist ook eigentijdse broeders en zusters die er oprecht naar streven om het voorbeeld van de Heiland te volgen, maar daar een verschrikkelijke prijs voor betalen.
Maar zo hoort het. Dat is zijn hoop voor ons. De Heer heeft ons gevraagd zijn voorbeeld te volgen. Zijn oproepen zijn glashelder:
-
‘Wat voor [mensen] behoort gij daarom te zijn? Voorwaar, […] zoals Ik ben’ (3 Nephi 27:27; zie ook 3 Nephi 12:48).
-
‘Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken’ (Matteüs 4:19).
-
‘Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb’ (Johannes 13:15; zie ook Johannes 14:6).
Deze en andere teksten zijn niet geschreven als suggesties. Het zijn goddelijke opdrachten! Wij moeten zijn voorbeeld volgen!
Teneinde ons in staat te stellen te handelen naar ons verlangen om Hem te volgen, laten we vijf aspecten van zijn leven overwegen die we kunnen navolgen.
Liefde
Als ik zou moeten vragen aan welk kenmerk van zijn leven u als eerste zou denken, vermoed ik dat u zijn eigenschap om lief te hebben zou noemen. Die eigenschap omvat zijn mededogen, vriendelijkheid, naastenliefde, toewijding, vergevensgezindheid, barmhartigheid, rechtvaardigheid en nog veel meer. Jezus had zijn Vader en zijn moeder lief (zie Johannes 19:25–27). Hij had zijn familie en de heiligen lief (zie Johannes 13:1; 2 Tessalonicensen 2:16). Hij had de zondaar lief zonder de zonde te excuseren (zie Matteüs 9:2; LV 24:2). En Hij leerde ons hoe we blijk kunnen geven van onze liefde voor Hem. Hij zei: ‘Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren’ (Johannes 14:15). En om te onderstrepen dat zijn liefde niet onvoorwaardelijk was, voegde Hij daaraan toe: ‘Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde’ (Johannes 15:10; zie ook LV 95:12; 124:87).
Een andere uiting van de liefde van onze Heiland was zijn dienstbaarheid. Hij diende zijn Vader, en Hij diende de mensen om Hem heen. Wij moeten in beide opzichten zijn voorbeeld volgen. Wij moeten God dienen, wij dienen ‘in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben’ (Deuteronomium 10:12; zie ook 11:13; Jozua 22:5; LV 20:31; 59:5). En we moeten onze naasten liefhebben door ze te dienen (zie Galaten 5:13; Mosiah 4:15–16). Te beginnen met onze gezinsleden. De diepgewortelde liefdesband tussen ouders en kinderen, wordt verder gesmeed door de kinderen in hun periode van volledige afhankelijkheid te dienen. Later in hun leven krijgen plichtsgetrouwe kinderen de kans tot het betonen van wederkerige liefde door hun bejaarde ouders te dienen.
Verordeningen
Een tweede aspect van het voorbeeldige leven van de Heiland was de nadruk die Hij legde op heilige verordeningen. Tijdens zijn bediening in het sterfelijk leven liet Hij zien hoe belangrijk heilsverordeningen zijn. Hij liet Zich door Johannes dopen in de Jordaan. Zelfs Johannes vroeg: ‘Waarom?’
Jezus legde uit: ‘Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen’ (Matteüs 3:15; cursivering toegevoegd). Niet alleen de verordening was van essentieel belang, maar ook het voorbeeld dat Jezus en Johannes gaven.
Later stelde de Heer de verordening van het avondmaal in. Hij legde aan zijn discipelen de zinnebeelden van het avondmaal uit en bediende ze aan hen (zie Matteüs 26:26–28; Marcus 14:22–24; Lucas 24:30).
Onze hemelse Vader heeft ons ook instructies gegeven aangaande verordeningen. Hij heeft gezegd: ‘Zo moet gij ook in het koninkrijk des hemels wedergeboren worden uit water en uit de Geest en gereinigd worden door bloed, ja, het bloed van mijn Eniggeborene; opdat gij geheiligd kunt worden van alle zonde, en de woorden van het eeuwige leven kunt genieten in deze wereld en het eeuwige leven in de toekomende wereld, ja, onsterfelijke heerlijkheid’ (Mozes 6:59).
Tijdens de bediening van de Heer na zijn sterfelijke leven werden de hogere verordeningen voor de verhoging geopenbaard (LV 124:40–42). Hij biedt ons al die verordeningen in zijn heilige tempels. In onze tijd wordt hen die zich goed voorbereid hebben wassingen, zalvingen en begiftigingen geboden (zie LV 105:12, 18, 33; 110:9; 124:39). In de tempel kunnen we ons laten verzegelen aan onze huwelijkspartner, onze voorouders en ons nageslacht (zie LV 132:19). Onze Meester is een God van wetten en orde (zie LV 132:18). Zijn nadruk op verordeningen is een belangrijk onderdeel van het voorbeeld dat Hij ons heeft gegeven.
Gebed
Een derde aspect van de voorbeeldige bediening van de Heer is gebed. Jezus bad tot zijn Vader in de hemel en leerde ons hoe we moeten bidden. We moeten tot God de eeuwige Vader bidden in de naam van zijn Zoon, Jezus Christus, door de macht van de Heilige Geest (zie Matteüs 6:9–13; 3 Nephi 13:9–13; BJS, Matteüs 6:9–15). Ik houd van het hogepriesterlijke gebed in Johannes 17. Daarin communiceert de Zoon vrijelijk met zijn Vader namens zijn discipelen, die Hij liefheeft. Het is een voorbeeld van doelmatig en mededogend gebed.
Kennis
Een vierde aspect van het voorbeeld van de Heer is zijn goddelijke kennis. Zoals eerder gezegd erkennen veel niet-christenen Jezus als een groot leraar. En dat was Hij inderdaad. Maar waarmee onderscheidde Hij zich in zijn onderricht? Was Hij een vaardig instructeur in techniek, wiskunde of wetenschap? Als Schepper van deze wereld, en van andere werelden (zie Moses 1:33), had Hij dat beslist kunnen zijn. Of als Auteur van Schriftuur had Hij heel goed in literair schrijven kunnen onderrichten.
Het kenmerk waardoor zijn onderricht boven dat van alle andere leerkrachten uitstak, was dat Hij onderwees in waarheden van eeuwig belang. Hij alleen kon ons doel in het leven onthullen. Alleen van Hem konden wij vernemen van ons voorsterfelijk bestaan en ons nasterfelijk potentieel.
De Meesterleraar vertelde zijn sceptische toehoorders eens dat ze drie getuigen van Hem hadden:
-
Johannes de Doper
-
Jezus’ daden
-
De woorden van God de eeuwige Vader (zie Johannes 5:33–39).
Vervolgens bood Hij hun een vierde getuige: ‘Onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen’ (Johannes 5:39).
Het woord meent kan aanvankelijk wat vreemd overkomen in die zin. Maar het is van essentieel belang voor de boodschap die Jezus over probeerde te brengen. Hij wist dat veel luisteraars echt meenden dat er eeuwig leven schuilde in de Schriften. Maar ze hadden het mis. De Schriften alleen kunnen ons onmogelijk het eeuwige leven verschaffen. Natuurlijk schuilt er kracht in Schriftuur, maar die kracht komt van Jezus. Hij is het Woord: Logos. In Hem is de kracht van het eeuwige leven: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God’ (Johannes 1:1; zie ook 2 Nephi 31:20; 32:3). En toen bestrafte Jezus hen vanwege hun halsstarrige houding: ‘En toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben’ (Johannes 5:40).
De Meester zou ons kunnen overweldigen met zijn allesovertreffende kennis, maar dat doet Hij niet. Hij respecteert onze keuzevrijheid. Hij gunt ons de vreugde van het ontdekken. Hij moedigt ons aan om ons van onze eigen vergissingen te bekeren. Hij staat ons toe om de vrijheid te genieten die komt door onze bereidwillige gehoorzaamheid aan zijn goddelijke wet. En toch verschaft Hij ons door de manier waarop Hij zijn kennis gebruikt een goed voorbeeld.
Volharding
Een vijfde aspect van de bediening van de Heer is zijn volharding tot het einde. Hij heeft Zich nooit aan zijn opdracht onttrokken. Hoewel Hij zwaarder leed dan wij ooit begrijpen zullen, gaf Hij niet op. Temidden van steeds zwaarder wordende beproevingen volhardde Hij tot het einde van zijn opdracht: verzoening brengen voor de zonden van alle mensen. Zijn laatste woorden aan het kruis waren: ‘Het is volbracht’ (Johannes 19:30).
Toepassing op ons leven
Deze vijf aspecten van zijn leven zijn toe te passen in ons eigen leven. Het beste bewijs van onze verering van Jezus is zeker dat we Hem navolgen.
Als we beginnen te beseffen wie Jezus was en wat Hij voor ons heeft gedaan, kunnen we tot op zekere hoogte begrijpen hoe logisch het eerste grote gebod is: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht’ (Marcus 12:30). Met andere woorden, alles wat we denken en doen en zeggen zou voort moeten vloeien uit onze liefde voor Hem en zijn Vader.
Vraag u af: ‘Heb ik iemand meer lief dan de Heer?’ En vergelijk uw antwoord dan met deze normen die de Heer heeft vastgesteld:
-
‘Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig.’
-
‘Wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig’ (Matteüs 10:37).
Hoe groot de liefde voor familie en vrienden ook is, zij wordt verder vergroot als ze geworteld is in de liefde voor Jezus Christus. Ouderlijke liefde voor kinderen heeft hier en in het hiernamaals meer betekenis vanwege Hem. Alle liefdevolle relaties worden in Hem op een hoger niveau gebracht. Liefde voor onze hemelse Vader en Jezus Christus geeft ons de verlichting, inspiratie en motivatie om een meer verheven liefde voor anderen te hebben.
Verordeningen richten onze dienstbaarheid op doelen met een eeuwige waarde. Ouders dienen te bedenken welke verordening als volgende nodig is voor ieder kind. Huisonderwijzers dienen te bedenken welke verordening als volgende nodig is in elk gezin dat zij bezoeken.
Het voorbeeld in gebed dat de Heiland ons heeft gegeven, herinnert ons eraan dat individueel gebed, gezinsgebed en gebedsvolle uitvoering van onze taken in de kerk een vast onderdeel van ons leven moeten worden. De wil van de Vader kennen en doen, geeft ons geestelijke kracht en vertrouwen (zie LV 121:45). Wij willen aan de kant van de Heer staan.
Kennis ‘van de dingen zoals ze werkelijk zijn en van de dingen zoals ze werkelijk zullen zijn’ (Jakob 4:13) stelt ons in staat om te handelen naar ware beginselen en leerstellingen. Die kennis zal ons gedrag op een hoger niveau tillen. Daden die anders gedreven worden door begeerte en emoties worden overtroffen door daden die voortkomen uit rede en rechtschapenheid.
Als we ons vast voornemen om tot het einde te volharden, vragen we niet om ontheffing uit onze roeping. Het betekent dat we volharden in het nastreven van een goed doel. Het betekent dat we een dierbare die is afgedwaald niet opgeven. En het betekent dat we onze eeuwige familiebanden altijd koesteren, zelfs in moeilijke tijden als er iemand getroffen wordt door ziekte, een handicap of de dood.
Ik bid met heel mijn hart dat de veranderende invloed van de Heer een groot verschil teweeg zal brengen in uw leven. Zijn zending en zijn bediening kunnen ieder van ons nu en voor altijd tot zegen zijn.